ECLI:NL:RBZWB:2020:5534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
02/810571-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Weert
  • A. Goossens
  • J. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot afpersing en bedreiging met geweld

In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en bedreiging met geweld, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2020 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15, 17 en 18 september 2020, waarna het onderzoek op 29 oktober 2020 werd gesloten. De verdachte werd ervan verdacht op 15 februari 2017 te Etten-Leur, door te dreigen met geweld, een geldbedrag van de aangever te willen afhandig maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangever niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De verklaringen van getuigen en camerabeelden gaven geen steun voor de stelling dat de verdachte geweld had gebruikt of dat er sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank oordeelde dat de vrees van de aangever voor geweld niet gerechtvaardigd was, en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot afpersing of de bedreiging. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810571-17
vonnis van de meervoudige kamer van 12 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15, 17 en 18 september 2020. De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Van IJzendoorn, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt, waarna het onderzoek ter zitting is gesloten op 29 oktober 2020.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, erop neer dat verdachte door te dreigen met geweld heeft geprobeerd om [aangever] een geldbedrag afhandig te maken dan wel dat hij die [aangever] heeft bedreigd met geweld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot afpersing van [aangever] (hierna: [aangever] ). Het Openbaar Ministerie gebruikt daarbij onder meer de aangifte van [aangever] , de getuigenverklaring van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), het proces-verbaal van bevindingen
naar aanleiding van het verhoor van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de camerabeelden bij de woning van [aangever] voor het bewijs.
Het Openbaar Ministerie acht de aangifte van [aangever] betrouwbaar, omdat zijn aangifte op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
De aard van de uitlatingen, in combinatie met de omstandigheden waaronder en de setting waarin deze werden gedaan, brengen in de optiek van het Openbaar Ministerie met zich dat bij [aangever] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren als hij niet zou doen wat verdachte wenste, namelijk het terugbetalen van een fors geldbedrag. De vraag of [aangever] het op verdachte gemunt heeft en hem iets aan wil doen, acht het Openbaar Ministerie, wat daar verder ook van zij, voor het bewijs in deze zaak niet relevant.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak wegens gebrek aan bewijs en stelt daartoe dat verdachte zich op geen enkele wijze op een dreigende manier heeft gedragen jegens [aangever] . In tegendeel, wat er op 14 en 15 februari 2017 heeft plaatsgevonden is juist één vooropgezet plan van [aangever] geweest met het enkele doel om verdachte te laten opdraaien voor een strafbaar feit dat nooit heeft plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 16 februari 2017 heeft [aangever] aangifte gedaan van een poging tot afpersing en bedreiging door verdachte. Volgens [aangever] wilde verdachte hem dringend spreken. Verdachte zou op 14 februari 2017 tegen [aangever] hebben gezegd dat hij ervoor moest zorgen dat hij de volgende dag, 15 februari 2017, om 11:30 uur alleen thuis zou zijn en dat de camera’s bij zijn woning uitgeschakeld waren als verdachte naar hem zou komen. Verdachte zou die dag met iemand hebben afgesproken bij [aangever] thuis. De volgende dag omstreeks 11:30 uur zag [aangever] [naam 3] en [naam 4] voor zijn deur staan en omstreeks 13:15 uur kwam verdachte met zijn zoon [naam 1] naar zijn woning. Toen verdachte bij hem aan de deur stond zei hij tegen [aangever] dat hij in de woning van buurvrouw [naam 2] wilde gaan zitten en dat de buurvrouw maar moest verkassen naar de woning van [aangever] . Vervolgens zijn zij met zijn allen in de woning van [naam 2] gaan zitten.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [aangever] over de omstandigheden rond deze ontmoeting op onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Uit de camerabeelden bij de woning van [aangever] is immers af te leiden wie er in welke volgorde aankwamen, dat de bij de ontmoeting aanwezige personen naar de caravan van de buurvrouw zijn gegaan en dat de buurvrouw haar caravan heeft verlaten. De verklaring van [aangever] vindt ook bevestiging in de verklaring van [naam 1] . [naam 1] heeft verder over deze ontmoeting verklaard dat het de bedoeling van zijn vader was om bij [aangever] thuis verklaringen door te nemen met [naam 3] en dat dit gesprek is voortgezet in de woning van [naam 2] . Dit vindt ook bevestiging in haar verklaring.
Op grond hiervan komt het de rechtbank voor dat de reden van de ontmoeting op 15 februari 2017 juist in de woning van [aangever] en de buurvrouw, mogelijk niet zozeer verband heeft gehouden met [aangever] , maar met [naam 3] . Door meerdere personen wordt immers verklaard dat [verdachte] met [naam 3] heeft gesproken over de verklaring die [naam 3] heeft afgelegd.
[aangever] heeft verder verklaard dat verdachte op 15 februari 2017 tegen hem zou hebben gezegd dat hij geen opdracht had gegeven om aan [naam 5] het bedrag van € 72.500,00 te betalen, die [aangever] naar zijn zeggen eerder van [naam 6] uit de koffers, die [aangever] voor verdachte in beheer had, moest pakken en aan [naam 5] moest betalen. Volgens [aangever] zou verdachte dat geld terug willen hebben van [naam 5] en zou hij tegen [aangever] hebben gezegd dat hij ( [aangever] ) het anders maar terug moest betalen. [aangever] zou daarvoor tot de week erna de tijd hebben. Hierbij zou verdachte ook tegen [aangever] hebben gezegd “iemand die van me steelt, me bedreigt of me verraadt, die maak ik af”. [aangever] voelde zich hierdoor bedreigd en werd daar bang van.
Dat er tussen verdachte en [aangever] gesproken is over geld vindt bevestiging in de verklaring van [naam 1] . [naam 1] heeft immers verklaard dat er werd gesproken over geld dat [aangever] van zijn vader zou hebben liggen. Zijn vader wilde dat geld uit de koffers bij [aangever] de week daarna terug hebben.
Wat er van de reden van de ontmoeting ook zij, gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat er op 15 februari 2017 tussen verdachte en [aangever] is gesproken over geld. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de primair ten laste gelegde poging tot afpersing moet echter eveneens komen vast te staan dat daarbij sprake is geweest van (enige) vorm van geweld of een bedreiging van geweld die redelijkerwijs door iemand zo wordt opgevat en mag worden opgevat.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte enige vorm van geweld zou hebben toegepast richting [aangever] . De feitelijke handeling bestond immers hierin dat [aangever] werd gevraagd om aan verdachte het geld te betalen als [naam 5] het geld niet zou betalen. Deze feitelijke handeling levert niet zonder meer een poging tot afpersing op noch een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven dan wel met zware mishandeling. Ook [aangever] heeft niet verklaard dat [verdachte] geweld heeft gebruikt.
De door [aangever] gestelde bedreiging met geweld door verdachte vormt een essentieel bestanddeel van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Dat verdachte de door [aangever] gestelde bedreigende woorden zou hebben geuit, vindt echter geen steun in een ander bewijsmiddel. Ook [naam 1] heeft niet verklaard over een bedreigende sfeer richting [aangever] . Volgens [naam 1] was de sfeer tussen hen gewoon normaal. Dat getuige [naam 2] heeft verklaard dat [aangever] na de ontmoeting wit zag, acht de rechtbank ook onvoldoende als steun voor de verklaring van [aangever] .
Anders dan het Openbaar Ministerie en met de verdediging, is de rechtbank daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot afpersing noch aan de subsidiair ten laste gelegde bedreiging, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegd feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Weert, voorzitter, mr. Goossens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 november 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 februari 2017 te Etten-Leur, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van een groot geldbedrag (van minimaal 72.500 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, daartoe
- die [aangever] heeft/hebben bezocht op het woonwagenkamp alwaar die [aangever] woonachtig was en/of die [aangever] (vervolgens) heeft/hebben gedirigeerd/geleid naar de woonwagen van de buurvrouw van die [aangever] ( [naam 2] ) en/of die [aangever] (op dwingende/gebiedende/ dreigende wijze/toon) heeft/hebbben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en die [aangever] in de woonwagen van de buurvrouw van die [aangever] zouden gaan zitten en/of een gesprek zouden hebben en/of
- die [aangever] op dwingende/dreigende/gebiedende toon/wijze heeft/hebben gezegd/ medegedeeld dat deze zijn camera(systeem) moest uitschakelen/uitzetten en/of
- die [aangever] (in de woonwagen van buurvrouw [naam 2] ) opzettelijk dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij ( [aangever] ) het geld dat [naam 5] aan verdachte verschuldigd was anders maar moest terug betalen aan hem, verdachte en/of dat hij ( [aangever] ) tot volgende week de tijd had om het geld aan hem, verdachte te betalen en/of dat het geld van " [naam 5] " ( [naam 5] ) volgende week meteen terug moest komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op een papiert(je) een bedrag heeft/hebben genoteerd en/of die [aangever] (daarbij) (vervolgens) opzettelijk dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd ((ver)wijzend naar/op het bedrag op dat briefje): "dat wil ik volgende week terug hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [aangever] (in de woonwagen van buurvrouw [naam 2] ) opzettelijk dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "iemand die van me steelt, me bedreigt of me verraadt, die maak ik af" en/of "iemand die van mij steelt komt in een kist", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op een voor die [aangever] dreigende/intimiderende wijze hem duidelijk heeft/hebben gemaakt dat die [aangever] geld moest (terug) betalen aan hem, verdachte en/of
- door zijn/hun (dreigende/intimiderende) (lichaams)houding en/of postuur en/of door (dreigende/intimiderende) gebaren en/of door zijn/hun (dreigende/intimiderende) reputatie en/of door het creëren van een numeriek overwicht een voor die [aangever] dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan en/of
- een dermate dreigende/intimiderende situatie en/of sfeer voor die [aangever]
heeft/hebben gecreëerd en/of in stand gehouden, dat de vrees van die [aangever] voor geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2017 te te Etten-Leur, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [aangever] bezocht op het woonwagenkamp alwaar die [aangever] woonachtig was en/of die [aangever] (vervolgens) gedirigeerd/geleid naar de woonwagen van de buurvrouw van die [aangever] ( [naam 2] ) en/of die [aangever] (op dwingende/gebiedende/dreigende wijze/toon) gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en die [aangever] in de woonwagen van de buurvrouw van die [aangever] zouden gaan zitten en/of een gesprek zouden hebben en/of
- die [aangever] op dwingende/dreigende/gebiedende toon/wijze gezegd/medegedeeld dat deze zijn camera(systeem) moest uitschakelen/uitzetten en/of
- die [aangever] (in de woonwagen van buurvrouw [naam 2] ) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij ( [aangever] ) het geld dat [naam 5] aan verdachte verschuldigd was anders maar moest terug betalen aan hem, verdachte en/of dat hij ( [aangever] ) tot volgende week de tijd had om het geld aan hem, verdachte te betalen en/of dat het geld van " [naam 5] " ( [naam 5] ) volgende week meteen terug moest komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op een papiert(je) een bedrag genoteerd en/of die [aangever] (daarbij) (vervolgens) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd ((ver)wijzend naar/op het bedrag op dat briefje): "dat wil ik volgende week terug hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [aangever] (in de woonwagen van buurvrouw [naam 2] ) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "iemand die van me steelt, me bedreigt of me verraadt, die maak ik af" en/of "iemand die van mij steelt komt in een kist", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op een voor die [aangever] dreigende/intimiderende wijze hem duidelijk gemaakt dat die [aangever] geld moest (terug) betalen aan hem, verdachte en/of
- door zijn/hun (dreigende/intimiderende) (lichaams)houding en/of postuur en/of door (dreigende/intimiderende) gebaren en/of door zijn/hun (dreigende/intimiderende) reputatie en/of door het creëren van een numeriek overwicht een voor die [aangever] dreigende situatie doen ontstaan en/of
- een dermate dreigende/intimiderende situatie en/of sfeer voor die [aangever] gecreëerd en/of in stand gehouden, dat de vrees van die [aangever] voor geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht