ECLI:NL:RBZWB:2020:5157

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
02-196463-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. Toekoen
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een snackbar in Tilburg door een minderjarige verdachte

Op 26 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een snackbar in Tilburg op 24 maart 2019. De verdachte bedreigde de medewerkers met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarbij een bedrag van ongeveer € 460,- werd gestolen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die was gewijzigd, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, onder andere op basis van getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en tapgesprekken. De verdediging stelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden herkend op camerabeelden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overval had gepleegd en legde een jeugddetentie van 124 dagen op, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 160 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/196463-19
vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2020
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. W.J.M. van der Putten, advocaat te Goirle.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander met (bedreiging van) geweld op 24 maart 2019 te Tilburg een overval heeft gepleegd op [naam 1] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met bedreiging van geweld in vereniging heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes, de getuigenverklaring van mevrouw [naam 2] en op de processen-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de woning van verdachte en het aantreffen van het vest van verdachte. De officier van justitie baseert zich ook op het proces-verbaal van bevindingen over de tapgesprekken, waaruit blijkt dat verdachte wilde vertrekken naar Friesland en dat de vader van verdachte tegen hem heeft gezegd dat verdachte zijn mond moet houden als hij zou worden aangehouden. Tot slot baseert de officier van justitie zich op de NFI-rapportage over het DNA-onderzoek, de camerabeelden en op het feit dat verdachte geen verklaring heeft willen afleggen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Onvoldoende duidelijk is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Verdachte is niet duidelijk te herkennen op de beelden. De dader met het mes loopt hetzelfde als de dader met het vuurwapen. Zij hebben beiden dezelfde soort schoenen aan. Op de school van verdachte zaten veel jongens die op elkaar lijken. Getuige mevrouw [naam 2] heeft van horen zeggen dat verdachte op de beelden bij [naam 8] te zien is en met dat idee heeft zij de beelden bekeken. De tas waarop DNA is aangetroffen, is geen enkele aanwijzing. Het tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen vest lijkt op het vest dat een van de daders aan heeft, maar de logo’s verschillen van elkaar. Niet uit te sluiten valt dat verdachte mogelijk weet wie het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, maar dat hij daar niet over wil verklaren. De vader van verdachte heeft niet gewaarschuwd dat verdachte zijn mond moest houden, maar dat verdachte op moest houden met de onzin op Whatsapp. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Op 24 maart 2019 was aangever de heer [naam 3] aan het werk in [naam 1] in Tilburg. Hij stond achter de toonbank bij de kassa. In de zaak was ook een klant, mevrouw [naam 4] , aan het wachten op haar bestelling. Om 20.47 uur kwamen twee jongens de [naam 1] binnen gerend met bivakmutsen op en donkere kleding aan. De jongens zeiden: “Dit is een overval!”. De slanke jongen bleef bij [naam 4] staan en de stevige jongen liep achter de toonbank. De slanke jongen had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een tas vast. De stevige jongen had een mes in zijn hand. Hij rende naar [naam 3] toe, ging naast hem staan en zei tegen [naam 3] dat hij, [naam 3] , de kassa open moest doen. De stevige jongen zei: “Geld, lade openen!” en wees met het mes naar de borststreek van [naam 3] . Toen de kassalade niet direct open ging, richtte de jongen met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn wapen op [naam 3] . Hij zei: “Lade openen, nu die lade openen!”. De jongen richtte het op een vuurwapen gelijkend voorwerp hierna op [naam 4] . Toen de kassa open was, pakte de jongen met het mes geld uit de kassa. Er werd ongeveer € 460,- meegenomen. De jongens renden vervolgens weg.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat [naam 1] op 24 maart 2019 te Tilburg onder bedreiging van geweld is overvallen door twee daders, waarbij een bedrag van ongeveer € 460,- is gestolen.
Is verdachte een van de daders?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte een van de daders van de overval is. Volgens de verdediging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte betrokken is bij het tenlastegelegde feit.
De rechtbank overweegt dat mevrouw [naam 2] , directrice van de school waarop verdachte ten tijde van het tenlastegelegde zat, een verklaring heeft afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op school geruchten had gehoord dat leerlingen dader 1 op de beelden van [naam 8] herkenden als een leerling van de school. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [naam 2] verdachte herkent als dader 1 uit eigen waarneming. [naam 2] heeft immers aangegeven dat zij na het horen van die geruchten zelf de beelden heeft teruggekeken. Verdachte heeft problemen met zijn motoriek, waardoor zijn linkerarm en –hand een beetje hangen. [naam 2] herkent verdachte op de beelden aan zijn slanke postuur, zijn romp, de manier van lopen, de vorm van zijn hoofd, de manier waarop hij zijn hoofd omhoog tilt, de houding van de linkerarm en -hand en zijn kapsel. Verdachte heeft schoenen met blauwe veters, net als dader 1 op de beelden.
Op 24 maart 2019 om 20:45 uur zat getuige mevrouw [naam 5] op het balkon van haar flat in Tilburg. Onder haar balkon hingen jongeren rond. [naam 5] zag hoe de forse jongen en de magere jongen renden en dat beiden een bivakmuts opzetten. Enkele minuten later zag [naam 5] de jongens weer de hoek om komen rennen vanuit de richting van het [straatnaam 1] . De magere jongen viel en liet een tas van [naam winkel] vallen. Die tas is blijven liggen.
Op ongeveer 100 meter van de [naam 1] werd door de politie een tas van [naam winkel] aangetroffen. Bij verdachte is DNA afgenomen. Dit DNA is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) vergeleken met het DNA-mengprofiel dat is verkregen door middel van bemonstering van beide zijden van de hengels van de tas. Het NFI concludeert dat de bemonstering een relatief kleine hoeveelheid DNA bevat van minimaal twee personen. Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is door het NFI geconcludeerd dat verdachte één van de (minimaal) twee donoren kan zijn van de relatief kleine hoeveelheid DNA in deze bemonstering. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Nadat verdachte bij de politie in beeld is gekomen, heeft de politie een tap geplaatst op zijn telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In een tapgesprek op 28 juli 2019 wordt verdachte verteld dat de politie hem zoekt. Verdachte vraagt dan naar zijn medeverdachte [medeverdachte] : “Wollah, waar is [medeverdachte] . Ik hoor niks van hem.” Op 1 augustus 2019 vertelt verdachte dat hij naar Friesland gaat. De beller zegt: “Iedereen weet wie je bent en wat je hebt gedaan, waarom ga je op de vlucht?”. Verdachte antwoordt: “Nee, niet iedereen weet het. Alleen hun weten het.” De beller vraagt verdachte vervolgens: “Waarom vlucht je weg?” en verdachte antwoordt: “Omdat ik niet gepakt wil worden.” Op 2 augustus 2019 wordt verdachte door zijn vader gebeld, die hem vertelt dat [medeverdachte] is vrijgelaten. Verdachte antwoordt dan: “Ik weet ervan”. De vader van verdachte zegt: “De politie heeft mij vandaag gebeld.” en: “Goed luisteren, hij heeft niet gepraat, dus jij moet daar ook 3 dagen lang je bakkes houden.” De vader zegt ook: “Als ze jou meenemen en je moet daar blijven, ook 3 dagen je mond houden, ik heb niets, ik weet niets, dit, dit, bla bla”. Verdachte antwoordt hierop: “Ik weet, ik weet.”
Voornoemde bewijsmiddelen vragen naar het oordeel van de rechtbank nadrukkelijk om een uitleg van verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting ervoor heeft gekozen geen openheid van zaken te geven. Enkel de verklaring van verdachte dat hij geen herinnering heeft aan die gesprekken is niet voldoende.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, mede gezien de eigen waarneming van de rechtbank van de op de zitting getoonde camerabeelden, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte de dader is die de [naam 1] heeft overvallen met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Zij zal het verweer van de verdediging daarom passeren.
Conclusie
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 maart 2019 te Tilburg samen met een ander de ten laste gelegde diefstal met bedreiging van geweld heeft gepleegd, waarbij ongeveer € 460,- is weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 maart 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, enig geldbedrag (totaal ongeveer 460 euro)
toebehorendeaan [naam 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 3] en [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen op en donkere kleding aan en
- met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij voornoemde [naam 1] naar binnen zijn gegaan en
- dat mes in de richting van die voornoemde [naam 3] heeft gehouden en getoond en gericht en
- dat vuurwapen op die [naam 3] en/of een klant, te weten [naam 4] , heeft gericht en gehouden en
- tegen voornoemde [naam 3] – zakelijk weergegeven - heeft/hebben gezegd “dit is een overval” en “geld, lade openen” en “de kassa openen”;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring middels cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de vierde regel van het tenlastegelegde weggevallen het woord ‘en’. De rechtbank herstelt deze omissie middels cursief en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich niet zal onttrekken aan scholing en/of dagbesteding en dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 160 uren. Het bewezenverklaarde feit betreft een ernstig feit. Het betreft een jeugdige verdachte. De officier van justitie houdt ook rekening met de rapportages over verdachte, het strafblad van verdachte en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, geeft de verdediging de rechtbank in overweging een lagere werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De verdediging kan zich erin vinden dat verdachte nog langer wordt begeleid door de jeugdreclassering. Verdachte is nog jong, heeft een blanco strafblad en het gaat op dit moment goed met verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met een ander een overval op een [naam 1] gepleegd. Verdachte en zijn mededader hebben daarbij [naam 3] en [naam 4] met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd. Dat dit bij beiden hevige gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt duidelijk uit de aangiftes. [naam 3] was erg geschrokken. Hij voelde zich bedreigd. [naam 4] was bang dat er zou worden geschoten. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk ernstig feit daarvan langdurig psychische klachten kunnen ondervinden. Voorts versterkt een overval als deze de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid. Bij het voorgaande heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Het gemak waarmee verdachte dit ernstig te achten feit heeft gepleegd, geeft een zeer zorgelijk beeld van verdachte.
Naast de ernst van het feit heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank in ogenschouw genomen het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 29 september 2020 en de toelichting hierop ter zitting. Binnen de thuissituatie kan verdachte terugvallen op betrokken ouders en worden er geen grote zorgen gezien. Ook zijn er geen zorgen over de scholing, de gemoedstoestand en het alcohol- en drugsgebruik van verdachte. Omgaan met antisociale vrienden doet de kans op herhaling echter toenemen. Als het aandeel van verdachte groter blijkt te zijn dan wat hij aangeeft, zou dit de zorgen van de Raad fors doen toenemen. Verdachte heeft in dat geval geruime tijd geen inzicht gegeven in wat er daadwerkelijk is gebeurd en heeft geen oog voor de gevolgen voor de slachtoffers in deze zaak. De Raad adviseert een voorwaardelijke detentiestraf en een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich niet onttrekt aan dagbesteding of scholing en dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden. Gewerkt dient te worden aan de houding van verdachte, het maken van de juiste keuzes, het aangaan van relaties, de vriendenkeuze, de beïnvloeding van verdachte en een adequate vrijetijdsbesteding.
Voorts heeft de rechtbank betrokken het rapport van de jeugdreclassering van 16 september 2020 en de toelichting hierop ter zitting. Verdachte heeft zich gehouden aan de schorsende voorwaarden
.Er zijn weinig tot geen zorgen over verdachte. Over het algemeen genomen gaat het goed met verdachte. Verdachte is de afgelopen periode wel
eenmalig in aanraking gekomen met politievanwege het rijden zonder rijbewijs op de scooter van zijn broer. Verdachte heeft een fijne gezinssituatie en vult zijn vrije tijd op een positieve manier in met positieve jongeren. Verdachte is inmiddels doorgestroomd vanuit het speciaal onderwijs naar de Entreeopleiding. De kans op recidive wordt
als laag ingeschat.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel bedraagt minimaal 4 maanden jeugddetentie. De rechtbank merkt daarbij de volgende omstandigheden als strafverzwarend aan, waarbij iedere strafverzwarende omstandigheid daarbij in beginsel telt voor 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie: verdachte heeft het feit samen met een mededader gepleegd en de bedreiging met geweld is kracht bijgezet door hiervoor een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te gebruiken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en noodzakelijk is. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van 2 jaar opleggen waarin verdachte zich, naast de algemene voorwaarde, aan de bijzondere voorwaarden van het volgen van onderwijs of dagbesteding en het houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal moeten houden. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden
* dat verdachte gedurende de proeftijd onderwijs of dagbesteding zal volgen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
80 dagen;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Phillips, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Bogaert, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Saelman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag (totaal ongeveer 460 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] en/of [naam 6] en/of [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] en/of [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met (een) bivakmuts(en), althans gezichtsbedekking, op en/of donkere kleding aan en/of
- met een mes, althans een voor dreiging geschikt voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij voornoemde snackbar/cafetaria naar binnen is/zijn gegaan en/of
- dat mes op en/of in de richting van die voornoemde [naam 3] heeft/hebben gehouden en/of getoond en/of gericht en/of
- dat vuurwapen op die [naam 3] en/of een klant, te weten [naam 4] , heeft/hebben gericht en/of gehouden en/of
- ( vervolgens en/of daarbij) tegen voornoemde [naam 3] – zakelijk weergegeven - heeft/hebben gezegd/geroepen/geeist “dit is een overval” en/of “geld, lade openen” en/of “de kassa openen”;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019031 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 208.
Het proces-verbaal van aangifte van dhr. [naam 3] 25 maart 2019, pagina’s 44 tot en met 47, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
Ik doe aangifte mede namens de slachtoffers [naam 1] en mevr. [naam 6] van het incident dat plaatsvond aan het [straatnaam 1] te Tilburg op zondag 24 maart 2019. (...) Gisterenavond was ik aan het werk (…). Er kwamen twee jongens binnen met bivakmutsen op. Ééntje had een pistool vast en de andere een mes. (…) De jongen met het mes vroeg aan mij om de kassa open te doen. Ik drukte expres op de verkeerde knop zodat de kassa niet open ging. Uiteindelijk heb ik de kassa wel opengemaakt. De jongen heeft toen het geld uit de kassa gepakt. Ik ben heel erg geschrokken.
V: Bent u de eigenaar van de [naam 1] ?
A: Samen met mijn vrouw ben ik de eigenaar. (…)
V: Hoe laat is het gebeurd gisteren?
A: 20:47 uur om precies te zijn.
V: Wie waren er allemaal in de zaak op het moment van de overval?
A: Er was nog een vrouwelijke klant met een rode jas binnen. (...)
V: Waar stond u toen de jongens binnen kwamen?
A: Ik stond achter de kassa, ik was friet aan het bakken.
V: Waar was de klant op dat moment?
A: Die zat op de stoel voor de kassa te wachten. (...)
V: Die jongens kwamen de zaak binnen, zag u ze binnenkomen of hoorde u ze binnenkomen?
A: Ik zag een jongen de zaak binnenkomen. (…) Ik zag dat hij een mes in zijn handen had. (…) De jongen kwam richting de kassa gelopen. Hij zei heel hard tegen mij, in het Nederlands, dat ik de kassa open moest doen. (…) Ik drukte toen expres tot drie keer toe op de verkeerde knop zodat de kassa niet open ging. Normaal heb ik al moeite met de kassa te bedienen en te openen, maar uiteindelijk heb ik de kassa wel geopend. De jongen heeft toen het geld uit de kassa gepakt. (…)
V: Waar stond de jongen toen hij het geld pakte?
A: Die jongen is achter de balie gelopen en kwam naast mij staan. Vanuit hier heeft hij het geld gepakt.
V: Hoe kom je achter de kassa vanuit de zaak?
A: Je moet nog een extra deur door naast de koelkast met de frisdrank er in. Deze deur zit als je binnenkomt links. (…)
V: Wat deed hij met het mes?
A: Hij wees met het mes naar mijn borst.
javascript://V: Wat was de afstand toen tussen jullie?
A: Echt maar een armlengte afstand.
V: Voelde je je bedreigd hierdoor?
A: Toen hij binnenkwam, was ik wel bewust dat het een overval was. Toen hij bezig was met mij te overvallen voelde ik mij bedreigd en angstig.
V: En die jongen met het pistool, vertel daar eens over. Wanneer kwam die in beeld?
A: Ik heb de jongen alleen in het begin van de overval bij de deur gezien. (…) Ik heb wel gezien dat hij zijn pistool op de klant richtte die op de stoel zat te wachten. Hij heeft op een gegeven moment het pistool ook op mij gericht.
V: Waar stond de jongen met het pistool toen hij op jou richtte?
A: Hij stond bij de klant met de rode jas aan en hij stond op zo'n twee meter afstand van mij. (…)
V: Toen de jongen met het mes het geld uit de kassa had gepakt, wat is er toen gebeurd?
A: Ze zijn weggerend (…).
V: Kunt u de jongen met het mes omschrijven?
A: Het enige wat ik weet is dat hij dik is en zo'n 1.70 meter lang is. Zijn gezicht was bedekt. (…)
V: Hoe oud schat u hem?
A: In mijn gedachten zo'n 17 a 18 jaar.
V: Waarom denkt u dat?
A: Dat komt door zijn stem. Zijn stem klonk jong, hij had niet zo'n zware stem.
V: Wat droeg hij?
A: Zwarte kleding, ik kan het verder niet omschrijven.
V: Kunt u het mes omschrijven?
A: Het mes was van metaal met twee snijkanten. Het had een lichte kleur. Zo'n 20 a 25 centimeter lang.
V: En de jongen met het pistool, kunt u die omschrijven?
A: (…)Hij was wel langer dan de dader met het mes.
V: Kunt u het pistool omschrijven?
A: Het was een zwart pistool (...).
V: Hoeveel geld is er meegenomen?
A: Ongeveer 460,- euro. (...)
Het proces-verbaal van aangifte van mevr. [naam 4] 28 maart 2019, pagina’s 71 tot en met 73, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
Ik doe aangifte van het incident dat plaatsvond aan het [straatnaam 1] te Tilburg op zondag 24 maart 2019 om 20:47 uur. (...)
V: Kunt u mij, zo gedetailleerd mogelijk, vertellen wat er is gebeurd?
A: Op zondagavond 24 maart 2019, omstreeks 20.40 uur, kwam ik binnen bij de cafetaria aan het [straatnaam 1] in Tilburg. (...) Ik deed mijn bestelling en de twee andere klanten verlieten het pand. Ik was toen als enige klant in het pand. Er was op dat moment, één medewerker aanwezig. (…) Ik ging op het bankje zitten en ik denk 2 of 3 minuten daarna zie ik uit mijn linker ooghoek twee personen verschijnen. Ik zag dat zij donder gekleed waren en iets van een bivakmuts gelijkend over hun hoofd hadden. Ik zag dat zij de zaak binnenliepen en beiden hoorde ik ze zeggen: "Dit is een overval!". Één van de daders bleef bij mijn bankje/tafel staan (dader 01) en de ander dader (dader 02) liep achter de balie naar de medewerker. De dader die bij mij stond had een wapen en een tas in zijn hand. De andere dader had een (…) mes in zijn hand. Ik zag dat de dader 02 via het keukentje links aan de zijkant achter de balie liep in de richting van de medewerker. Ik zag dat dader 02 de medewerker bedreigde, ik hoorde dat hij zei: "Geld, lade openen!". Ik zag dat medewerker in paniek was. Ik zag dat hij heel erg angstig keek. Hij maakte een grimas. Ik zag dat de medewerker de lade niet meteen open kreeg en de dader dreigde met het mes. (…) Ik zag dat hij het mes in de richting van de medewerker hield ongeveer ter hoogte van zijn rechterarm/zij. Ik zag dat het de medewerker niet meteen lukte om de lade te openen. Ik zag dat de dader 01 met het vuurwapen richtte naar de medewerker. Ik hoorde dat hij zei: "lade openen, nu die lade openen!". (…) Ik zag dat dader 01 ongeveer 1 meter van mij af stond. (…) Ik zag dat de medewerker nog steeds bezig was met het openen van de lade. Op dat moment zag ik dat de dader 01 zijn vuurwapen richting mij zwaaide. (…) Tegelijkertijd dat het vuurwapen mijn richting in werd gezwaaide hoorde ik dat de kassalade geopend werd. Ik hoorde dat er kleingeld uit de lade geschraapt werd en ik hoorde de klepjes van het papiergeld dichtgeslagen werd. Nadat ik hoorde dat het geld gepakt werd zag ik dat de dader 01 de cafetaria verliet en dat dader 02 via de keukendeur ook de cafetaria verliet. (…)
V: Hoe voelde u zich toen hij het vuurwapen op u richtte?
A: Ik voelde mij zenuwachtig. Ik was bang dat hij zou afdrukken. (…)
V: Hoe omschrijft u dader 01 (de persoon met het wapen die bij u stond)?
A: - Jongen/man; - 1.70 lang; - Slank postuur (dun); - Zwarte broek (…); - Zwarte wijde trui (…); - Gezichtsbedekking met vierkante gaten voor de ogen (…). - Sprak keurig Nederlands; - Door de gaten bij zijn ogen zag ik dat hij een lichte huidskleur had;
- Leeftijd schat ik 14 of 15 jaar oud, dat baseer ik op de stem die ik hoorde en doordat hij tegen mij zei: "rustig maar mevrouw"; - Droeg handschoenen (…); - Droeg een vuurwapen wat ik vond lijken op een alarmpistool. Ik vond het te vierkant voor een normaal pistool. (…). - Zwarte tas, katoen stof. Geen merk of details gezien.
V: Hoe omschrijft u dader 02 (de persoon met het mes die bij de medewerker stond)?
A: - jongen/ man; - 1.65 m lang (in ieder geval kleiner dan dader 01); - Ongeveer 14 jaar oud. In ieder geval jonger dan de andere dader; - Sprak met een accent (Turks - Nederlands); - Ik vond het zichtbaar te zwaar. Hij was echt zwaarlijvig. Ik schat dat hij ongeveer 95 kilo woog. Ik herken dat omdat mijn dochter een tijd geleden, door omstandigheden, ongeveer 96 kg woog en hij had ongveer hetzelfde postuur; - Donker blauwe trui (…); - Donker antraciete broek met een streep op de zijkant van broekspijpen. (…); - Zwarte schoenen (…); - (…) tas, katoen stof. (…) - Mes; (…); - Droeg handschoenen (…); - Huidskleur heb ik gezien toen hij weggleed in de keuken. Ik zag dat zijn shirt/trui omhoog schoot en toen zag ik dat hij een getinte huidskleur had.
V: Hoe ver stond de persoon met het mes van de medewerker van de cafetaria verwijderd?
A: 0,5 meter maximaal.
V: Hoe kwamen deze personen op u over?
A: Jong en gestrest. (...)
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte 13 augustus 2019, pagina’s 174, 177 en 180, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Op welk telefoonnummer ben je bereikbaar?
A: [telefoonnummer 1] (…)V: Waarom zou een getuige jou dan herkennen op de beelden?
A: (…) Aan de linkerkant, ben ik motorisch gehandicapt. (…)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige mevr. [naam 5] 24 maart 2019, pagina 116, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 20.45 uur was ik thuis aan de [adres 2] te Tilburg. Ik zat op dat moment buiten op mijn balkon (…). Mijn balkon is gelegen op de eerste verdieping op de hoek van de flat. Ik hoorde onder mijn balkon een aantal jongeren met elkaar communiceren. (…) Ik keek toen naar beneden en zag een 3 tal jongeren onder mijn balkon tegen mijn garagedeur staan. (…) Een paar minuten later zag ik dezelfde 3 jongens de [straatnaam 2] over rennen. Tegelijkertijd zag ik dat de jongen met het forse postuur en de jongen met het magere postuur een zwarte bivakmuts op zette. (…) Enkele minuten later zag ik dat de jongens weer de hoek om kwamen gerent vanuit de richting van het [straatnaam 1] . (...)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige mevr. [naam 5] 11 juli 2019, pagina’s 118 tot en met 119, inhoudende, zakelijk weergegeven:V = vraag A = antwoord
V: Om hoeveel personen ging het volgens u?
A: Drie, twee knullen van een jaar of 13-14 en een nog jonger mannetje. Ik schat hem 10 jaar oud.
V: Hoe zou u persoon 1 omschrijven, laten we zeggen de dikkere jongen die u in uw eerste verklaring noemde?
A: (…) Ik vond het een Marokkaanse/Turkse jongen (…)
V: Hoe zou u persoon 2 omschrijven?
A: Die was wat kleiner, die had krul haar. (…) Hij was kleiner, maar volgens mij iets ouder dan de dikkerd. (…) Ik heb de politie nog gewezen op de [naam winkel] tas die ze waren verloren, (…). De tweede jongen was die tas verloren toen hij wegrenden vanuit de [naam 1] (...)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige mevr. [naam 5] 11 juli 2019, pagina 121, inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik weet zeker dat het de dunnere jongen was, die de tas vasthield en - nadat hij viel - de tas liet vallen. Dat weet ik 100% zeker(...)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige mevr. [naam 2] 10 juni 2019, pagina’s 134 tot en met 136, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben directrice van de school [naam 7] . Na beeldopnamen van [naam 8] hoorde ik van geruchten onder leerlingen, die dader 1 van de betreffende uitzending van [naam 8] herkenden als een van onze leerlingen. Een docent van onze school heeft mij daarop geattendeerd en ik ben vervolgens zelf de betreffende beelden van [naam 8] gaan terugkijken. Ik meen op de beelden zelf een leerling te herkennen. (...) Dader 1 herken ik (…). Ik denk te herkennen als dader 1: [verdachte] Geboren op [geboortedag verdachte] -2003 (15 jaar oud) Woonadres (bij beide ouders): [adres 1] . (...) De genoemde gegevens komen uit de leerlingadministratie van onze school. (…) Als ik de beelden bekijk, meen ik [verdachte] te herkennen aan meerdere details: zijn slanke postuur, romp, vorm van zijn hoofd, manier van lopen, wijze van beweging, vorm van zijn kapsel.
Op de beelden van [naam 8] zag ik op tijdstip op de beelden 1 minuut 20 seconden dat dader 1 op de beelden dat het lijkt alsof deze dader schoenen met blauwe veters draagt. Ik weet dat [verdachte] schoenen met blauwe veters draagt.
Op 1 minuut 27 zou dader 1 hebben gezegd “rustig maar mevrouw”, waarop wordt ingegaan in het programma. Dit treft mij als iets wat [verdachte] ook zou kunnen zeggen gezien zijn karakter. (...)
Op 1 minuut 54, zag ik de houding van zijn linkerarm en -hand. [verdachte] heeft iets met zijn motoriek aan zijn linkerarm en -hand, dat hangt een beetje. Die houding van de linkerarm en -hand zag ik terug op de beelden van dader 1 bij [naam 8] .
Van 1 minuut 53 tot 56, herkende ik de manier van lopen als typisch voor [verdachte] . Ook dat heeft met zijn motoriek te maken, dat wordt veroorzaakt door iets wat niet helemaal in orde is aan zijn linkerkant van zijn lichaam.
Van 2minuut 2 tot 2minuut 5, loopt dader 1 rechts in beeld, ik zag daar dat dader 1 een staartje of knotje had. Ik weet dat [verdachte] ook zo’n knotje of staartje had en dat op enig moment sinds de overval had [verdachte] zijn haren zodanig korter dat hij geen staartje of knotje meer had.
Op de beelden waarop dader 1 naar en van de [naam 1] komt gelopen, herken ik de motoriek van [verdachte] . (…)
Op 2minuut 4 en 2minuut 5, tilt de dader zijn hoofd een beetje ophoog. Ik herken dat bij [verdachte] en ik heb die beweging vaker bij [verdachte] gezien op school.
Zijn motorische problemen aan de linkerkant van [verdachte] ’s lichaam zijn chronisch en ik herken dat dus ook op de beelden van [naam 8] . (…)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige dhr. [naam vader verdachte] 14 augustus 2019, pagina’s 138 tot en met 139, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Wat is uw telefoonnummer?
A: [telefoonnummer 2]
V: Wie gebruikt dat telefoonnummer nog meer?
A: Ik alleen
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 100 tot en met 101, inhoudende, zakelijk weergegeven:Binnen het onderhavige opsporingsonderzoek is onderzoek gedaan naar de telecommunicatie (...).
Telefoonnummers van verdachte [verdachte]
Op maandag 15 juli 2019 werd telefonisch contact opgenomen met Bureau Halt, voor onderzoek naar het telefoonnummer van [verdachte] . Uit dit onderzoek bleek dat er, vanuit de Leerplichtambtenaar, gebruik werd gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hiervoor was [verdachte] bij Bureau Halt bekend. Op 24 juli 2019 werd genoemde telefoonnummer bevraagd in het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie. Uit dit onderzoek bleek dat het telefoonnummer op naam stond van [naam vader verdachte] . Onderzoek in de Gemeentelijke Basis Administratie wees uit dat verdachte [verdachte] op het adres woonachtig was.
Identificatie verdachte [verdachte] als gebruiker telefoonnummer
Uit het onderzoek naar de telecommunicatie gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek dat de vermoedelijke gebruiker van het genoemde telefoonnummer [verdachte] was. Dit bleek onder andere uit de tapgesprekken met sessienummers 6325, 6288, 2434, 2962, 4329. In deze gesprekken noemde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn naam, zijnde [verdachte] .
Conclusie
Gelet op het hierboven genoemde betreft de vermoedelijke gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag verdachte] 2003, wonende [adres 1] . (...)
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 102 tot en met 105, inhoudende, zakelijk weergegeven:Door de officier van justitie (…) werd (...) het bevel gedaan, conform artikel 126M van het Wetboek van Strafvordering betreffende het opnemen van de telecommunicatie dat had plaatsgevonden en/of plaats vond met de telefoonnummers van verdachte [verdachte] .
Sessie 2434
Op 28 juli 2019, om 15.46 uur, vond er een inkomend gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , op naam van [naam 9] . (...)
[naam 10] : Joh. (...)
[naam 11] : Ik spreek met [verdachte] .
[naam 10] : zeker. (…)
[naam 11] : Nou ehh, de recherche zoekt jou. Wist jij dat.
[naam 10] : Wollah.
[naam 11] : Ja, wollah.
[naam 10] : Hoe weet je dat.
[naam 11] : [naam 12] komt naar ons toe en hij zo jij bent een vriend van [verdachte] , toen zei ik nee wie is [verdachte] .
[naam 10] Houd je bek, jij lult kankerhard.
[naam 11] : Ik zweer het, ik zweer het jongen.
[naam 10] : Jij kwatsert.
[naam 11] ; Ik zweer het jongen, wollah maat. De politie kon ons zo horen. Jij bent een vriend van [verdachte] toch. Ik zei, nee ik ken hem niet dus. (...)
[naam 10] : Wollah, waar is [medeverdachte] . Ik hoor niks van hem.
[naam 11] : k weet niet man. (...) Wollah ik heb wel de neiging om naar hem toe te gaan of zijn broer te appen, dat kan ook.
[naam 10] : ja, maar die broer is in Marokko. (…) die broer weet niks jongen. (...)
Sessie7050
Op 1 augustus 2019, om 20.01 uur, vond er een inkomend gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , op naam van [naam 13] . (...) Het gesprek werd beluisterd door opsporingsambtenaar [naam 14] en, nadat bleek dat er enkele Turkse woorden
werden gesproken, vertaald door tolk [nummer] (…)
[naam 10] : Hallo?
[naam 15] : Hi, waar ga je heen?
[naam 10] : Friesland. (...)
[naam 15] : Waarom?
[naam 10] : Wat waarom? Ik was ehhh.
[naam 15] : Dus, Iedereen weet wie je bent en wat je hebt gedaan, waarom ga je op de vlucht
[naam 10] : Nee, niet iedereen weet het. Alleen hun weten het.
[naam 15] : Waarom vlucht je weg?
[naam 10] : Omdat ik niet gepakt wil worden.
[naam 15] : "Zucht"
[naam 10] : 6 maanden, dus ik ga wel denk ik hier ga blijven. Daarom. (...)
Sessie7073
Op 1 augustus 2019, om 20.13 uur, vond er een uitgaand gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , op naam van [naam 13] . (...) Het gesprek werd beluisterd door opsporingsambtenaar [naam 14] en, nadat bleek dat er Turks werd gesproken, vertaald door tolk [nummer] . (...)
[naam 10] zegt, hallo (...)
[naam 15] zegt, beloof me wel een ding dat je voorzichtig bent
[naam 10] zegt, zo en zo
[naam 15] zegt, beloof het me
[naam 10] zegt, ik beloof het; wat doe jij?
[naam 15] zegt, ik ga nu naar huis; hou me op de hoogte oké, anders maak ik me ongerust (…)
[naam 10] zegt, ja er gebeurt niets, geloof me
[naam 15] : Oké (...)
Sessie7942
Op 2 augustus 2019, om 19.55 uur, vond er een uitgaand gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , op naam van [naam vader verdachte] . (...) Het gesprek werd beluisterd door opsporingsambtenaar [naam 14] en, nadat bleek dat er Turks werd gesproken,
vertaald door tolk [nummer] . (...)
[naam 16] : Is goed, [medeverdachte] hebben ze vrijgelaten
[naam 10] : Ik weet ervan (…)
[naam 16] : (…) ze gaan jou ook binnenkort contacten, de politie heeft me vandaag gebeld
[naam 10] : Wie heeft er gebeld?
[naam 16] : De politie heeft mij vandaag gebeld
[naam 10] : Wat hebben ze gezegd
[naam 16] : NTV, goed luisteren, hij heeft niet gepraat, dus jij moet daar ook 3 dagen lang jebakkes houden
[naam 10] : Wat?
[naam 16] : Als ze jou meenemen en je moet daar blijven, ook 3 dagen je mond houden, ik heb niets, ik weet niets, dit, dit, bla bla
[naam 10] : Ik weet, ik weet (...)
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 108 tot en met 109, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 24 maart 2019, omstreeks 20.45 uur, vond er een gewapende overval plaats in [naam 1] te Tilburg. (...) Op ongeveer 100 meter vanaf de Snackbar, straat [straatnaam 2] , werd door de eenheden ter plaatse een tas van [naam winkel] aangetroffen.(...) Deze tas werd overgedragen aan de Forensische Opsporing (...). Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek: AAMJ1829NL#01 een bemonstering van beide zijden hengsels [naam winkel] tas. (...)
Het geschrift, zijnde de NFI-rapportage vergelijkend DNA-onderzoek 11 november 2019, losbladig, blad 1 tot en met blad 3, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraagstelling
Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant heeft verzocht om het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en het DNA-profiel te vergelijken met het eerder in deze zaak verkregen DNA-mengprofiel van bemonstering AAMJ1829NL#01 van een tas (beide zijden hengsels). (...)
Resultaat, interpretatie en conclusie
Van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] s een DNA-profiel verkregen. Na het aanvullend DNA-onderzoek aan bemonstering MMJ1829NL#01 is geconcludeerd dat de bemonstering (…) een relatief kleine hoeveelheid DNA bevat van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] is met het DNA-mengprofiel vergeleken. Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat verdachte [verdachte] :
• wel één van de (minimaal) twee donoren kan zijn van de relatief kleine hoeveelheid DNA in deze bemonstering (DNA-nevenkenmerken in het DNA-mengprofiel).
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Om de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte [verdachte] en DNA-mengprofiel AAM]1829NL#01 te berekenen zijn de volgende aannames gedaan:
• bemonstering AAM]1829NL#01 bevat DNA van drie personen;
• de bemonstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA van één onbekende man (het afgeleide DNA-hoofdprofiel dat is gekoppeld aan onbekende man A);
• de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan verdachte [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA van onbekende man A en een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA van onbekende man A en een relatief kleine hoeveelheid DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMJ1829NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. (...)
De camerabeelden, zoals ter terechtzitting van 12 oktober 2020 getoond:
Bestandsnamen : Bestandsgrootte:
20000000S-1_conv 13.931 kb
20000001S-2_conv 19.200 kb
20000002S-3_conv 16.967 kb
20000002S-4_conv 18.157 kb