ECLI:NL:RBZWB:2020:5191

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
C/02/375439 JERK 20-1581
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Toekoen
  • mr. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg met nadruk op de noodzaak van een jeugdzorgwerker

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 augustus 2020 de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] uitgesproken voor de duur van twaalf maanden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft dit verzoek ingediend, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die lijdt onder de gevolgen van de vechtscheiding van zijn ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel bij zijn moeder woont, maar dat er veel onduidelijkheid is over zijn toekomstperspectief. De ouders zijn het niet eens over de verhuizing van [minderjarige] naar [naam land], wat leidt tot verdere complicaties in de zorg voor hem.

De kinderrechter heeft tijdens de zitting de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, de moeder, en vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI). De vader heeft aangegeven dat [minderjarige] veel problemen heeft, waaronder een verslaving aan drugs en een gebrek aan motivatie om naar school te gaan. De moeder is niet verschenen en heeft geen medewerking verleend aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg voor [minderjarige] te bieden en dat er een dringende behoefte is aan een jeugdzorgwerker.

De kinderrechter heeft de GI opgedragen om binnen zes weken een jeugdzorgwerker beschikbaar te stellen, ondanks de wachtlijstproblematiek. De beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen is genomen om zijn ontwikkeling te beschermen en om ervoor te zorgen dat hij de nodige hulp en ondersteuning krijgt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ondertoezichtstelling onmiddellijk van kracht is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens : C/02/375439 / JE RK 20-1581
datum uitspraak: 17 augustus 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda
betreffende

[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] ,

[naam 3] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam 2] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Roosendaal.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 5 augustus 2020, ingekomen bij de griffie op
6 augustus 2020;
- de nagezonden zittingsstukken van de Raad van 11 augustus 2020, ingekomen bij de griffie op 13 augustus 2020.
Op 17 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- twee vertegenwoordigers van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. Hij woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

Namens de Raad is ter nadere onderbouwing van het verzoek ter zitting naar voren gebracht dat hij zich ernstig zorgen maakt over [minderjarige] . Hij heeft last van de jarenlange vechtscheiding van zijn ouders. Hij heeft een beneden gemiddelde intelligentie. Hierdoor heeft hij behoefte aan structuur en duidelijkheid. Daarvan is momenteel geen sprake. Er is veel onduidelijkheid, met name over zijn woonperspectief. De ouders zijn het met elkaar niet eens over de verhuizing van [minderjarige] en de moeder naar [naam land] . De moeder heeft zowel van de vader als van de rechter geen toestemming voor die verhuizing gekregen, omdat men er onvoldoende vertrouwen in had dat de noodzakelijke hulp (MST) voor [minderjarige] in [naam land] zou worden opgestart. De moeder heeft een woning met de huidige partner in [naam land] gekocht en is toch voornemens om te verhuizen. [minderjarige] verblijft momenteel veel alleen met zijn halfbroer in de woning in Baarle-Nassau. [minderjarige] laat zich niet sturen. Hij laat zelfbepalend gedrag zien, is niet gemotiveerd om naar school te gaan en gebruikt drugs. Daarnaast komt de noodzakelijke hulpverlening onvoldoende van de grond. De moeder wil geen MST. De Raad handhaaft het verzoek.
[minderjarige] heeft ter zitting verklaard dat hijzelf geen ondertoezichtstelling nodig heeft. Zijn ouders daarentegen kunnen wél die maatregel gebruiken. Hij vindt het een groot probleem dat zijn ouders niet over hem kunnen praten. Hij vindt het erg dat zij regelmatig ruzie over hem maken. [minderjarige] hoopt dat de jeugdzorgwerker gaat werken aan het verbeteren van de oudercommunicatie. Daarvoor is een ondertoezichtstelling welkom.
De vader heeft ter zitting verklaard dat [minderjarige] veel problemen heeft. Hij is zelfbepalend en wordt steeds agressiever. Daarnaast is hij verslaafd aan drugs. Hij zou dringend een klinische behandeling nodig hebben. Het zou goed zijn als hij tien weken wordt opgenomen in ‘Yes we can clinics’. Daarnaast houdt de moeder alle hulpverlening tegen. Dat zij nu ook niet ter zitting is verschenen, bevestigt dat beeld. Desgevraagd geeft de vader aan dat [minderjarige] niet bij hem kan wonen, hij heeft voor hem geen plek. De vader wil verder met zijn nieuwe gezin. Volgens hem is een ondertoezichtstelling hard nodig.
Namens de GI is ter zitting aangegeven dat de jeugdreclassering in het kader van het strafrecht nu meer dan een jaar betrokken is bij [minderjarige] . Er is een kort geding geweest over zijn verblijfplaats. Daarbij is in het vonnis bepaald dat de moeder niet met [minderjarige] naar [naam land] mag verhuizen. De moeder negeert die uitspraak. Zij is heel manipulatief en brengt dat over op [minderjarige] . De GI ziet een jongen die helemaal knel zit en niet meer weet wat hij met zichzelf aan moet. Een klinische opname voor [minderjarige] is wel mogelijk, maar kan alleen op vrijwillige basis plaatsvinden. De GI geeft aan dat zij beschikbaar is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het probleem is echter wel dat niet bekend is wanneer er in deze zaak een jeugdzorgwerker beschikbaar is.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij wordt al jarenlang geconfronteerd met de (v)echtscheiding van zijn ouders. Hij is geregeld getuige geweest van ruzies tussen hen, een gebrek aan oudercommunicatie en verbale agressiviteit. Momenteel wordt [minderjarige] ingezet in de onderlinge strijd tussen de ouders. [minderjarige] is hierdoor een speelbal van hen geworden. Zo wil de moeder met [minderjarige] naar [naam land] verhuizen. De vader wil dat niet en wil dat zij in Nederland blijven wonen. De moeder heeft vervolgens gedreigd om [minderjarige] bij zijn vader af te zetten, wetende dat hij daar niet kan wonen. Ook heeft zij aangegeven zich te willen terugtrekken als gezaghebbende ouder. [minderjarige] is hiervan op de hoogte. Deze stressvolle gebeurtenissen hebben een grote impact op zijn leven. [minderjarige] verblijft nu een deel van de week samen met zijn halfbroer in de woning in Baarle-Nassau. De verzorgende ouder is er dan niet voor hem beschikbaar. [minderjarige] ervaart hierdoor al geruime tijd onduidelijkheid over zijn toekomstperspectief. Naast de zorgen over de thuissituatie, heeft hij ook kind-eigenproblematiek ontwikkeld. Hij vertoont zelfbepalend gedrag, kan boos reageren en trekt zich steeds meer terug om te doen wat hij wil. Daarnaast is er sprake van fors schoolverzuim.
Het is de ouders in het vrijwillige kader niet gelukt om met elkaar constructieve afspraken te maken en de negatieve situatie structureel in positieve zin te veranderen. [minderjarige] ervaart hierdoor geen rust, duidelijkheid en stabiliteit. Daarnaast ontbreekt een toekomstperspectief. Dit alles heeft hij echter, mede vanwege zijn lage intelligentieniveau, hard nodig. De kinderrechter benadrukt dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij de ouders zelf. Zij dienen het belang van [minderjarige] weer voorop te stellen en in zijn belang de onderlinge verstandhouding te verbeteren. De moeder heeft in het vrijwillige kader onvoldoende meegewerkt aan de hulpverlening voor [minderjarige] . Een ondertoezichtstelling is dan ook noodzakelijk om een en ander in een gedwongen kader voor hem in positieve zin te veranderen. Aan de voorwaarden daarvan wordt voldaan. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. Het lijkt er echter op dat de oudercommunicatie tussen de ouders niet of nauwelijks kan worden verbeterd. Een vorm van parallel ouderschap lijkt in dat geval een geschikte interventie.
In het kader van de ondertoezichtstelling dient onder meer te worden gewerkt aan de volgende doelen:
- [minderjarige] heeft een duidelijk toekomstperspectief;
- [minderjarige] continueert zijn schoolgang zodra het nieuwe schooljaar begint en verzuimt niet meer op school;
- [minderjarige] heeft een onbelast contact met beide ouders. Hij wordt niet betrokken in de strijd tussen de ouders en wordt niet belast met volwassen zaken;
- Er dient aandacht te zijn voor de verslaving van [minderjarige] en zo nodig moet hij een behandeling ondergaan;
- De hoofdopvoeder (moeder) heeft voldoende handvatten om [minderjarige] de noodzakelijke structuur te bieden en zij is in staat hem op een voor hem leeftijdsadequaat wijze te corrigeren. Om dit te bereiken is een vorm van MST een geschikte interventie;
- Ouders minimaliseren hun contact tot beslissingsmomenten voor [minderjarige] om verdere escalaties te voorkomen. Om dit te bereiken is een vorm van parallel ouderschap een geschikte interventie.
Een ondertoezichtstelling is een zware maatregel en wordt alleen uitgesproken wanneer een kinderrechter van oordeel is dat er ernstige zorgen zijn om de minderjarige. Ook in deze zaak zijn er ernstige zorgen en het zou schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige] wanneer er niet op korte termijn passende, gedwongen hulp wordt ingeschakeld. Ondanks de voornoemde ernstige zorgen is het echter onduidelijk wanneer er daadwerkelijk uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling. Immers, het is niet bekend wanneer een jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar zal worden gesteld. Dit is al met al een betreurenswaardige gang van zaken. De kinderrechter wijst de GI uitdrukkelijk op het bepaalde in artikel 4.2.2 Besluit Jeugdwet. In het eerste lid van dat artikel staat dat de GI binnen vijf werkdagen nadat zij is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aanwijst, waarbij het eerste contact plaatsvindt tussen de jeugdzorgwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouder(s).
Gezien de voornoemde ernstige zorgen is het dringend nodig dat er in deze zaak snel een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld. Ondanks de wachtlijstproblematiek van de GI verwacht de kinderrechter van haar dat zij in deze zaak, uitgaande van 17 augustus 2020, binnen zes weken een jeugdzorgwerker met autoriteit beschikbaar stelt. Die jeugdzorgwerker dient snel over te gaan tot adequate uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, Roosendaal, met ingang van 17 augustus 2020 tot 17 augustus 2021 en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2020 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Janssen, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.