Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Beschikking
[moeder] ,
[naam] ,
[vader] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissing
's-Hertogenbosch
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie. De moeder van de minderjarige, die onder toezicht staat, heeft verzocht om de Bepaling jeugdhulp van 4 augustus 2020 van de Gecertificeerde Instelling (GI) als een schriftelijke aanwijzing te beschouwen en deze te laten vervallen. De moeder verzocht tevens om een contactregeling vast te stellen die haar in staat zou stellen om wekelijks contact met haar kind te hebben. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door beide ouders, maar dat de minderjarige bij de vader verblijft. De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in de zaak uiteengezet, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat en de vader en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de Bepaling jeugdhulp van de GI niet als een schriftelijke aanwijzing kan worden aangemerkt, omdat deze niet het dwingende karakter heeft dat bij een schriftelijke aanwijzing hoort. De kinderrechter heeft de Bepaling jeugdhulp als een administratieve handeling beschouwd die noodzakelijk is voor de financiering van de jeugdhulp en niet als een besluit met rechtsgevolg. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder afgewezen, met de opmerking dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder in gesprek blijft met de GI over de mogelijkheden voor uitbreiding van de contacten.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder zich moet richten op het voortzetten van haar positieve ontwikkelingen binnen het ouder-kind traject, wat kan bijdragen aan een mogelijke uitbreiding van de contacten met de minderjarige. De beslissing van de kinderrechter is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.