ECLI:NL:RBZWB:2020:5657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
C/02/8504597 MB VERZ 20-148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over parkeervergunningsplicht en bebording in parkeervergunningszone

Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een civiele zaak betreffende een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die een beroep heeft ingesteld tegen een verkeersboete, opgelegd wegens het parkeren buiten de vakken in een parkeervergunningszone. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 oktober 2020, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, I.N.D.J. Rissema, aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. Van der Teen, LL.B.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie. De betrokkene voerde aan dat er geen parkeervak aanwezig was op de plek waar hij parkeerde, en dat er geen bord E9 was geplaatst. De kantonrechter oordeelde dat de auto van de betrokkene inderdaad niet in een parkeervak stond, maar dat dit niet betekent dat er geen overtreding van artikel 24 lid 4 van het RVV 1990 was. De kantonrechter wees erop dat de parkeergelegenheid alleen toegankelijk is voor vergunninghouders en dat de betrokkene niet over de vereiste vergunning beschikte.

De kantonrechter heeft de behandeling van de subsidiaire grond, betreffende het ontbreken van bord E9, aangehouden. De zittingsvertegenwoordiger kreeg de gelegenheid om een aanvullend proces-verbaal op te stellen over de bebording op de gereden route van de betrokkene. Na ontvangst van dit proces-verbaal zullen de betrokkene en zijn gemachtigde opnieuw worden uitgenodigd om hierop te reageren. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8504597 MB VERZ 20-148
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
uitspraak: 20 oktober 2020
Op de in het openbaar gehouden zitting van 6 oktober 2020 is mr. Hindriks, kantonrechter, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer. Het beroepschrift is ingediend door:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode-woonplaats]
,nader ook te noemen: betrokkene,
gemachtigde : I.N.D.J. Rissema, werkzaam bij Bezwaartegenverkeersboetes.nl
adres : Verlengde Poolseweg 16
woonplaats : 4818 CL Breda.
--------------------
De gemachtigde van betrokkene is ter zitting verschenen in persoon.
Namens de officier van justitie is verschenen mr. Van der Teen, LL.B., werkzaam bij het CVOM te Utrecht, (hierna: zittingsvertegenwoordiger).
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden, welke aantekeningen deel uitmaken van het dossier.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld. Daarbij heeft hij verzocht een dwangsom toe te kennen. Ter zitting heeft de gemachtigde van betrokkene medegedeeld de gronden van het beroep te handhaven en hier nog aan toegevoegd dat primair de gedraging gezien artikel 24 lid 4 van het RVV 1990 niet kan worden vastgesteld omdat zich daar waar betrokkene parkeerde, geen parkeervak bevond. Subsidiair voert betrokkene aan dat er geen bord E9 geplaatst is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, alsmede de verwerping van de bezwaren van betrokkene, te handhaven. Voor het geval de kantonrechter toekomt aan beoordeling van de subsidiaire grondslag wil de zittingsvertegenwoordiger in de gelegenheid worden gesteld nader in te gaan op de bebording nu de gereden route pas op de zitting bekend is gemaakt.

1.De beoordeling

De kantonrechter heeft op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie.
De primaire grond van betrokkene komt erop neer dat hij aanvoert dat, als er al een bord E9 is geplaatst, dat bord alleen geldt voor de aangeduide parkeervakken en niet voor het deel van de straat waar hij parkeerde. Volgens betrokkene is daarom geen sprake van overtreding van artikel 24 lid 4 RVV, dat bepaalt dat indien een parkeergelegenheid, aangeduid met (…) verkeersbord E9 (…), is voorzien van parkeervakken, slechts in die vakken mag worden geparkeerd.
De kantonrechter overweegt dat het feitelijk klopt dat de auto van betrokkene niet in een parkeervak stond geparkeerd. In plaats daarvan stond zijn auto aan de rechterzijde van de weg waar aan de linkerzijde van de weg insteekparkeervakken zijn gemaakt. Als de door de gemachtigde van betrokkene bepleite uitleg van artikel 24 lid 4 RVV 1990 wordt gevolgd, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een onbedoelde uitholling van dat artikel. De aanwezige parkeergelegenheid aan het Nonnenveld betreft immers het parkeren in de parkeervakken. Van die aanwezige parkeergelegenheid mag vervolgens alleen gebruik worden gemaakt door vergunninghouders. Vast staat dat betrokkene niet beschikt(e) over de vereiste vergunning, zodat de primaire grond niet slaagt.
Wat betreft de subsidiaire grond dat een bord E9 ontbreekt, zal de kantonrechter de behandeling van de zaak aanhouden teneinde de zittingsvertegenwoordiger in de gelegenheid te stellen
binnen 8 weken na verzending van deze tussenbeschikkingeen aanvullend proces-verbaal toe te sturen waarin wordt ingegaan op de E9-bebording op de door betrokkene gereden route van Wilhelminasingel naar Vierwindenstraat naar Keizerstraat naar Nonnenveld.
Na ontvangst van het aanvullende proces-verbaal zullen betrokkene en zijn gemachtigde opnieuw worden uitgenodigd om hierop ter zitting te reageren.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

2.De beslissing

stelt de zittingsvertegenwoordiger in de gelegenheid
binnen 8 weken na verzending van deze tussenbeschikkingeen aanvullend proces-verbaal toe te sturen waarin wordt ingegaan op de E9-bebording op de door betrokkene gereden route;
houdt iedere verdere beslissing aan.
de griffier, de kantonrechter,