ECLI:NL:RBZWB:2020:5143

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
02-129431-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Sterk
  • mr. Breeman
  • mr. Mullers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in de hals tijdens een vechtpartij

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2020, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 mei 2020 in Roosendaal, waar de verdachte met een mes in de hals van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tijdens een vechtpartij, meermalen snijdende en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer, wat leidde tot ernstige verwondingen. De officier van justitie heeft de poging tot doodslag als wettig en overtuigend bewezen beschouwd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van noodweer en noodweerexces. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte disproportioneel heeft gehandeld en dat er geen sprake was van een noodweersituatie op het moment van de steekpartij. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem een gevangenisstraf van 28 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/129431-20
vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Sittard
raadsman mr. M. Houweling, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de hals van [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden. Dit is primair tenlastegelegd als poging tot doodslag, subsidiair als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake van voorwaardelijk opzet. Door met een mes in een kwetsbaar deel als de hals te steken, neem je het gevolg, dat iemand daardoor kan komen te overlijden, op de koop toe.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de poging tot doodslag vrijspraak bepleit. Verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] . Ook van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling dient verdachte vrijgesproken te worden. In verband met het ontbreken van medische informatie kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De foto’s van de verwondingen en de bevindingen van de agenten ter plaatse, zijn hiervoor onvoldoende. Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen heeft gesneden en/of gestoken in de halsstreek van [slachtoffer] . Verdachte heeft, toen hij op de grond lag en [slachtoffer] naar hem trapte, stekende en snijdende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer] . Toen beiden op de grond lagen heeft verdachte [slachtoffer] vastgehouden en het mes op de halsstreek gezet en een snijdende beweging over de halsstreek. Het is aannemelijk dat hierdoor de grootste verwonding in de hals van [slachtoffer] is ontstaan. Dat getuige [getuige] verklaart dat verdachte een snee maakte over de achterzijde van het hoofd doet daaraan, mede gelet op de plaats van de verwondingen, niet af.
Deze handelingen kunnen, mede gelet op de kwetsbare en vitale plek van het lichaam waarop de handelingen zijn verricht, de dood tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van doodslag. De handelingen van verdachte moeten qua verschijningsvorm ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. Door zijn handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden en heeft hij die kans blijkens zijn wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 mei 2020 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een mes in de halsstreek heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De tenlastelegging bevatte kennelijke taal- en/of schrijffouten. Die zijn door de rechtbank in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat er sprake is van noodweer.
Verdachte is door [slachtoffer] aangevallen. Het is [slachtoffer] die niet alleen eerst de mondelinge confrontatie begon, maar ook begon met de fysieke actie: het duwen en trekken. In eerste instantie heeft verdachte zich met duw- en trekwerk verdedigd. Pas toen verdachte op de grond lag en er herhaaldelijk tegen zijn bovenlichaam en zijn hoofd werd getrapt, heeft verdachte zich genoodzaakt gezien om zich met het mes te verdedigen tegen de almaar doorgaande aanvallen van [slachtoffer] . De verdediging door verdachte was derhalve gericht tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] en verdachte heeft zich in redelijkheid moeten en mogen verdedigen. Verdachte heeft hierbij afwerende stekende en snijdende bewegingen gemaakt om [slachtoffer] op afstand te kunnen houden. Gelet op de positie van verdachte en de situatie kan niet redelijkerwijs van hem gevraagd worden dat hij zich aan de situatie had moeten onttrekken.
Subsidiair is bepleit dat sprake is van noodweerexces. Vanwege de angst en de hevige gemoedsbeweging die is ontstaan als gevolg van de aanval door [slachtoffer] en door het herhaaldelijke geweld van [slachtoffer] , heeft verdachte het mes gepakt en gebruikt ter verdediging. Door deze dusdanig dreigende situatie en het herhaaldelijk geweld is er bij verdachte een hevige gemoedsbeweging ontstaan, waardoor hij in zijn verdediging verder is gegaan dan geboden was.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet voldaan is aan de vereisten voor noodweer. De beweging van verdachte met het mes op [slachtoffer] , alsof hij een doos opensneed, is geen handeling die past bij iemand die zich moest verdedigen tegen een aanval. Tevens volgt uit het dossier niet dat er sprake was van zo’n heftige aanval dat verdachte niet anders kon dan zichzelf verdedigen met een mes. Verdachte had zich met zijn handen en voeten kunnen verdedigen en mogelijk ook nog weg kunnen komen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er tussen verdachte en [slachtoffer] sprake is geweest van een woordenwisseling/ruzie, die is uitgemond in een vechtpartij. Daarbij lijkt [slachtoffer] in eerste instantie de agressor en is hij begonnen met het trappen tegen verdachte. Uit het dossier volgt dat op het moment dat verdachte de handelingen met het mes verrichtte, het trappen tegen het lichaam en hoofd van verdachte door [slachtoffer] al voorbij was. Zij lagen op dat moment, al rollend en vechtend, op de grond. Voor zover er op dat moment nog sprake was van een noodweersituatie heeft verdachte disproportioneel gehandeld door het mes te gebruiken.
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank dat verdachte zelf niet heeft verklaard over een hevige gemoedsbeweging. Verder zitten in het dossier evenmin aanwijzingen die daarop wijzen.
De rechtbank wijst het beroep van de verdediging op noodweer en noodweerexces af.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [slachtoffer] met een mes in de halsstreek te steken en te snijden. [slachtoffer] liep meerdere verwondingen op in zijn halsstreek, waaronder een openstaande snee van ongeveer 10 cm. lang. Gelet op de locatie van het toegebrachte letsel mag verdachte van geluk spreken dat de steekpartij [slachtoffer] niet fataal is geworden. Hoewel het dossier geen actuele informatie bevat over het herstel, valt blijvend letsel in de vorm van ontsierende littekens niet uit te sluiten. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het lijf en leven van [slachtoffer] .
Uit het dossier en wat verdachte op zitting heef verklaard volgt dat een ruzie over kleinere en grotere zaken ten grondslag heeft gelegen aan het incident. Daarbij lijkt [slachtoffer] weliswaar in eerste instantie de agressor en aanstichter van het geweld, maar verdachte heeft hierop buitenproportioneel gereageerd. Het incident vond plaats op klaarlichte dag op een parkeerterrein van een supermarkt. Behalve voor [slachtoffer] is het ook voor de aanwezige omstanders een zeer schokkende gebeurtenis geweest. Dit alles neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het recente verleden meermalen is veroordeeld. Dit betreffen echter met name vermogensdelicten en vernielingen en, behalve een bedreiging, geen geweldsfeiten.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank met name rekening gehouden met de ernst van het feit en de straffen die doorgaans bij dergelijke feiten worden opgelegd. Tevens heeft de rechtbank er acht opgeslagen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat enkel oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden is. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, acht de rechtbank passend. Zij zal deze straf dan ook opleggen. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:Poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sterk, voorzitter, mr. Breeman en mr. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2020.
Mr. Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in in de halsstreek en/of het lichaam te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te Roosendaal aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een openstaande snee van ongeveer 10 cm in de hals, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een mes in de halsstreek en/of het lichaam te steken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in in de halsstreek en/of het lichaam te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB2R020046/Ripasso van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 84.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 12 mei 2020, omstreeks 15.45 uur, was ik, [naam] , op de parkeerplaats van de supermarkt ' [supermarkt] ' gelegen aan de van [adres] te Roosendaal. Aldaar was kort daarvoor een man in zijn hals gestoken met een mes. De man bleek na onderzoek te zijn: [slachtoffer] .
Het proces-verbaal van bevindingen , pagina 11, en de foto’s van het letsel van [slachtoffer] , op pagina 13 tot en met 16, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij aan de linkerkant van zijn nek een open snijwond had. Ik zag dat er meerdere snijwonden rondom deze wond zaten. Ik zag dat de grotere open wond in zijn nek ongeveer 10 centimeter lang was en 1 centimeter open stond. Ik vroeg aan de man op de grond wat er gebeurd was. Ik hoorde dat hij hierop in gebrekkig Engels antwoordde dat hij ruzie had gehad en dat hij wonden had. Ik zag dat de man meerdere snijwonden op zijn handen had en schaafwonden. Ik zag dat de wond in de nek van het slachtoffer open stond. Ik had het vermoeden dat als deze snee iets dieper gezet was, dat het dodelijk kon zijn voor dit slachtoffer. Dit omdat de verdachte gesneden heeft en net niet de slagader geraakt heeft.
Ik zag dat er 3 kleinere sneeën rondom de grote snijwond zaten.
De aanvullende verklaring van getuige [getuige] , pagina 29 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Man 1 begon de ruzie. Ik verstond de mannen niet want ze spraken geen Nederlands. Maar op de manier waarop ze tegen elkaar bezig waren, merkte ik dat er een woordenwisseling bezig was. Ik ben op een afstand, 10 meter ongeveer, gaan kijken. Ik zag dat man 1, degene die dus gestoken is, begon met duwen en trekken. De duw was niet extreem hard want man 2, degene die verdachte is en gestoken heeft, viel niet om. Ik zag dat allebei de mannen de vuisten omhoog deden en een beweging maakten om te beginnen met vechten. Man 2, degene die gestoken heeft, deed zijn rugtas af en ik zag hem hierover struikelen. Ik zag dat hij op de grond terecht kwam. Ik zag dat man 1 begon te trappen, ik weet niet met welk been, richting het bovenlichaam en het hoofd van man 2. Ik zag vervolgens dat man 2 die op de grond lag een donker stanleymes vast had. Man 1 werd door man 2 op de grond getrokken. Hij stond niet zo stevig op zijn benen waardoor hij viel. Ik zag dat allebei de mannen op de grond lagen. Ik zag dat zij begonnen te rollen/vechten op de grond. Ik zag dat man 2 stekende bewegingen maakte richting het bovenbeen, nek en hoofd van man 1. Ik zag dat hij man 1 raakte. Ik zag dat hij het stanleymes op zijn hoofd zette en een beweging maakte alsof hij een doos open sneed.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] door de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij naar het steken, naar de stekende bewegingen naar het hoofd, nek en de benen en dat ik zojuist heb verklaard dat een van de mannen het mes op het hoofd zette. Ja, het was net alsof hij een doos openmaakte. Hij zette het op het hoofd en hij trok het letterlijk naar de andere kant, van oor tot oor. Of hij daarmee diep genoeg heeft gesneden, dat weet ik niet, maar die beweging maakte hij. Echt op het hoofd naar de andere kant van het hoofd. Echt op het hoofd, over de achterkant, dus niet in het aangezicht. Dat bedoelde ik met die beweging, dat je echt in een stuk doorgaat. Ze liggen te stoeien en hij ligt met zijn hoofd op of tussen de arm van de ander en degene met het mes zet het mes op het hoofd en trekt het echt naar zich toe. Net alsof je plakband losmaakt van een doos, zo soepel.