Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende lasten onder dwangsom. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Pasveer, had bezwaar gemaakt tegen twee lasten onder dwangsom die waren opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen. De eerste last betrof de overtreding van artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit, met betrekking tot geluidsnormen op het bedrijfsterrein van eiseres. De rechtbank oordeelde dat er ten tijde van de oplegging van de last sprake was van overschrijding van de geluidsnormen, en dat de last terecht was opgelegd. Eiseres had verzocht om maatwerkvoorschriften, maar op dat verzoek was nog niet beslist op het moment van de lastgeving.
De tweede last betrof het overnachten van chauffeurs in vrachtwagens op het terrein, wat in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo. Eiseres erkende dat chauffeurs op haar terrein hadden overnacht, maar voerde aan dat dit kwam door een kapot hek. De rechtbank oordeelde dat de last ook in dit geval terecht was opgelegd, omdat de overtredingen waren vastgesteld en er geen bijzondere omstandigheden waren om van handhaving af te zien.
Echter, de rechtbank vernietigde de invordering van de dwangsom van € 15.000,- die was opgelegd wegens de overtreding van de last van 12 maart 2019. De rechtbank concludeerde dat niet onomstotelijk vaststond dat eiseres de last had overtreden, omdat er geen bewijs was dat de chauffeur daadwerkelijk in de vrachtwagen overnachtte. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit ongegrond, maar het beroep tegen het tweede besluit gegrond, en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.