ECLI:NL:RBZWB:2020:5695
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake kindgebonden budget door niet tijdig indienen van griffierecht en gronden
Op 13 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had op 20 november 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de besluiten van 14 oktober 2019, die betrekking hadden op de definitieve berekeningen van het kindgebonden budget over de jaren 2016 en 2017. De rechtbank constateerde dat de eiser niet had voldaan aan de verplichtingen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name de verplichting tot betaling van griffierecht en het indienen van de gronden van het beroep. Eiser was herhaaldelijk gewezen op deze verplichtingen, maar heeft geen tijdige reacties gegeven.
De rechtbank oordeelde dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk waren, omdat het griffierecht en de gronden niet binnen de gestelde termijnen waren ontvangen. De rechtbank heeft de zaken zonder behandeling ter zitting afgedaan. De beslissing is genomen met inachtneming van verschillende artikelen uit de Awb, die de procedurele vereisten voor het indienen van een beroep regelen. De rechtbank heeft ook de samenhang tussen de verschillende procedures in overweging genomen en vastgesteld dat er slechts éénmaal griffierecht verschuldigd was.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier B.C. van Sprundel-Thelosen. Tegen deze uitspraak kunnen partijen verzet doen bij de rechtbank binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.