In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 21 december 2019 in Tilburg meermalen met een wandelstok tegen het hoofd van de aangever heeft geslagen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, waarbij de officier van justitie meende dat er wettig en overtuigend bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2020, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet uitsloot dat hij strafbaar was voor het feit. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever had aanvaard door met kracht te slaan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde opname in een forensische verslavingskliniek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte behandeld moest worden voor zijn verslavingsproblematiek om recidive te voorkomen. De benadeelde partij, de aangever, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk was gemaakt.