Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende en kantoorhoudende te Vlissingen,
eiser, nader aan te duiden als “
”,
gedaagde, nader te duiden als “
[gedaagde]”,
schriftelijk procederend.
1.Het verloop van het geding
b. de conclusie van antwoord, met producties;
2.Het geschil
€ 423,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten en de nakosten van deze procedure.
3.De beoordeling
- [eiser] exploiteert een auto- en motorrijschool.
€ 1.075,00.
- Partijen spraken af dat [gedaagde] op 25 november 2018 een bedrag van € 540,00 aan
[eiser] zou voldoen. Het resterende bedrag van € 535,00 diende hij te voldoen voor zijn
praktijkexamen op 10 december 2018.
- [gedaagde] heeft de eerste termijn tijdig voldaan.
- Na correspondentie tussen partijen zijn zij nader overeengekomen dat [gedaagde] het
restantbedrag van € 535,00 in drie gelijke termijnen van € 178,33 mocht voldoen, telkens
uiterlijk op de tiende van de maanden januari, februari en maart 2019. Omdat [gedaagde]
ook na sommatie de eerste termijn niet voldeed, is de betalingsregeling komen te vervallen.
- [eiser] heeft [gedaagde] op 10 februari 2019 een sommatiebrief als bedoeld in artikel
6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek gezonden. Daarbij is aan [gedaagde] aangezegd dat
hij bij niet tijdige betaling van het restantbedrag van € 535,00 plus € 10,70 aan rente en
bedrag van € 80,25 aan incassokosten verschuldigd zou worden.
- Nadat tijdige betaling andermaal uitbleef heeft [eiser] zijn vordering ter incasso uit handen
gegevens aan Juristu Incassodiensten BV (nader: Juristu). Deze incassogemachtigde heeft
[gedaagde] op 6 maart 2019 gesommeerd tot betaling, binnen 10 dagen, van een totaalsom
van € 616,14. Op 15 maart 2019 heeft zij hem andermaal aangeschreven en wel tot betaling
van voormeld bedrag binnen 48 uur.
- [gedaagde] heeft op 25 maart, 27 maart en 2 april 2019 deelbetalingen verricht tot een
totaalbedrag van € 615,25.
“Zojuist heb ik vernomen dat u een betaling heeft verricht ad € 535,-. De staat ligtmomenteel bij de deurwaarder en indien u de rest van de kosten niet betaald, zal ugedagvaard worden.Totaal staat er een bedrag open ad € 4.508,31.Dit is opgebouwd uit de volgende kosten:Hoofdsom € 535,-Incassokosten - 80,25Juridische kosten - 423,50Griffierecht - 231,00Betekeningskosten - 98,01Totaal € 1.367,76Voldaan € 585,-Openstaand: € 782,76.We zien de betaling, graag spoedig tegemoet. De eerste helft dient uiterlijk 1 april 2019 voldaan te zijn zodat wij de zaak nog in kunnen trekken bij de rechtbank en verdere kosten kunnen voorkomen. Voor het restant wordt kan een regeling worden getroffen (…)”
€ 30,25 aan Juristu. [gedaagde] meent daarmee (uiteindelijk) tijdig aan zijn verplichtingen ten opzichte van [eiser] te hebben voldaan en niet gehouden te zijn tot vergoeding van het in deze procedure gevorderde bedrag.
2.4 De kantonrechter overweegt als volgt.
De kantonrechter wil nog wel aannemen dat de regel in de email van 27 maart 2019, waarin wordt gesteld dat er een bedrag openstond van € 4.508,31 op een misverstand berust en dat [gedaagde] dat ook zo zal hebben opgevat, maar van een correct handelende incassogemachtigde had mogen worden verwacht dat zij haar debiteur duidelijk had gemaakt dat deze, bij tijdige betaling, de zaak niet bij de rechtbank zou aanbrengen en dat die debiteur in dat geval geen griffierecht en betekeningskosten verschuldigd zou zijn. Juristu vorderde in dit geval die griffierechten en betekeningskosten zonder enig voorbehoud en dat is, zacht gezegd, bedenkelijk te noemen.
3. De beslissing