ECLI:NL:RBZWB:2020:5683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
02-189503-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Kooijman
  • mr. De Weert
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewapende overval met vrijspraak voor vuurwapenbezit

Op 18 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een Aldi in Hilvarenbeek op 20 februari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de overval heeft gepleegd, waarbij de slachtoffers onder bedreiging van een vuurwapen en een mes gedwongen werden om geld af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft hem vrijgesproken van het bezit van een vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij dit wapen op de tenlastegelegde datum in zijn macht had.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 november 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en DNA-analyse, voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte in nauwe samenwerking hebben gehandeld, wat het medeplegen van de overval bevestigde. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte geen verklaring had gegeven over zijn betrokkenheid en dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

De rechtbank benadrukte de ernst van de overval en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de straf passend was gezien het planmatige karakter van de overval en het gebruik van geweld. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, het bezit van een vuurwapen, omdat er geen bewijs was dat hij dit wapen op de relevante datum in zijn bezit had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/189503-20
vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag verdachte] 1990 te [Geboorteplaats verdachte]
wonende te [Adres verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. A.S. Sewgobind, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. J. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de [Naam bedrijf 1] ;
feit 2: een vuurwapen in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het DNA van verdachte is weliswaar op het vuurwapen aangetroffen, maar hiermee staat nog niet vast dat verdachte het vuurwapen op 4 maart 2020 voorhanden heeft gehad. Het vuurwapen is immers aangetroffen in de woning van de zus van verdachte, waar verdachte niet woonachtig is. Hij is die dag ook niet in de woning geweest. Zijn zus heeft bovendien verklaard dat het vuurwapen van haar ex-vriend is, wiens DNA tevens op het vuurwapen is aangetroffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 20 februari 2020 omstreeks 07:11:50 uur een overval heeft plaatsgevonden op de [Naam bedrijf 1] door twee mannen. De daders hebben [Naam 1] (hierna [Naam 1] ), die daar op dat moment aan het werk was, onder dreiging van een vuurwapen en een mes gedwongen de kluis te openen. Zij hebben daarbij geroepen ‘We moeten naar de kluis!’ en [Naam 1] tegen/aan zijn linker bovenarm geduwd/getrokken. Terwijl de ene dader het vuurwapen op [Naam 1] gericht heeft gehouden, heeft de andere dader het geld uit de kluis gehaald en in een plastic tas van de [Naam bedrijf 1] gedaan. De daders zijn vervolgens met die tas naar buiten gerend. Zij zijn in een Volkswagen Polo gestapt en weggereden. In totaal is er een bedrag van
€ 4095,- weggenomen. Een deel daarvan betrof muntgeld in rolletjes dat verpakt zat in plastic sealbags.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte één van de personen is geweest die deze overval heeft gepleegd. De rechtbank stelt vast dat dit het geval was en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de daders omstreeks 07:16:33 uur zijn weggereden in een Volkswagen Polo, waarin nog een derde persoon zat. De portier van de auto wordt immers van binnenuit geopend op het moment dat de daders in de richting van de Volkswagen Polo rennen.
Op camerabeelden van het nabij gelegen [Naam park ] is door verbalisanten waargenomen dat diezelfde dag om 07:27 uur een personenauto het parkeerterrein behorende bij dat vakantiepark komt opgereden. Om 07:28 uur, één minuut later, lopen drie personen van het parkeerterrein richting het park. Deze personen zijn geïdentificeerd als verdachte, zijn zus [Naam 2] en medeverdachte [Medeverdachte] .
De rechtbank stelt verder vast dat het ongeveer twaalf minuten rijden is met de auto vanaf de [Naam bedrijf 1] naar het vakantiepark en dat de hiervoor genoemde personen bij het vakantiepark arriveren elf minuten na het vluchten van de daders. De daders verlieten de plaats delict in een Volkswagen Polo en verdachte, zijn zus en medeverdachte [Medeverdachte] kwamen met een auto op het vakantiepark aan.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen voorts vast dat medeverdachte [Medeverdachte] ten tijde van zijn verblijf bij [Naam 2] in een Volkswagen Polo reed, terwijl hij en verdachte drie dagen na de overval in een Volkswagen Polo zijn aangehouden, in welke auto toen een plastic tas met muntgeld is aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat bij de overval gebruik is gemaakt van een zwart vuurwapen, zwarte bivakmutsen, zwarte regenjassen en een plastic tas van de [Naam bedrijf 1] en dat er rollen muntgeld zijn weggenomen. In de woning van [Naam 2] zijn een zwart vuurwapen, een plastic tas van de [Naam bedrijf 1] met daarin een lege plastic verpakking voor rollen muntgeld, twee bivakmutsen en een zwarte regenjas aangetroffen. Het vuurwapen en de [Naam bedrijf 1] tas lagen bij elkaar verstopt in de keuken achter een plint. Op het vuurwapen is DNA-materiaal aangetroffen van zowel verdachte als medeverdachte [Medeverdachte] [Naam 2] had wetenschap van deze verstopte goederen. Gelet hierop en op de inhoud van het tapgesprek concludeert de rechtbank dat [Naam 2] van de overval op de [Naam bedrijf 1] op de hoogte was en dat de in haar woning aangetroffen spullen daarmee in verband kunnen worden gebracht. Tijdens de doorzoeking in haar woning brengt [Naam 2] bovendien de in de woning aanwezige bivakmuts in verband met het aangetroffen vuurwapen. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de spullen die in de woning van [Naam 2] zijn aangetroffen, zijn gebruikt bij de overval op de [Naam bedrijf 1] .
Tot slot is op de bovenzijde van de linker mouw van de jas die [Naam 1] ten tijde van de overval droeg en op het vuurwapen DNA-materiaal van verdachte en DNA-materiaal van medeverdachte [Medeverdachte] aangetroffen. [Naam 1] is door beide daders bij zijn linker bovenarm vastgepakt, zijnde de plek waar DNA-materiaal van beide verdachten is aangetroffen. Nu [Naam 1] deze jas enkel op zijn werk draagt als hij ’s ochtends arriveert en ’s avonds weer vertrekt bij de [Naam bedrijf 1] en beide daders hem bij zijn linker bovenarm hebben vastgepakt tijdens de overval, betreft het aangetroffen DNA-materiaal op de jas naar het oordeel van de rechtbank een daderspoor.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, en het feit dat verdachte voor dit alles geen verklaring heeft gegeven, in het bijzonder niet met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen op de jas en het vuurwapen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [Medeverdachte] samen de overval op de [Naam bedrijf 1] hebben gepleegd. Uit de verklaring van [Naam 1] volgt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide mannen, bestaande uit een gezamenlijke uitvoering, zodat de rechtbank ook het medeplegen bewezen acht. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van feit 1 primair, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Feit 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het onder 2 tenlastegelegde. Het dossier bevat geen bewijs dat het vuurwapen zich op 4 maart 2020 in zijn machtssfeer bevond. Het vuurwapen is op genoemde datum aangetroffen in de keuken achter een plint in de woning van de zus van verdachte. Verdachte verbleef daar op dat moment zelf niet. Daarnaast heeft de zus van verdachte verklaard dat het vuurwapen van haar ex-vriend [Medeverdachte] is.
Weliswaar acht de rechtbank alleszins aannemelijk dat verdachte het aangetroffen vuurwapen op enig moment in zijn handen en dus in zijn macht heeft gehad – zijn DNA is immers aangetroffen op het vuurwapen – maar hiermee is niet bewezen dat verdachte het vuurwapen dan ook op of omstreeks 4 maart 2020 voorhanden heeft gehad, zoals hem ten laste is gelegd.
De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1, primair
hij op 20 februari 2020 te Hilvarenbeek tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [Naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (totaal 4.000,00 euro), dat geheel aan die [Naam bedrijf 1] toebehoorde, door
- een vuurwapen en een mes zichtbaar voor die [Naam 1] vast te houden en
- het vuurwapen te richten en gericht te houden op die [Naam 1] en
- ( daarbij) de woorden toe te voegen "we moeten naar de kluis" en
- ( vervolgens) die [Naam 1] te duwen en te trekken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, indien de rechtbank van oordeel is dat strafoplegging dient te volgen, aan verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een [Naam bedrijf 1] . Verdachte en zijn medeverdachte zijn op een donderdagochtend via het magazijn de [Naam bedrijf 1] binnengegaan. Zij hebben daarbij het juiste moment afgewacht, namelijk toen het slachtoffer alleen achter bleef om de afgeleverde vracht naar binnen te brengen. Zij hebben vervolgens op gewelddadige en dreigende wijze het slachtoffer gedwongen tot afgifte van geld. Zij hebben daarbij gebruik gemaakt van bivakmutsen en wapens. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Daarnaast brengen gewapende overvallen veel onrust teweeg in de samenleving en leiden deze tot gevoelens van onveiligheid en angst. Verdachte heeft hier kennelijk in het geheel niet bij stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Bij het bepalen van de hoogte van de strafmaat neemt de rechtbank verder in aanmerking dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor het plegen van vermogensdelicten is veroordeeld. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden om toch weer de fout in te gaan.
De rechtbank sluit bij het bepalen van de hoogte van de straf aan bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De oriëntatiepunten gaan voor een overval op een winkel waarbij is gedreigd of licht geweld is gebruikt, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Het planmatige karakter van de overval rechtvaardigt echter een aanzienlijk hogere straf dan de genoemde 24 maanden. Dat de overval in vereniging is gepleegd en dat daarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen en een mes acht de rechtbank eveneens strafverzwarend.
De rechtbank weegt voorts in het nadeel van verdachte mee dat verdachte over zijn betrokkenheid niets heeft willen verklaren en daarmee op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Door zijn proceshouding heeft de rechtbank geen inzicht kunnen krijgen in het motief of de persoonlijke omstandigheden van verdachte en daarmee evenmin in de wijze waarop herhaling kan worden voorkomen.
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder de ernst van het feit, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde vuurwapenbezit.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 primair: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. De Weert en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 november 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Hilvarenbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (totaal 4.000,00 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [Naam bedrijf 1] toebehoorde, door
- een vuurwapen en/of een mes, althans een voorwerp geschikt voor dreiging, zichtbaar voor die [Naam 1] heeft vastgehouden en/of
- het vuurwapen heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [Naam 1] en/of
- ( daarbij en/of vervolgens) de woorden toe te voegen "we moeten naar de kluis", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [Naam 1] te duwen en/of te trekken;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Hilvarenbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag (totaal 4.000,00 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Naam bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [Naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen en/of een mes, althans een voorwerp geschikt voor dreiging, zichtbaar voor die [Naam 1] heeft vastgehouden en/of
- het vuurwapen heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [Naam 1] en/of
- ( daarbij en/of vervolgens) de woorden toe te voegen "we moeten naar de kluis", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [Naam 1] te duwen en/of te trekken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Hilvarenbeek een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni, type Olympic, kaliber .22 Lr zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-2020045098 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 479.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 1] d.d. 20 februari 2020, pagina 194 tot en met 196 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 20 februari 2020, omstreeks 07.05 uur, kwam ik naar de [Naam bedrijf 1] gereden om te gaan werken.
Toen ik de tweede pallet binnen had gereden zag ik plots twee mannen binnen lopen. De mannen zagen er beiden als volgt uit:
- Zwarte bivakmutsen met alleen gaten bij de ogen.
- Zwarte regenjassen
- Zwarte handschoenen waarbij de vingertoppen vrij waren
- Blank
Wat mij opviel was dat de jongens beiden erg goed Nederlands spraken. Ik zag meteen dat een van de mannen een dolk / mes in zijn hand had. De andere man had een vuurwapen vast. Het vuurwapen is zwart van kleur. De man met het vuurwapen riep: "We moeten naar de kluis!". Hij hield het vuurwapen op mij gericht. Hij stond op minder dan een meter afstand van mij af. Ze duwden en trokken aan mijn linker bovenarm. Dit om mij te forceren naar de kluis te lopen. De man met vuurwapen hield mij continue onder schot. Ik voelde me erg angstig en bang. Het was erg dreigend.
Ik heb de kluis geopend. Ik werd naar buiten geduwd en werd nog steeds onder schot gehouden. De man met het mes heeft een [Naam bedrijf 1] tas bij de kassa naast het kantoor gepakt en heeft de tas gevuld met rolletjes wisselgeld uit de kluis.
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres bedrijf 1] ) van verbalisanten [Naam 3] en [Naam 4] d.d. 30 maart 2020, pagina 336 tot en met 339 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:Op donderdag 20 februari 2020 om 08:45 uur kwamen wij, naar aanleiding van een
overval op een [Naam bedrijf 1] , voor een forensisch onderzoek aan op de locatie
[Adres bedrijf 1]
Wij hoorden de aangever zeggen dat hij door de daders stevig aan zijn jas was gepakt. Wij zagen dat de aangever de plaats aanwees waar hij bij de jas vastgepakt zou zijn. Door ons werd de jas van de aangever veiliggesteld (SIN AANB9471NL).
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 5] d.d. 2 maart 2020, pagina 243 tot en met 249 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de camerabeelden van de [Naam bedrijf 2] aan de [Adres bedrijf 2] bekeken. Op deze camerabeelden is de achteringang van de [Naam bedrijf 1] te zien.
Alle tijden genoemd in dit proces-verbaal van bevindingen, waren op 20 februari 2020:
Om 07:10:37 uur rijdt er een kleine zwarte auto over het parkeerterrein van de [Naam bedrijf 1] naar de achterzijde van het pand, de [Adres bedrijf 2] in.
Om 07:11:50 uur stappen er twee donker geklede personen uit de auto. Ze lopen via de zijwand naar de hoek, blijven hier even staan, gaan vervolgens de hoek om en via de openstaande deuren van het magazijn het pand binnen.
Om 07:15:44 uur rent een van de verdachten via dezelfde deuren het pand weer uit en rent door naar de eerder door hen geparkeerde auto. De tweede verdachte komt er meteen achteraan en sleept een zichtbaar zware zak met zich mee
Om 07:16:14 uur, net voordat de twee verdachten met de zak bij het voertuig zijn, wordt er van binnenuit de auto een deur geopend.
Om 07:16.33 uur rijdt het voertuig weg.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 6] d.d. 13 maart 2020, pagina 250 tot en met 252 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 februari 2020 vond er een diefstal met geweld plaats bij de [Naam bedrijf 1] . Naar aanleiding van deze overval werd er een cameraproject opgestart. Er werden camerabeelden veiliggesteld van het pand [Adres bedrijf 2] . Deze camerabeelden boden zicht op de [Naam bedrijf 1] en het aangrenzende parkeerterrein.
Op bovengenoemde camerabeelden was te zien dat de daders van de overval aan kwamen rijden in een personenauto.
De camerabeelden werden getoond aan opsporingsambtenaar [Naam 7] . Bij het zien van de beelden gaf hij aan dat de auto die te zien was een Volkswagen Polo nieuw model betrof.
Door mij, verbalisant [Naam 6] , werden bovengenoemde camerabeelden nogmaals bekeken. Door mij werden de uiterlijke kenmerken van een Volkswagen Polo uit het bouwjaar 2017 tot heden vergeleken met de personenauto die te zien is op de camerabeelden. Naar aanleiding van deze vergelijking zie ik dat de personenauto op de camerabeelden een Volkswagen Polo betreft.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 8] d.d. 6 maart 2020, pag. 238 tot en met 242 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de beelden van de beveiligingscamera is de in- en uitgang van het [Naam park ] zichtbaar.
Op 20 februari 2020 om 07:27:00 uur;
Een personenauto komt vanuit de [Adres park] , het parkeerterrein op gereden.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 9] d.d. 25 april 2020, pagina 229 tot en met 231 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik zag dat op 20 februari 2020 te 07:28 uur een drietal personen vanaf het
parkeerterrein voor de slagboom het [Naam park ] op kwamen gelopen.
Ik zag dat op 20 februari 2020 te 07:43 uur een persoon vanuit het park richting de
slagboom liep om vervolgens naar het parkeerterrein te lopen. Ik zag dat het om een
jongeman ging. Ik herken deze jongeman voor 100% als zijnde [Verdachte] . Ik herken hem op de camerabeelden om 07.43 en 07.50 uur van [Naam park ] Ik herken hem aan zijn haardracht, zijn gelaat en zijn opvallende loopje. Aangezien dit loopje ook is terug te zien bij de eerste persoon welke op 20 februari 2020 om 07:28 uur het [Naam park ] op loopt, is het een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat dit ook [Verdachte] betrof.
Ik zag op de camerabeelden van [Naam park ] dat op 20 februari 2020 te 08:23 uur een tweetal personen bij de slagboom aan komen gelopen, komende vanuit het park en lopende richting de parkeerplaats. Ik zag dat het om een man en een vrouw ging. Ik herkende deze man meteen voor 100% als zijnde [Medeverdachte]
Ik zag dat de vrouw blank was en lang donker haar had. Ik herkende haar meteen als zijnde [Naam 2] , zijnde de zus van voornoemde [Verdachte] en de vriendin van voornoemde [Medeverdachte] . Wat mij nog opviel is dat de twee personen, welke naast elkaar liepen op 20 februari 2020 te 07:28 uur bij de slagboom van voornoemd [Naam park ] een aan zekerheid aangrenzende waarschijnlijkheid voornoemde [Medeverdachte] en [Naam 2] betreffen.
7.
Het proces-verbaal van verdenking van verdachte [Verdachte] van verbalisant [Naam 6] d.d. 2020, pagina 27 tot en met 29 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant:
De afstand tussen de [Naam bedrijf 1] en het vakantiepark in Diessen is 8,3 kilometer. Volgens google maps is dit 12 minuten rijden.
Aanhouding [Medeverdachte] en [Verdachte]
Op zondag 23 februari 2020 werden [Medeverdachte] en [Verdachte] in Eindhoven aangehouden in een gestolen Volkswagen Polo, bouwjaar 2019. In de auto werd een plastic zak met voor 67 Euro aan muntgeld aangetroffen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte] d.d. 7 april 2020, pagina 191 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de tijd dat wij bij [Naam 2] in Diessen verbleven, verplaatsten wij ons in die Volkswagen Polo die gestolen bleek te zijn. Ik heb hier nog wel een tijd
in kunnen rijden. Dit was een maand of zo.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 10] d.d. 4 maart 2020, pagina 139 tot en met 141 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 4 maart 2020 kwamen wij na een melding ter plaatse bij huisje [Adres park] op het [Naam park ] gelegen aan de [Adres park] . De meldster stelde zich voor als [Naam 2] . [Naam 2] , [Geboortedag naam 2] -1993 te [Geboorteplaats] . [Naam 2] gaf aan dat ze niks in huis had en dat het allemaal van haar ex was.
Hierna vorderde ik haar, alles wat illegaal was, bijvoorbeeld wapens en of drugs uit te leveren. Ik zag dat [Naam 2] naar de keuken wees en zei: "Kijk dan maar onder de koelkast." Het keukenblok is een rechthoekig blok met kasten onder het aanrechtblad. Onder de kasten zat een plint. Ik zag dat collega [Naam 11] de plint naar zich toe trok. Ik hoorde collega [Naam 11] zeggen dat hij onder de koelkast en achter de plint een wapen aantrof. Ik vroeg [Naam 2] of dit echt alles was. [Naam 2] zei: "Kijk dan ook maar even onder de tafel bij de zonnebank boven." Ik ben naar boven gelopen. In de kamer waar de zonnebank stond, zag ik een rond tafeltje staan. Ik tilde het tafeltje op en zag daar een bivakmuts liggen. In de woonkamer stonden blauwe [Naam 12] kratten met kleding er in. Tussen de kleding vond collega [Naam 11] een zwarte regenjas. Ik had de plint verder onder de keukenkasten vandaan getrokken. Ik zag onder de kasten een blauwe plastic tas liggen wat mij bekend was als een tas van de [Naam bedrijf 1] . Ik heb de tas naar mij toe geschoven en open gemaakt. Ik zag dat er onder in de tas plastic zakjes lagen. Deze plastic zakjes zijn mij ambtshalve bekend als zakjes die ze bij een bank gebruiken om rolletjes muntgeld in te doen.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 13] d.d. 4 maart 2020, pagina 151 tot en met 152 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:Op woensdag 4 maart 2020 vond in de woning gelegen aan de [Adres park] een doorzoeking plaats.
Tijdens deze doorzoeking werden de volgende goederen in beslag genomen;
1 (één) plastic tas opschrift [Naam bedrijf 1] , met daarin 1 plastic verpakking, aangetroffen achter de plint onder het keukenblok
1 (één) bivakmuts, aangetroffen op de le verdieping (saunaruimte)
1 (één) bivakmuts), aangetroffen op de begane grond (slaapkamer)
1 (één) regenjas, kleur zwart, aangetroffen over stoel aan de keukentafel;
11.
Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek van verbalisanten [Naam 14] en [Naam 15] d.d. 24 mei 2020, pagina’s 340 tot en met 341 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek stuk van overtuiging met SIN AANB9471NL
Tijdens het ingestelde onderzoek aan dit stuk van overtuiging werd door ons
het navolgende bevonden en waargenomen: Het stuk van overtuiging betrof een
zwarte, licht vervuilde jas met daarop het logo van de winkelketen " [Naam bedrijf 1] ". Op de
bijgeleverde onderzoeksaanvraag stond vermeld dat de drager van deze jas bij de
linkermouw door een overvaller was vastgepakt. Uit deze aanvraag lazen wij dat het
hier het deel tussen de schouder en de elleboog betrof. Door ons werd dit gedeelte
van de linkermouw zowel aan de voor- als achterzijde met een stub bemonsterd op
humaan DNA-houdend celmateriaal. Deze bemonstering werd door ons veiliggesteld, gewaarmerkt met het SIN:AANS7682NL en in een afgesloten en verzegelde envelop verpakt.
12.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut
DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in Hilvarenbeek op 20 februari 2020’, zaaknummer 2020.05.14.029 d.d. 26 juni 2020,
pagina 350 tot en met 353 van voornoemd eindproces-verbaal. Dit rapport houdt onder meer in:
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AANS7682NL#01
bovenzijde linkermouw voor
en achterzijde ivm greep
minimaal 5 personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [Naam 1]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [Medeverdachte]
- verdachte [Verdachte]
- minimaal twee onbekende personen
- circa 2 miljoen
- circa 4 miljoen
Om de bewijskracht van de overeenkomsten tussen de DNA-profielen van verdachten [Medeverdachte] en [Verdachte] en het DNA-mengprofiel van bemonstering AANS7682NL#01 te berekenen zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AANS7682NL#01 bevat DNA van vijf personen;
- slachtoffer [Naam 1] is één van de donoren van DNA in de bemonstering;
- de 'onbekende personen' (zie onderstaande hypothesen) zijn niet onderling of aan slachtoffer [Naam 1] of verdachten [Medeverdachte] en [Verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de volgende hypotheseparen:
Ten aanzien van [Medeverdachte]
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [Naam 1] , verdachte
,en drie willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [Naam 1] en vier willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AANS7682NL#01 is
circa 2 miljoen keerwaarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Ten aanzien van [Verdachte]
Hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [Naam 1] , verdachte
[Verdachte]en drie willekeurige onbekende personen.
Hypothese 4: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [Naam 1] en vier willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AANS7682NL#01 is
circa 4 miljoen keerwaarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
13.
Het proces-verbaal forensische onderzoek plaats delict van verbalisant [Naam 16] , 5 maart 2020, pagina 166 van voornoemd eindprocesverbaal. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
Door mij werd een in beslag genomen vuurwapen, een revolver, SIN AAMI0203NL, op sporen onderzocht. Door mij werden de ruwe bedieningsonderdelen middels een wattenstaafje bemonsterd en het spoor kreeg nummer SIN AAJQ9343NL.
14.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut
DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in Diessen op 4 maart 2020’, zaaknummer 2020.05.20.050 (aanvraag 001) d.d. 16 juni 2020,
pagina 172 tot en met 175 van voornoemd eindproces-verbaal. Dit rapport houdt onder meer in:
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAJQ9343NL#01
op vuurwapen revolver
merk bruni
minimaal 2 personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA:
-[Verdachte] (zie 'DNA-databank')
een
relatief kleine hoeveelheid DNA:
-verdachte [Medeverdachte]
- meer dan 1 miljard
- circa 100 miljoen
Voor het berekenen van de bewijskracht (zie ook het kader 'Bewijskracht van het resultaat van vergelijkend DNA-onderzoek') van de overeenkomsten tussen de DIMA-profielen van [Medeverdachte] en [Verdachte] en DNA-mengprofiel AAJQ9343NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAJQ9343NL#01 bevat DNA van twee personen;
- de personen die DNA hebben bijgedragen aan de bemonstering zijn niet onderling
verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de volgende hypotheseparen:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [Medeverdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van [Verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 3: De bemonstering bevat DNA twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van [Medeverdachte]
DNA-mengprofiel AAJQ9343NL#01 is
circa 100 miljoenkeer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is.
Ten aanzien van [Verdachte]
DNA-mengprofiel AAJQ9343NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer hypothese 2 waar is, dan wanneer hypothese 3 waar is.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 8] d.d. 6 maart 2020, pagina 235 tot en met 237 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 4 maart 2020 werd door politieambtenaren [Naam 10] en [Naam 11] in een woning op een [Naam park ] een plastic tas van [Naam bedrijf 1] aangetroffen. In deze tas lagen plastic zakjes, deze zijn soortgelijk aan de zakjes die bij een bank worden gebruikt om rolletjes muntgeld in te doen.
Op de vraag hoe de muntrolletjes bewaard werden in de kluis, hoorde ik de aangever verklaren; “Die worden aangeleverd met een aantal rolletjes in een plastic sealbagzak. U vraagt mij of ik weet hoeveel geldrollen er zijn weggenomen. Ik weet dat niet. Ik weet dat er in totaal een geldbedrag van 4095,00 euro is weggenomen. 1200,00 euro daarvan was in geldbiljetten, waarvan 2 bundels, 5 euro biljetten, ter waarde van 500,00 euro per bundel en 5 euro biljetten los ter waarde van 200,00 euro. Het restant bedrag (2895,00 euro) is in muntgeld”.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 17] d.d. 7 april 2020, pagina 293 tot en met 296 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Lies: “Nee het een en ander gevonden bij mij thuis.”
NNV0201: “Van de [Naam bedrijf 1] ?”
Lies: (“blijft even stil) uhm uh ik weet niet waar je het over hebt. Mijn mijne telefoon uuh die wordt uh geta (Lies lacht).”
17.
Het proces-verbaal van verdachte [Medeverdachte] d.d. 7 april 2020, pagina 187 tot en met 193 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Het vakantiepark in Diessen ligt best afgelegen. Hoe verplaatsten jullie je in de
tijd dat [Naam 2] in Diessen verbleef?
A: In die Volkswagen Polo. Die gestolen bleek te zijn. Ik heb hier nog wel een tijd
in kunnen rijden. Dit was een maand of zo.
18.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Naam 1] d.d. 8 juli 2020, pagina’s 198 tot en met 200 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Eerder werd van u een softshell jas van de [Naam bedrijf 1] in beslag genomen.
V: Van wie is die jas?
A: Die jas is van mij. Dit is bedrijfskleding en is aan mij verstrekt.
V: Die jas droeg u op het moment van de overval. Klopt dat?
A: Ja dat klopt
V: Op welke momenten draagt u deze jas?
A: Ik draag deze ’s morgens en ’s avonds. Bij het komen en gaan.Verder gebruik ik die jas nooit. Die jas hang ik aan de kapstok in de kantine. Behalve toen dit gebeurde. Daar had ik toen geen tijd voor. Ik had de jas toen nog aan.