ECLI:NL:RBZWB:2020:5159

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
02-184850-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Toekoen
  • mr. Bogaert
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een snackbar met bedreiging van geweld

Op 26 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een ander op 24 maart 2019 een overval heeft gepleegd op een snackbar in Tilburg. De verdachte en zijn mededader bedreigden de medewerkers met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging is gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden. De officier van justitie achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overval heeft gepleegd, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen, in combinatie met de camerabeelden, voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met bedreiging van geweld en heeft een jeugddetentie van 124 dagen opgelegd, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een onvoorwaardelijke werkstraf van 160 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het ontbreken van een strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/184850-19
vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2020
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. W.H.F.L. Rademakers, advocaat te Dongen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 12 oktober 2020, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander met (bedreiging van) geweld op 24 maart 2019 te Tilburg een overval heeft gepleegd op [naam 1] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met bedreiging van geweld in vereniging heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes en op de getuigenverklaringen van de heren [naam 2] en [naam 3] . Tot slot baseert de officier van justitie zich op de camerabeelden en op het feit dat verdachte geen verklaring heeft willen afleggen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Aangevers en getuige [naam 4] hebben vrij algemene signalementen van de daders gegeven. [naam 4] heeft daarnaast verklaard dat de bewegingen van de stevige dader niet anders zijn dan die van andere stevige jongens. Getuige [naam 2] zegt niets over de mate van zekerheid van de herkenning en geeft evenmin aan waar de herkenning van verdachte op is gebaseerd. Hierdoor kan de herkenning niet worden getoetst. Dit geldt ook voor de getuigenverklaring die is binnen gekomen via Meld Misdaad Anoniem. Getuige [naam 3] heeft enige reserve bij zijn herkenning. De eigenschappen waaraan verdachte zou zijn herkend zijn niet specifiek. Het dossier bevat geen ander bewijs dat op de betrokkenheid van verdachte duidt. Er is geen wapen bij verdachte aangetroffen, er is niets belastend op de telefoons van verdachte aangetroffen, verdachte is niet herkenbaar op de camerabeelden en er blijkt niet van enige relatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Dat verdachte gebruik maakt van zijn zwijgrecht mag niet tegen hem worden gebruikt. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Op 24 maart 2019 was aangever de heer [naam 6] aan het werk in [naam 1] in Tilburg. Hij stond achter de toonbank bij de kassa. In de zaak was ook een klant, mevrouw [naam 7] , aan het wachten op haar bestelling. Twee jongens met bivakmutsen op en donkere kleding aan kwamen de [naam 1] binnen gerend. De jongens zeiden: “Dit is een overval!”. De slanke jongen bleef bij [naam 7] staan en de stevige jongen liep achter de toonbank. De slanke jongen had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. De stevige jongen had een mes in zijn hand. Hij kwam naast [naam 6] staan en zei dat [naam 6] de kassa open moest doen. Hij zei: “Geld, lade openen!” en wees met het mes naar de borststreek van [naam 6] . Toen de kassalade niet direct open ging, richtte de jongen met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn wapen op [naam 6] . Hij zei: “Lade openen, nu die lade openen!”. De jongen richtte het op een vuurwapen gelijkend voorwerp hierna op [naam 7] . Toen de kassa open was, pakte de jongen met het mes geld uit de kassa. Er werd ongeveer € 460,- meegenomen. De jongens renden vervolgens weg.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat [naam 1] op 24 maart 2019 te Tilburg onder bedreiging van geweld is overvallen door twee daders, waarbij een bedrag van ongeveer € 460,- is gestolen.
Is verdachte een van de daders?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte een van de daders is van de overval. Volgens de verdediging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte betrokken is bij het tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt dat getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij dader 2 op de beelden van [naam 5] herkent als verdachte: die Turkse, dikke jongen. [naam 2] heeft voorts verklaard dat verdachte niet ver van het [straatnaam 1] aan de [straatnaam 2] woont. Verdachte hangt veel rond op het [straatnaam 1] .
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat verdachte ongeveer 7 tot 10 maanden geleden bij hem heeft gewerkt als bezorger. [naam 3] herkent verdachte op de beelden van [naam 5] als de dikke jongen die achter de toonbank liep en die het mes vast had. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [naam 3] geen reserve heeft ten aanzien van zijn herkenning van verdachte. [naam 3] heeft immers verklaard dat hij dusdanig zeker is van de herkenning dat hij het genoeg vond om er melding van te maken bij de politie. [naam 3] herkent verdachte aan zijn postuur, aan zijn manier van lopen, aan zijn houding en aan de manier waarop hij zich beweegt. [naam 3] heeft verklaard dat er niet veel jongens van die leeftijd zijn die een dergelijk postuur hebben. Verdachte is nog heel jong.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen aan het begin van hun dienst op 26 maart 2019 naar aanleiding van de overval informatie over de signalementen van de daders. Zij hoorden dat een dader het navolgende signalement had: man, dik postuur, zwarte sneakers, joggingbroek met wit/grijs aan de zijkant, bivakmuts op en donkere trui, leek Turks of Marokkaanse afkomst te hebben en zou erg jong zijn. Verbalisanten werd een foto getoond. Op de [straatnaam 2] te Tilburg zagen verbalisanten vervolgens een jongen lopen die een dik postuur had, rond de vijftien jaar oud was, Turks/Marokkaanse afkomst en die een donkere trainingsbroek droeg. Bij controle bleek de jongen verdachte te zijn.
Nadat medeverdachte [medeverdachte] bij de politie in beeld is gekomen, is zijn telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] getapt. In een tapgesprek op 28 juli 2019 wordt [medeverdachte] verteld dat de politie hem zoekt. [medeverdachte] vraagt dan naar verdachte: “Wollah, waar is [verdachte] . Ik hoor niks van hem.” Op 2 augustus 2019 wordt [medeverdachte] door zijn vader gebeld, die hem vertelt dat verdachte is vrijgelaten. [medeverdachte] antwoordt dan: “Ik weet ervan”. De vader van [medeverdachte] zegt: “De politie heeft mij vandaag gebeld.” en: “Goed luisteren, hij (lees: [verdachte] , rechtbank) heeft niet gepraat, dus jij moet daar ook 3 dagen lang je bakkes houden.”
Voornoemde bewijsmiddelen vragen naar het oordeel van de rechtbank nadrukkelijk om een uitleg van verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting ervoor heeft gekozen geen openheid van zaken te geven.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, mede gezien de eigen waarneming van de rechtbank van de op de zitting getoonde camerabeelden, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte de dader is die de [naam 1] heeft overvallen met het mes. Zij zal het verweer van de verdediging daarom passeren.
Conclusie
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 maart 2019 te Tilburg samen met een ander de ten laste gelegde diefstal met bedreiging van geweld heeft gepleegd, waarbij ongeveer € 460,- is weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 maart 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, enig geldbedrag (totaal ongeveer 460 euro),
toebehorendeaan [naam 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 6] en [naam 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen op en donkere kleding aan en
- met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij voornoemde [naam 1] naar binnen zijn gegaan en
- dat mes op en in de richting van die voornoemde [naam 6] heeft gehouden en getoond en gericht en
- dat vuurwapen op die [naam 6] en een klant, te weten [naam 7] , heeft gericht en gehouden en
- tegen voornoemde [naam 6] – zakelijk weergegeven - heeft/hebben gezegd “dit is een overval” en “geld, lade openen” en “de kassa openen”;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring middels cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de vierde regel van het tenlastegelegde weggevallen het woord ‘en’. De rechtbank herstelt deze omissie middels cursief en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich niet zal onttrekken aan scholing en/of dagbesteding en dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 160 uren. Het bewezenverklaarde feit betreft een ernstig feit. Het betreft een jeugdige verdachte. De officier van justitie houdt ook rekening met de rapportages over verdachte, het strafblad van verdachte en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Anders dan de Raad is de officier van justitie van mening dat de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard, omdat het nu goed lijkt te gaan met verdachte en er niet wordt voldaan aan het wettelijke criterium.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, vraagt de verdediging de rechtbank de gevorderde jeugddetentie en werkstraf te matigen. Er bestaat geen noodzaak voor de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Er zijn geen verdere zorgen over verdachte. Verdachte doet het goed.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met een ander een overval op een [naam 1] gepleegd. Verdachte en zijn mededader hebben daarbij [naam 6] en [naam 7] met een mes en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd. Dat dit bij beiden hevige gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt duidelijk uit de aangiftes. [naam 6] was erg geschrokken. Hij voelde zich bedreigd. [naam 7] was bang dat er zou worden geschoten. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk ernstig feit daarvan langdurig psychische klachten kunnen ondervinden. Voorts versterkt een overval als deze de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid. Bij het voorgaande heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Het gemak waarmee verdachte dit ernstig te achten feit heeft gepleegd, geeft een zeer zorgelijk beeld van verdachte.
Naast de ernst van het feit heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank in ogenschouw genomen het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 29 september 2020 en de toelichting hierop ter zitting. Binnen de thuissituatie kan verdachte terugvallen op betrokken ouders en worden er geen grote zorgen gezien. Ook zijn er geen zorgen over de scholing, de gemoedstoestand en het alcohol- en drugsgebruik van verdachte. De vrijetijdsbesteding mag actiever zijn en verdachte zal de juiste vriendenkeuze moeten weten te maken. Omgaan met antisociale vrienden doet de kans op herhaling toenemen. Als het aandeel van verdachte groter blijkt te zijn dan wat hij aangeeft, zou dit de zorgen van de Raad fors doen toenemen. Verdachte is dan niet eerlijk geweest tegen ouders, politie, jeugdreclassering en de Raad en heeft geen oog voor de gevolgen voor de slachtoffers in deze zaak. De Raad adviseert een voorwaardelijke detentiestraf en onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich niet onttrekt aan dagbesteding of scholing en dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Gewerkt dient te worden aan de houding van verdachte, het maken van de juiste keuzes, het aangaan van relaties, de vriendenkeuze, de beïnvloeding van verdachte en een adequate vrijetijdsbesteding. De Raad adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Voorts heeft de rechtbank betrokken het rapport van de jeugdreclassering van 8 juni 2020 en de toelichting hierop ter zitting. De start van de schorsingsperiode is moeizaam verlopen. Verdachte hield zich niet aan de afspraken met de jeugdreclassering. De jeugdreclassering kreeg tweemaal een terugkoppeling van de politie dat verdachte zich niet zou hebben gehouden aan het huisarrest. De situatie is hierna positief veranderd. Verdachte stelt zich begeleidbaar op. Verdachte is open en lijkt eerlijk in de gesprekken. Hij wil graag de juiste vriendenkeuzes maken. Verdachte houdt zich niet bezig met anderen en blijft uit de buurt van antisociale anderen. Verdachte heeft zich in de schorsingsperiode herhaaldelijk ziek gemeld op school. Hij heeft zijn diploma gehaald. Er zijn geen verdere zorgen over het gedrag en de vaardigheden van verdachte.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel bedraagt minimaal 4 maanden jeugddetentie. De rechtbank merkt daarbij de volgende omstandigheden als strafverzwarend aan, waarbij iedere strafverzwarende omstandigheid daarbij in beginsel telt voor 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie: verdachte heeft het feit samen met een mededader gepleegd en de bedreiging met geweld is kracht bijgezet door hiervoor een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te gebruiken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en noodzakelijk is. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van 2 jaar opleggen waarin verdachte zich, naast de algemene voorwaarde, aan de bijzondere voorwaarden van het volgen van onderwijs of dagbesteding en het houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal moeten houden. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie opleggen.
Nu het op dit moment goed gaat met verdachte is de rechtbank van oordeel dat het gevaar dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen niet aanwezig is. Het door de Raad geadviseerde bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal de rechtbank dan ook achterwege laten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden
* dat verdachte gedurende de proeftijd onderwijs of dagbesteding zal volgen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
80 dagen;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Toekoen, voorzitter, mr. Bogaert en mr. Phillips, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Saelman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag (totaal ongeveer 460 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] en/of [naam 8] en/of [naam 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 6] en/of [naam 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met (een) bivakmuts(en), althans gezichtsbedekking, op en/of donkere kleding aan en/of
- met een mes, althans een voor dreiging geschikt voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij voornoemde [naam 1] naar binnen is/zijn gegaan en/of
- dat mes op en/of in de richting van die voornoemde [naam 6] heeft/hebben gehouden en/of getoond en/of gericht en/of
- dat vuurwapen op die [naam 6] en/of een klant, te weten [naam 7] , heeft/hebben gericht en/of gehouden en/of
- ( vervolgens en/of daarbij) tegen voornoemde [naam 6] – zakelijk weergegeven - heeft/hebben gezegd/geroepen/geeist “dit is een overval” en/of “geld, lade openen” en/of “de kassa openen”;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019031 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 208.
Het proces-verbaal van aangifte van dhr. [naam 6] 25 maart 2019, pagina’s 44 tot en met 47, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
Ik doe aangifte mede namens de slachtoffers [naam 1] en mevr. [naam 8] van het incident dat plaatsvond aan het [straatnaam 1] te Tilburg op zondag 24 maart 2019 (...). Gisterenavond was ik aan het werk (…). Er kwamen twee jongens binnen met bivakmutsen op. Ééntje had een pistool vast en de andere een mes. (…) De jongen met het mes vroeg aan mij om de kassa open te doen. Ik drukte expres op de verkeerde knop zodat de kassa niet open ging. Uiteindelijk heb ik de kassa wel opengemaakt. De jongen heeft toen het geld uit de kassa gepakt. Ik ben heel erg geschrokken.
V: Bent u de eigenaar van de [naam 1] ?
A: Samen met mijn vrouw ben ik de eigenaar. (…)
V: Wie waren er allemaal in de zaak op het moment van de overval?
A: Er was nog een vrouwelijke klant met een rode jas binnen. (...)
V: Waar stond u toen de jongens binnen kwamen?
A: Ik stond achter de kassa, ik was friet aan het bakken.
V: Waar was de klant op dat moment?
A: Die zat op de stoel voor de kassa te wachten. (...)
V: Die jongens kwamen de zaak binnen, zag u ze binnenkomen of hoorde u ze binnenkomen?
A: Ik zag een jongen de zaak binnenkomen. (…) Ik zag dat hij een mes in zijn handen had. (…) De jongen kwam richting de kassa gelopen. Hij zei heel hard tegen mij, in het Nederlands, dat ik de kassa open moest doen. (…) Ik drukte toen expres tot drie keer toe op de verkeerde knop zodat de kassa niet open ging. Normaal heb ik al moeite met de kassa te bedienen en te openen, maar uiteindelijk heb ik de kassa wel geopend. De jongen heeft toen het geld uit de kassa gepakt. (…)
V: Waar stond de jongen toen hij het geld pakte?
A: Die jongen is achter de balie gelopen en kwam naast mij staan. Vanuit hier heeft hij het geld gepakt.
V: Hoe kom je achter de kassa vanuit de zaak?
A: Je moet nog een extra deur door naast de koelkast met de frisdrank er in. Deze deur zit als je binnenkomt links. (…)
V: Wat deed hij met het mes?
A: Hij wees met het mes naar mijn borst.
V: Wat was de afstand toen tussen jullie?
A: Echt maar een armlengte afstand.
V: Voelde je je bedreigd hierdoor?
A: Toen hij binnenkwam, was ik wel bewust dat het een overval was. Toen hij bezig was met mij te overvallen voelde ik mij bedreigd en angstig.
V: En die jongen met het pistool, vertel daar eens over. Wanneer kwam die in beeld?
A: Ik heb de jongen alleen in het begin van de overval bij de deur gezien. (…) Ik heb wel gezien dat hij zijn pistool op de klant richtte die op de stoel zat te wachten. Hij heeft op een gegeven moment het pistool ook op mij gericht.
V: Waar stond de jongen met het pistool toen hij op jou richtte?
A: Hij stond bij de klant met de rode jas aan en hij stond op zo'n twee meter afstand van mij. (…)
V: Toen de jongen met het mes het geld uit de kassa had gepakt, wat is er toen gebeurd?
A: Ze zijn weggerend (…).
V: Kunt u de jongen met het mes omschrijven?
A: Het enige wat ik weet is dat hij dik is en zo'n 1.70 meter lang is. Zijn gezicht was bedekt. (…)
V: Hoe oud schat u hem?
A: In mijn gedachten zo'n 17 a 18 jaar.
V: Waarom denkt u dat?
A: Dat komt door zijn stem. Zijn stem klonk jong, hij had niet zo'n zware stem.
V: Wat droeg hij?
A: Zwarte kleding, ik kan het verder niet omschrijven.
V: Kunt u het mes omschrijven?
A: Het mes was van metaal met twee snijkanten. Het had een lichte kleur. Zo'n 20 a 25 centimeter lang.
V: En de jongen met het pistool, kunt u die omschrijven?
A: (…)Hij was wel langer dan de dader met het mes.
V: Kunt u het pistool omschrijven?
A: Het was een zwart pistool (...).
V: Hoeveel geld is er meegenomen?
A: Ongeveer 460,- euro. (...)
Het proces-verbaal van aangifte van mevr. [naam 7] 28 maart 2019, pagina’s 71 tot en met 73, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
Ik doe aangifte van het incident dat plaatsvond aan het [straatnaam 1] te Tilburg op zondag 24 maart 2019. (...)
V: Kunt u mij, zo gedetailleerd mogelijk, vertellen wat er is gebeurd?
A: Op zondagavond 24 maart 2019, omstreeks 20.40 uur, kwam ik binnen bij de cafetaria aan het [straatnaam 1] in Tilburg. (...) Ik deed mijn bestelling en de twee andere klanten verlieten het pand. Ik was toen als enige klant in het pand. Er was op dat moment, één medewerker aanwezig. (…) Ik ging op het bankje zitten en ik denk 2 of 3 minuten daarna zie ik uit mijn linker ooghoek twee personen verschijnen. Ik zag dat zij donder gekleed waren en iets van een bivakmuts gelijkend over hun hoofd hadden. Ik zag dat zij de zaak binnenliepen en beiden hoorde ik ze zeggen: "Dit is een overval!". Één van de daders bleef bij mijn bankje/tafel staan (dader 01) en de ander dader (dader 02) liep achter de balie naar de medewerker. De dader die bij mij stond had een wapen en een tas in zijn hand. De andere dader had een (…) mes in zijn hand. Ik zag dat de dader 02 via het keukentje links aan de zijkant achter de balie liep in de richting van de medewerker. Ik zag dat dader 02 de medewerker bedreigde, ik hoorde dat hij zei: "Geld, lade openen!". Ik zag dat medewerker in paniek was. Ik zag dat hij heel erg angstig keek. Hij maakte een grimas. Ik zag dat de medewerker de lade niet meteen open kreeg en de dader dreigde met het mes. (…) Ik zag dat hij het mes in de richting van de medewerker hield ongeveer ter hoogte van zijn rechterarm/zij. Ik zag dat het de medewerker niet meteen lukte om de lade te openen. Ik zag dat de dader 01 met het vuurwapen richtte naar de medewerker. Ik hoorde dat hij zei: "lade openen, nu die lade openen!". (…) Ik zag dat dader 01 ongeveer 1 meter van mij af stond. (…) Ik zag dat de medewerker nog steeds bezig was met het openen van de lade. Op dat moment zag ik dat de dader 01 zijn vuurwapen richting mij zwaaide. (…) Tegelijkertijd dat het vuurwapen mijn richting in werd gezwaaide hoorde ik dat de kassalade geopend werd. Ik hoorde dat er kleingeld uit de lade geschraapt werd en ik hoorde de klepjes van het papiergeld dichtgeslagen werd. Nadat ik hoorde dat het geld gepakt werd zag ik dat de dader 01 de cafetaria verliet en dat dader 02 via de keukendeur ook de cafetaria verliet. (…)
V: Hoe voelde u zich toen hij het vuurwapen op u richtte?
A: Ik voelde mij zenuwachtig. Ik was bang dat hij zou afdrukken. (…)
V: Hoe omschrijft u dader 01 (de persoon met het wapen die bij u stond)?
A: - Jongen/man; - 1.70 lang; - Slank postuur (dun); - Zwarte broek (…); - Zwarte wijde trui (…); - Gezichtsbedekking met vierkante gaten voor de ogen (…). - Sprak keurig Nederlands; - Door de gaten bij zijn ogen zag ik dat hij een lichte huidskleur had;
- Leeftijd schat ik 14 of 15 jaar oud, dat baseer ik op de stem die ik hoorde en doordat hij tegen mij zei: "rustig maar mevrouw"; - Droeg handschoenen (…); - Droeg een vuurwapen wat ik vond lijken op een alarmpistool. Ik vond het te vierkant voor een normaal pistool. (…). - Zwarte tas, katoen stof. Geen merk of details gezien.
V: Hoe omschrijft u dader 02 (de persoon met het mes die bij de medewerker stond)?
A: - jongen/ man; - 1.65 m lang (in ieder geval kleiner dan dader 01); - Ongeveer 14 jaar oud. In ieder geval jonger dan de andere dader; - Sprak met een accent (Turks - Nederlands); - Ik vond het zichtbaar te zwaar. Hij was echt zwaarlijvig. Ik schat dat hij ongeveer 95 kilo woog. Ik herken dat omdat mijn dochter een tijd geleden, door omstandigheden, ongeveer 96 kg woog en hij had ongveer hetzelfde postuur; - Donker blauwe trui (…); - Donker antraciete broek met een streep op de zijkant van broekspijpen. (…); - Zwarte schoenen (…); - (…) tas, katoen stof. (…) - Mes; (…); - Droeg handschoenen (…); - Huidskleur heb ik gezien toen hij weggleed in de keuken. Ik zag dat zijn shirt/trui omhoog schoot en toen zag ik dat hij een getinte huidskleur had.
V: Hoe ver stond de persoon met het mes van de medewerker van de cafetaria verwijderd?
A: 0,5 meter maximaal.
V: Hoe kwamen deze personen op u over?
A: Jong en gestrest. (...)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige dhr. [naam 2] 11 juni 2019, pagina’s 123 tot en met 124, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat kan u ons hierover vertellen?
A: (...) Bij de [naam 9] bij het [straatnaam 1] in Tilburg, (...). Door de manager werd ik nog aangesproken in de zin van; [naam 2] , waarom kom jij met deze jongens binnen? Wat doe jij met deze jongens? Ik vroeg toen waarom hij dit zei. Hij vertelde mij dat een van die jongens, die kleine Turkse jongen, de fooienpot laatst had meegenomen. (...) En het bijzondere is dat die jongens hier gewoon uit de buurt komen. Het zijn jonge jongens, 14 of 15 jaar. (...) ze wonen hier een stukje verderop, niet ver van het [straatnaam 1] . Daarom, dit kan niet. Die jongens doen zich veel te stoer voor en ze praten erover. (…)
V: Heb je nu zelfde beelden van [naam 5] nog teruggekeken?
A: Ja ik heb ze gezien. (…)
V: Wie herken jij als dader 2? (bijlage 2)
A: Ja die Turkse jongen. [verdachte] (fon.) Die dikke jongen.
Het zijn echt kleine jongens, ze zijn niet heel oud. Ze hangen ook echt veel rond op het [straatnaam 1] in Tilburg, overdag. Ze doen zich stoer voor en ze praten veel. Die Turkse jongen woont in de buurt van (…) [straatnaam 2] in Tilburg. Hij woont daar bij zijn ouders.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige dhr. [naam 3] 3 juli 2019, pagina’s 128 tot en met 129, inhoudende, zakelijk weergegeven:
U heeft zich naar aanleiding van de uitzending van [naam 5] van 3 juni 2019 gemeld bij de politie. Wat kunt u mij daarover vertellen?
De getuige verklaarde: Ik heb het filmpje net nog een keer gezien. Ik denk dat ik ongeveer een maand geleden door mijn collega het filmpje doorgestuurd kreeg via Facebook. (...)
Ik denk dat ik één van de jongens herken. (…) Ik ben er wel dusdanig zeker van dat ik het genoeg vond om er melding bij de politie van te maken.
V: Wie denkt u te herkennen?
A: Die jongen heeft bij mij gewerkt, ik heb zijn naam net opgezocht. Hij heet [verdachte] ...) Hij heeft ongeveer zeven tot tien maanden geleden voor mij gewerkt als bezorger. Hij heeft drie maanden voor mij gewerkt. Hij is een keer naar huis gestuurd, omdat hij niet wilde bezorgen vanwege de regen. Ik heb hem toen gezegd dat hij dan maar beter gewoon naar huis kon gaan. Daarna heb ik hem niet meer gezien.
V: Wie van de twee herkend u?
A: De dikke jongen. Die achter de toonbank is geschoten en die het mes vast heeft. Ik herken hem aan zijn manier van lopen, aan zijn houding en hoe hij zich beweegt. Ook herken ik hem aan zijn postuur. Er zijn niet veel jongens van die leeftijd die zo dik zijn, dus die een dergelijk postuur hebben. Hij is namelijk nog heel jong.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 90, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 maart 2019 omstreeks 15:22 uur, waren wij verbalisanten belast met een noodhulpdienst in het district Hart van Brabant, teamgebied Tilburg Leijdal. (...) Ons (…) was bekend dat op 24 maart 2019 een gewapende overval gepleegd was op de friettent gelegen aan het [straatnaam 1] te Tilburg. Naar aanleiding van deze overval werd bij het begin van ons dienst middels een brieffing informatie verschaft qua signalementen van de daders. Wij hoorde dat een dader het navolgende signalement had: - Man - Dik postuur - zwarte sneakers - Joggingsbroek met wit / grijs aan de zijkant - Bivakmuts op en donkere trui - Leek Turks of Marokkaanse afkomst te hebben - zou erg jong zijn Ons werd tegens een foto getoond via een telefoon van een collega die ter plaatsen geweest was. Op deze foto waren twee daders te zien waarvan een een dik postuur had. Te zien was dat deze dader zogenaamde "Mannen borsten " had. Op 26 maart 2019 omstreeks 15:22 uur, reden wij over de [straatnaam 2] te Tilburg. Wij zagen een jongen lopen die een dik postuur had, rond de vijftien jaar oud was, Turks / Marokkaanse afkomst en donkere trainingsbroek droeg. Bij controle bleek de jongen te zijn: [verdachte] van [geboortedag verdachte] -2004, woonachtig [straatnaam 2] . Wij zagen dat de controle recht voor zijn woning plaatsvond. Door ons verbalisanten, werd een foto gemaakt van [verdachte] en als bijlage toegevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] 13 augustus 2019, pagina’s 174, 177 en 180, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Op welk telefoonnummer ben je bereikbaar?
A: [telefoonnummer 1] (…)
V: Waarom zou een getuige jou dan herkennen op de beelden?
A: (…) Aan de linkerkant, ben ik motorisch gehandicapt. (…)
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 100 tot en met 101, inhoudende, zakelijk weergegeven:Binnen het onderhavige opsporingsonderzoek is onderzoek gedaan naar de telecommunicatie (...).
Telefoonnummers van verdachte [medeverdachte]
Op maandag 15 juli 2019 werd telefonisch contact opgenomen met Bureau Halt, voor onderzoek naar het telefoonnummer van [medeverdachte] . Uit dit onderzoek bleek dat er, vanuit de Leerplichtambtenaar, gebruik werd gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hiervoor was [medeverdachte] bij Bureau Halt bekend. Op 24 juli 2019 werd genoemde telefoonnummer bevraagd in het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie. Uit dit onderzoek bleek dat het telefoonnummer op naam stond van [naam vader medeverdachte] , [adres vader medeverdachte] . Onderzoek in de Gemeentelijke Basis Administratie wees uit dat verdachte [medeverdachte] op het adres woonachtig was.
Identificatie verdachte [medeverdachte] als gebruiker telefoonnummer
Uit het onderzoek naar de telecommunicatie gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek dat de vermoedelijke gebruiker van het genoemde telefoonnummer [medeverdachte] was. Dit bleek onder andere uit de tapgesprekken met sessienummers 6325, 6288, 2434, 2962, 4329. In deze gesprekken noemde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn naam, zijnde [medeverdachte] .
Conclusie
Gelet op het hierboven genoemde betreft de vermoedelijke gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] verdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedag medeverdachte] 2003, wonende [adres medeverdachte] . (...)
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 102 tot en met 105, inhoudende, zakelijk weergegeven:Door de officier van justitie (…) werd (...) het bevel gedaan, conform artikel 126M van het Wetboek van Strafvordering betreffende het opnemen van de telecommunicatie dat had plaatsgevonden en/of plaats vond met de telefoonnummers van verdachte [medeverdachte] .
Sessie 2434
Op 28 juli 2019, om 15.46 uur, vond er een inkomend gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , op naam van [naam 10] . (...)
[naam 11] : Joh. (...)
[naam 12] : Ik spreek met [medeverdachte] .
[naam 11] : zeker. (…)
[naam 12] : Nou ehh, de recherche zoekt jou. Wist jij dat.
[naam 11] : Wollah.
[naam 12] : Ja, wollah.
[naam 11] : Hoe weet je dat.
[naam 12] : [naam 13] komt naar ons toe en hij zo jij bent een vriend van [medeverdachte] , toen zei ik nee wie is [medeverdachte] .
[naam 11] : Houd je bek, jij lult kankerhard.
[naam 12] : Ik zweer het, ik zweer het jongen.
[naam 11] : Jij kwatsert.
[naam 12] ; Ik zweer het jongen, wollah maat. De politie kon ons zo horen. Jij bent een vriend van [medeverdachte] toch. Ik zei, nee ik ken hem niet dus. (...)
[naam 11] : Wollah, waar is [verdachte] . Ik hoor niks van hem.
[naam 12] : k weet niet man. (...) Wollah ik heb wel de neiging om naar hem toe te gaan of zijn broer te appen, dat kan ook.
[naam 11] : ja, maar die broer is in Marokko. (…) die broer weet niks jongen. (...)
Sessie7942
Op 2 augustus 2019, om 19.55 uur, vond er een uitgaand gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , op naam van [naam vader medeverdachte] . (...) Het gesprek werd beluisterd door opsporingsambtenaar [naam 14] en, nadat bleek dat er Turks werd gesproken,
vertaald door tolk [nummer] . (...)
[naam 15] : Is goed, [verdachte] hebben ze vrijgelaten
[naam 11] : Ik weet ervan (…)
[naam 15] : (…) ze gaan jou ook binnenkort contacten, de politie heeft me vandaag gebeld
[naam 11] : Wie heeft er gebeld?
[naam 15] : De politie heeft mij vandaag gebeld
[naam 11] : Wat hebben ze gezegd
[naam 15] : NTV, goed luisteren, hij heeft niet gepraat, dus jij moet daar ook 3 dagen lang jebakkes houden
[naam 11] : Wat?
[naam 15] : Als ze jou meenemen en je moet daar blijven, ook 3 dagen je mond houden, ik heb niets, ik weet niets, dit, dit, bla bla
[naam 11] : Ik weet, ik weet (...)
De camerabeelden, zoals ter terechtzitting van 12 oktober 2020 getoond:
Bestandsnamen : Bestandsgrootte:
20000000S-1_conv 13.931 kb
20000001S-2_conv 19.200 kb
20000002S-3_conv 16.967 kb
20000002S-4_conv 18.157 kb