Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
mr. Van Luijn voornoemd, alsmede de heer [gedaagde] , bijgestaan door mr. Gelok voornoemd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
2.Het geschil
2 september 2020 gewezen ten uitvoer te leggen totdat in de verzetprocedure met zaaknummer K/4901/8786220 zal zijn beslist, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.De beoordeling
Hiervan uitgaande moet worden geconcludeerd dat het belang van Adriatico bij behoud van de bestaande toestand (het kunnen beschikken over de bedrijfsruimte) hangende de verzetprocedure niet zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis (de ontruiming van de bedrijfsruimte). Bovendien moet worden aangenomen dat de kantonrechter, indien hij bekend zou zijn geweest met voormelde omstandigheden, niet tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Gelet op het voorgaande zal de door Adriatico gevorderde voorziening worden afgewezen.