Op 19 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het UWV. De eiseres, een eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW), had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat de ZW-uitkering van een werkneemster met ingang van 15 februari 2019 had beëindigd. Dit besluit was genomen omdat de maximale uitkeringsperiode van 104 weken was verstreken. Het UWV had echter het bezwaar van de werkneemster tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster zich op 18 februari 2017 ziek had gemeld en dat de eiseres niet had voldaan aan de re-integratieverplichtingen, wat leidde tot een loonsanctie. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 21 november 2018, waarin de loonsanctie was opgelegd, waardoor dit besluit in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht het besluit tot beëindiging van de ZW-uitkering had ingetrokken en verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 oktober 2020.