Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 13 november 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
Procesverloop
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 13 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door de ouders van een minderjarige verzoekster, geboren op 5 november 2002. Het verzoek was gedaan naar aanleiding van (voorgenomen) besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, gedateerd 4, 17 en 31 augustus 2020. De ouders hebben verzocht om een voorlopige voorziening, maar hebben niet voldaan aan de vereisten om kopieën van de besluiten en de daartegen gerichte bezwaarschriften over te leggen bij het verzoekschrift. De ouders zijn op dit verzuim gewezen, maar hebben geweigerd de aangetekend verzonden brief in ontvangst te nemen en hebben slechts enkele kopieën van de besluiten ingezonden, zonder de benodigde bezwaarschriften.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien er een lopende bezwaarschriftprocedure is. Aangezien de ouders niet hebben aangetoond dat zij bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten van het college, is er geen connexiteit aanwezig. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden.
De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier was niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen, maar de uitspraak is wel verzonden aan de betrokken partijen.