ECLI:NL:RBZWB:2020:5043

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
02-190188-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. Fleskens
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksuele handelingen met minderjarige tijdens gangbang op openbare weg

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een meerderjarige verdachte die samen met drie andere jongens seks heeft gehad met een 13-jarig meisje tijdens een gangbang in een auto op de openbare weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 maart 2018 in Tilburg ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het minderjarige slachtoffer, waarbij hij zijn penis in haar mond en vagina heeft gebracht. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de bekennende verklaring als bewijs aangenomen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de gevorderde schade door het bewezen verklaarde feit was veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard, maar heeft de straf niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/190188-19
vonnis van de meervoudige kamer van 21 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1997 te [Geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres [Adres 1]
wonende te [Adres 2]
raadsvrouw: mr. M.K. Durdu-Agema, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte seks heeft gehad met een minderjarig meisje, dat destijds 13 jaar oud was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op zijn bekennende verklaring. Daarnaast kan de pleegperiode worden beperkt tot maart 2018.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de pleegperiode kan worden beperkt tot 3 maart 2018, aangezien verdachte heeft bekend die dag in Tilburg seks te hebben gehad met [Slachtoffer] (hierna: [Slachtoffer] ), die achteraf 13 jaar bleek te zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 3 maart 2018 te Tilburg seks heeft gehad met [Slachtoffer] , die op dat moment 13 jaar oud was, waarbij hij zijn penis in haar mond en vagina heeft gebracht. Zij acht het tenlastegelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de overige pleegperiode zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op
3 maart 2018te Tilburg met [Slachtoffer] , geboren op [Geboortedag slachtoffer] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , te weten dat hij, verdachte zijn penis in de mond en vagina van die [Slachtoffer] heeft gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
15 maanden, met aftrek van voorarrest. Bij de formulering van zijn eis heeft hij rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de leeftijd van [Slachtoffer] en het blanco strafblad van verdachte. Hij acht het strafverzwarend dat verdachte seks heeft gehad met [Slachtoffer] op de openbare weg samen met drie andere jongens. Het feit dat verdachte schuldbewust is, dat het slechts eenmaal is gebeurd en dat het al 2,5 jaar geleden is, heeft hij in het voordeel van verdachte meegewogen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, gelet op de omstandigheden van het geval, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Verdachte heeft [Slachtoffer] namelijk niet gedwongen tot het hebben van seks. [Slachtoffer] vertoonde zelfs wervend gedrag naar hem. Daarnaast heeft verdachte geïnformeerd naar haar leeftijd en niets wees erop dat zij slechts 13 jaar oud was. Op het moment dat hij hiermee werd geconfronteerd, heeft hij openheid van zaken gegeven en zijn verantwoordelijkheid genomen. Als aan hem een straf al dan niet in voorwaardelijke zin mocht worden opgelegd, zal verdachte geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) meer kunnen verkrijgen, waardoor hij niet meer werkzaam kan zijn binnen de sector waarvoor hij een opleiding heeft gevolgd. Dat doet geen recht aan wat er is gebeurd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, toen hij 20 jaar was, samen met drie vrienden in een auto op de openbare weg seks gehad met de destijds 13-jarige [Slachtoffer] . Tijdens deze “gangbang” heeft verdachte zijn penis in haar mond en vagina gebracht.
Uit de inhoud van het dossier is de rechtbank bekend geworden met het feit dat er behoorlijk wat vooraf is gegaan aan deze gebeurtenis. [Slachtoffer] zou zijn gechanteerd met een vakantiefoto, waarna zij seksueel getinte foto’s met meerdere jongens is gaan uitwisselen en vervolgens seksuele handelingen bij meerdere jongens is gaan verrichten, met name pijpen. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij deze gebeurtenissen of dat hij hiervan op de hoogte was. Evenmin blijkt dat er op enige wijze door verdachte druk op [Slachtoffer] is uitgeoefend om seks met hem te hebben.
Desondanks dienen meisjes op die leeftijd zowel tegen zichzelf als tegen personen die op seksueel gebied ge- dan wel misbruik van hen willen maken te worden beschermd. Tussen verdachte en [Slachtoffer] is sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil, in ieder geval in die mate dat zij zich beiden in een andere leeftijdsfase bevonden. Verdachte heeft zich onvoldoende vergewist van de leeftijd van [Slachtoffer] , alvorens seksuele handelingen met haar te verrichten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dit heeft nagelaten.
De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [Slachtoffer] kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van [Slachtoffer] doorkruisen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zo’n inbreuk op de lichamelijke integriteit langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Om die reden heeft de wetgever ervoor gekozen het plegen van seksuele/ontuchtige handelingen met jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren strafbaar te stellen, ook wanneer dat met wederzijds goedvinden gebeurt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, waarbij hij door zijn handelen de algemeen aanvaarde sociaal ethische norm heeft overschreden. De eis van de officier van justitie is in dit kader alleszins te begrijpen. De bijzondere omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van verdachte hebben de rechtbank evenwel doen besluiten in substantiële zin ten gunste van verdachte af te wijken van deze eis. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Ten eerste het feit dat verdachte verantwoordelijk heeft genomen, in die zin dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven en dat hij oprecht overkomt, waar hij beweert dat hij spijt heeft en de situatie vooral voor [Slachtoffer] ernstig vindt. Daarnaast is verdachte vanuit zijn culturele achtergrond beperkt seksueel actief en minder volwassen op dit vlak. Hij heeft zich bij zijn handelen dan ook laten leiden door nieuwsgierigheid. Het was verdachte er niet om te doen om [Slachtoffer] op slinkse wijze te bewegen tot het hebben van seks, waarbij zijn seksuele bevrediging voorop stond. Ook was verdachte zoals gezegd niet bekend met het feit dat er mogelijk meer aan de hand was, waardoor [Slachtoffer] uiteindelijk is overgegaan tot het hebben van seks met oudere jongens. Voor hem was [Slachtoffer] een meisje dat graag seks met hem wilde. Verder heeft het feit inmiddels meer dan 2,5 jaar geleden plaatsgevonden.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging tevens acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De andere persoonlijke omstandigheden waar de rechtbank bij de strafoplegging rekening mee houdt, zijn het feit dat verdachte zijn leven op orde heeft, dat hij bijna is afgestudeerd en daarna op zoek gaat naar een baan. Daarnaast draagt verdachte, onder meer vanwege zijn culturele achtergrond, een zware last met zich mee, nu hij de situatie met niemand in zijn omgeving kan bespreken. Ten slotte houdt de rechtbank, niet in de minste plaats, rekening met het feit dat verdachte dit feit met drie andere personen heeft begaan en slechts twee van de vier worden vervolgd.
De verdediging heeft betoogd verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. De rechtbank vindt echter dat dit, ondanks voornoemde persoonlijke omstandigheden, onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
De rechtbank is van oordeel dat in dit specifieke geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, waarbij geldt dat deze strafmodaliteit ziet op de ernst van het feit en niet is ingegeven door een vrees voor herhaling.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank alles afwegend aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 20.789,58, bestaande uit € 789,58 ter zake van materiële schade en € 20.000,- ter zake van immateriële schade.
Aangezien de bewezenverklaring van het feit is beperkt tot één gebeurtenis op één dag, is de rechtbank van oordeel dat zij in onvoldoende mate kan vaststellen dat de gevorderde schade door dit feit is toegebracht. Gelet op de stand van het onderzoek is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan
uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 oktober 2020.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 24 augustus 2018 te Tilburg en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, met [Slachtoffer] , geboren op
[Geboortedag slachtoffer] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , te weten dat hij, verdachte meermalen zijn penis in de mond en of vagina van die [Slachtoffer] heeft gebracht.

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2018, inhoudende de verklaring van [Slachtoffer] ;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 oktober 2020.