ECLI:NL:RBZWB:2020:5692

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
AWB 20_8705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoek

Op 16 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eisers, eigenaren van een perceel grond in [plaatsnaam], beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen op hun verzoek om documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) te verstrekken. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en besloten dat een behandeling ter zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eisers hadden op 14 en 26 mei 2020 Wob-verzoeken ingediend, maar het college had pas op 7 juli 2020 een besluit genomen, waarin het de verzoeken inwilligde. Eisers stelden het college in gebreke wegens het niet tijdig beslissen, maar de rechtbank oordeelde dat er ten tijde van het indienen van het beroep geen sprake was van een situatie waarin het college in gebreke was. De rechtbank concludeerde dat het college al een besluit had genomen op de Wob-verzoeken, waardoor het beroep niet-ontvankelijk was.

De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan verplicht is om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, te beslissen op een Wob-verzoek. De rechtbank oordeelde dat het college niet in gebreke was, omdat het tijdig een besluit had genomen, ook al waren niet alle gewenste documenten verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers niet-ontvankelijk en gaf aan dat partijen verzet kunnen aantekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8705 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2020 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , eisers,

te [plaatsnaam] ,
gemachtigde: mr. P.J.M. Boomaars,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen,

verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek hen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) documenten te verstrekken.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Eisers zijn eigenaar van een perceel grond in [plaatsnaam] en zij willen daarop een woning bouwen.
Bij verzoeken van 14 mei 2020, door het college ontvangen op 28 mei 2020, en een verzoek van 26 mei 2020, door het college ontvangen op 29 mei 2020, hebben eisers het college medegedeeld dat zij er recht en belang bij hebben schriftelijk van de gemeente te vernemen op grond van welke gemeentelijke bepalingen het door de gemeente is toegestaan om op 23 door eisers specifiek genoemde adressen in [plaatsnaam] een woning te bouwen. In dat kader ontvangen eisers op grond van de Wob graag de omgevingsvergunning en overige besluiten van de gemeente die het mogelijk hebben gemaakt op die locaties een woning te bouwen, aldus deze verzoeken.
Bij brieven van 4 juni 2020, respectievelijk 17 juni 2020, heeft het college de termijn om op deze verzoeken te beslissen verlengd met vier weken.
Bij besluit van 7 juli 2020 heeft het college eisers medegedeeld dat de Wob-verzoeken van eisers worden ingewilligd. Het college heeft de documenten waarover hij beschikt aan eisers verstrekt.
Bij brieven van 20 juli 2020 hebben eisers het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun Wob-verzoeken ten aanzien van de adressen [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] , alle te [plaatsnaam] .
In reactie op de ingebrekestellingen heeft het college eisers bij brief van 29 juli 2020 medegedeeld dat een grondslag voor de ingebrekestelling ontbreekt. Op 7 juli 2020 heeft het college een besluit genomen op de Wob-verzoeken. Dat besluit omvat ook de adressen waarop de ingebrekestellingen zien. Voor zover over die percelen geen documenten aan eisers zijn verstrekt, is de reden daarvoor gelegen in het feit dat over die percelen geen documenten onder het college berusten.
Bij brief van 27 augustus 2020 hebben eisers gesteld dat niet aannemelijk is dat over die percelen geen documenten bij het college berusten. Daarnaast heeft het college in het geheel niet gereageerd op het verzoek aan te geven op grond van welke gemeentelijke bepalingen de bouw van een woning ter plaatse van de 23 adressen is toegestaan.
Eisers hebben op 25 september 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun Wob-verzoeken.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb).
Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
Artikel 6, eerste lid, van de Wob bepaalt dat het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen beslist op het verzoek om informatie.
Het tweede lid bepaalt dat het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste vier weken kan verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
Artikel 3, eerste lid, van de Wob bepaalt, voor zover van belang, dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan.
3. Een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk wanneer het bestuursorgaan niet in gebreke is om op tijd een besluit te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank had het college ten tijde van het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen met het besluit van 7 juli 2020 al een besluit genomen op de Wob-verzoeken van eisers, waaronder de Wob-verzoeken over de zeven adressen ten aanzien waarvan eisers het college in gebreke hebben gesteld. Dat het college eisers bij dat besluit niet alle door eisers gewenste documenten heeft verstrekt, omdat die documenten volgens het college niet onder hem berusten, doet aan het besluitkarakter niets af.
Voor zover eisers hebben gesteld dat het college niet tijdig heeft beslist op hun verzoek aan te geven op grond van welke gemeentelijke bepalingen de bouw van een woning ter plaatse van de 23 adressen is toegestaan, leidt dat niet tot het oordeel dat sprake is van een ontvankelijk beroep wegens het niet tijdig beslissen. Ieder van eisers’ verzoeken is als volgt geformuleerd: “Cliënten hebben er recht en belang bij om van uw gemeente schriftelijk te vernemen op grond waarvan, welke gemeentelijke bepaling, het is toegestaan door uw gemeente om op de locatie [adres] een woning te bouwen.
In dat kader(cursivering rechtbank) ontvangen cliënten graag de omgevingsvergunning alsmede de overige besluiten van uw gemeente die het mogelijk hebben gemaakt om op de betreffende locatie een woning op te richten.”. Nog los van de vraag of een verzoek om aan te geven op grond van welke bepalingen woningbouw ter plaatse is toegestaan gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wob als een Wob-verzoek zou moeten worden aangemerkt, heeft het college dat verzoek naar het oordeel van de rechtbank gelet op de bewoordingen van de verzoeken niet hoeven te begrijpen als een apart verzoek, náást het verzoek aan eisers de omgevingsvergunningen en overige besluiten te verstrekken.
4. Nu er ten tijde van het indienen van het beroep geen sprake was van een situatie waarin het college in gebreke was om tijdig een besluit te nemen, is het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 16 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.