ECLI:NL:RBZWB:2020:5455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
C/02/378014 HA RK 20-221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Breeman
  • J. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 5 november 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, was gericht tegen mr. Van de Wetering, die als politierechter optrad in een strafzaak waarin verzoeker verdacht werd van belaging. Het wrakingsverzoek was ingediend na een zitting op 13 oktober 2020, waar verzoeker zich beklaagd had over de wijze waarop de rechter de zitting leidde en de vragen stelde. Verzoeker stelde dat de rechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt door zijn taalgebruik en door niet in te gaan op bepaalde argumenten van verzoeker. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de rechter niet verplicht is om tijdens de zitting een beslissing te nemen over de ontvankelijkheid van de klacht en dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 02/378014 HA RK 20-221
Beslissing van 5 november 2020 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[Verzoeker] ,
geboren te [geboortedatum-en plaats] ,
woonachtig aan de [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, advocaat te Wassenaar.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 13 oktober 2020 van de politierechter van het team strafrecht van deze rechtbank in de hierna te noemen zaak (hierna: de hoofdzaak), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan;
  • de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak;
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 30 oktober 2020, waarbij aanwezig waren: verzoeker, zijn advocaat en de gewraakte rechter. De officier van justitie en de advocaat van de benadeelde partij zijn, zonder bericht aan de rechtbank, niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Van de Wetering, optredend als politierechter (hierna: de rechter), in de zaak met parketnummer 02/251400-19, op de gronden die verzoeker heeft uiteengezet in zijn wrakingsverzoek.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

In de hoofdzaak wordt verzoeker verdacht van belaging.

4.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt doordat:
  • de rechter voorbij is gegaan aan het feit dat de klacht (van de ex-vrouw van verzoeker) te laat is ingediend;
  • geen onderzoek is gedaan naar de leugenachtige verklaringen van de ex-vrouw van verzoeker en dat de rechter daarover geen vragen heeft gesteld aan de officier van justitie;
  • de rechter verzoeker heeft onderbroken in zijn verhaal;
  • de rechter verzoeker niet heeft laten verwijzen naar jurisprudentie.
Ter zitting van 30 oktober 2020 heeft verzoeker daaraan toegevoegd dat de rechter sprak over een “dik pak papier” dat verzoeker nog had ingediend en dat dit taalgebruik een waardeoordeel impliceert. Dat de advocaat van de wederpartij wel alle tijd kreeg om zijn verhaal te doen. En dat de rechter alleen wilde weten of e-mailberichten waren verstuurd en niet wat daarin stond, waarbij de rechter verzoeker door de manier van vraagstelling aanviel.

5.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft aangevoerd dat:
  • hetgeen ter zitting is voorgevallen is verwoord in het proces-verbaal van de zitting van 13 oktober 2020;
  • het klopt dat de e-mailberichten van verzoeker ter zitting zijn besproken;
  • er inderdaad een heel dik pak papier was ingediend;
  • de advocaat van verzoeker geen preliminair verweer heeft gevoerd met betrekking tot de tijdigheid van de klacht en de rechter die tijdigheid eventueel op een later moment aan de orde wilde stellen.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan een verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een strafzaak behandelt wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de gronden
6.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit geen van de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden, ook niet in onderlinge samenhang bezien, een zwaarwegende omstandigheid als bedoeld in 6.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
6.4.
De wrakingskamer overweegt dat de rechter niet verplicht is om tijdens de behandeling op zitting een (tussen)beslissing te nemen over de ontvankelijkheid van de klacht. Het al dan niet nemen van een (tussen)beslissing kan geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Ook het ontbreken van een motivering voor het al dan niet nemen van een (tussen)beslissing kan geen grond voor wraking vormen (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Pas bij de uitspraak, dus na de behandeling van de zaak, dient de rechter te beslissen op het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de overschrijding van de termijn voor het indienen van de klacht.
6.5.
Met het gebruik van de woorden “dik pak papier” wordt op geen enkele wijze een waardeoordeel gegeven. Er wordt slechts mee aangegeven dat een omvangrijk stuk was ingediend.
Dat de rechter wilde weten of e-mailberichten waren verstuurd en (op dat moment) niet inging op de inhoud van die berichten, brengt niet mee dat de rechter verzoeker aanviel. De rechter heeft in zijn vraagstelling – zoals verwoord door verzoeker – in het geheel geen scherpe bewoordingen gebruikt en zich evenmin uitgelaten over de vraag of verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
6.6.
Alle overige door verzoeker aangevoerde gronden hebben betrekking op de regievoering door de rechter. Voor een ordentelijk verloop van de zitting is het van belang dat de rechter regie voert, zodat de zitting gestructureerd verloopt.
Dat de rechter verzoeker in zijn betoog heeft onderbroken toen hij uitweidde over procedures uit het verleden – die nu niet aan de orde zijn – is passend.
Dat de rechter heeft opgemerkt dat hij op de hoogte is van de jurisprudentie die verzoeker bedoelde is eveneens passend. Het is immers niet zinvol om jurisprudentie te bespreken die reeds bij de rechter bekend is.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 13 oktober 2020 kan worden opgemaakt dat verzoeker veelvuldig het woord heeft gevoerd en dat hij uitgebreid zijn verdediging heeft mogen voeren.
6.7.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter ten aanzien van hem vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is.
6.8.
Dit alles leidt ertoe dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

7.Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met parketnummer: 02/251400-19 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 5 november 2020, door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Breeman en mr. De Roos, in tegenwoordigheid van mr. Van Wijk, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.