ECLI:NL:RBZWB:2020:5521
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid van een werknemer met een Ziektewet-uitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2020, werd het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV ongegrond verklaard. Eiser, een 48-jarige man die voorheen als procesoperator werkte, had zich ziekgemeld op 2 juli 2018 vanwege pijnklachten in de onderrug en linkerbeen. Het UWV had in een primair besluit van 23 oktober 2019 vastgesteld dat eiser geen recht had op een Ziektewet-uitkering, omdat hij op de datum van zijn ziekmelding geschikt werd geacht voor zijn arbeid. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 16 december 2019 gehandhaafd, waarop eiser in beroep ging.
De rechtbank beoordeelde of het UWV de geschiktheid van eiser voor arbeid op 15 oktober 2019 zorgvuldig had vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek door het UWV adequaat was uitgevoerd. De artsen van het UWV waren op de hoogte van eisers klachten en hadden dossieronderzoek gedaan, evenals informatie uit de behandelend sector opgevraagd. Eiser had medische stukken ingebracht, waaronder een MRI-uitslag en een goedkeuring voor een operatie, maar deze gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van het UWV.
De rechtbank oordeelde dat de subjectieve beleving van klachten niet beslissend is voor de vaststelling van beperkingen en dat de UWV-artsen de door eiser ervaren klachten op een andere manier hadden gewogen. De rechtbank concludeerde dat het UWV eiser op basis van het medisch onderzoek geschikt mocht achten voor het verrichten van zijn arbeid per 15 oktober 2019. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.