ECLI:NL:RBZWB:2020:5714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
C/02/367690 / HA ZA 20-29
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een duurovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschappen CICLI PINARELLO SRI en BRANDS2WIN BEHEER BV. De zaak betreft de opzegging van een duurovereenkomst tussen partijen, waarbij Pinarello de overeenkomst opzegde met een termijn van één maand, wat door Brands2Win als onrechtmatig werd betwist. Pinarello had de overeenkomst opgezegd omdat de verkopen terugliepen, maar Brands2Win stelde dat zij niet tijdig was geïnformeerd over de opzegging en dat de opzegging niet rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat Pinarello een langere opzegtermijn had moeten hanteren, namelijk één jaar, en dat de opzegging niet op een rechtmatige wijze had plaatsgevonden. Hierdoor was Brands2Win gerechtigd om haar betalingsverplichtingen op te schorten. De rechtbank heeft de vordering van Pinarello tot betaling van openstaande facturen afgewezen, omdat deze door de opschorting van Brands2Win was teniet gegaan. In reconventie werd Pinarello veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Brands2Win, die bestond uit het verlies op de voorraad en gederfde winst, alsook de kosten van juridische bijstand. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Brands2Win toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/367690 / HA ZA 20-29
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CICLI PINARELLO SRI,
gevestigd te Trevisio (Italië),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.B.J. van Overbeek te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRANDS2WIN BEHEER BV,
gevestigd te St. Willebrord,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J. Macro te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Pinarello en Brands2Win genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 juli 2020 en de daarin genoemde processtukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de door Pinarello bij akte overgelegde productie 23;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 oktober 2020;
  • de ter zitting door partijen overgelegd zittingsaantekeningen.
1.2.
Na de gehouden mondelinge behandeling is vonnis bepaalt, met dien verstande dat indien partijen na de zitting nog een minnelijke regeling zouden treffen, zij de rechtbank conform zouden berichten. Op 16 oktober 2020 is namens de advocaat van Pinarello aan de rechtbank medegedeeld dat partijen geen schikking hebben bereikt.

2.De feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
2.2.
Pinarello is een fabrikant die racefietsen, onderdelen en accessoires daarvan met de merknaam Pinarello ontwikkelt, vervaardigt en verkoopt.
2.3.
In 1979 heeft Pinarello met de rechtsvoorganger van Brands2Win een mondelinge distributieovereenkomst gesloten voor verkoop van Pinarello racefietsen, welke overeenkomst Brands2Win in 2009 met Pinarello heeft voortgezet (hierna: de distributieovereenkomst).
2.4.
Bij brief van 7 maart 2019 heeft Pinarello Brands2Win gemeld de distributieovereenkomst op te zeggen tegen 8 april 2019. Als reden is vermeld dat de verkopen terugliepen.
2.5.
Brands2Win heeft bezwaar gemaakt tegen de opzegging. Vervolgens hebben (de advocaten van) partijen gesproken over voorzetting dan wel beëindiging van de distributieovereenkomst onder bepaalde voorwaarden, hetgeen niet tot overeenstemming tussen partijen heeft geleid.
2.6.
Brands2Win heeft openstaande facturen van Pinarello ter grootte van een bedrag van € 69.129,51 onbetaald gelaten.
2.7.
Op 11 december 2019 heeft de deurwaarder ten laste van Brand2Win conservatoir beslag gelegd onder Card Benelux, de dochtervennootschap van Brands2Win, ter zake van onbetaald gelaten facturen.
2.8.
In februari 2020 heeft Brands2Win met instemming van Pinarello een deel van de voorraad waar conservatoir beslag op was gelegd verkocht en de opbrengst ervan als zekerheidsstelling gestort op de derdengeldenrekening van de advocaat van Brands2Win.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Pinarello vordert in conventie dat Brands2Win bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van:
een hoofdsom van € 69.129,51 ter zake van onbetaald gebleven facturen voor geleverde zaken;
de wettelijke handelsrente over de facturen als genoemd onder 1 vanaf het moment waarop de betalingstermijn was verstreken tot het moment van voldoening;
de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.466,30;
de gemaakte beslagkosten;
de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot betaling wordt overgegaan.
3.2.
Pinarello legt aan haar vordering tot nakoming – samengevat – ten grondslag dat Brands2Win enige facturen uit de periode van 8 januari 2019 tot en met 20 maart 2019 met een bedrag van in totaal € 69.129,51 onbetaald heeft gelaten.
3.3.
Brands2Win voert als verweer aan tegen de vordering tot nakoming – samengevat – dat zij zich rechtsgeldig op opschorting heeft beroepen omdat Pinarello jegens haar schadeplichtig is geworden door op een onrechtmatige wijze de distributieovereenkomst op te zeggen.
in reconventie
3.4.
Brands2Win vordert in reconventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht wordt verklaard dat Pinarello de tussen partijen bestaande distributieovereenkomst onrechtmatig heeft beëindigd en dat Pinarello uit dien hoofde jegens Brands2Win schadeplichtig is;
voor recht wordt verklaard dat in afwachting van de uitkomst van de vaststelling van de hoogte van de schadeloosstelling Brands2Win gerechtvaardigd was en is haar verplichting tot betaling aan Pinarello van een bedrag van € 69.151,29 op te schorten;
Piniarello wordt veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en ten titel van vergoeding van schade aan Brands2Win een bedrag van € 433.451,36 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag van 12 september 2019 tot de dag der algehele voldoening, althans Pinarello wordt veroordeeld tot een door de rechtbank in goed justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding naar billijkheid, waarbij rekening gehouden wordt met de omstandigheden aan de zijde van Brands2Win;
Pinarello wordt veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en ten titel van vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan Brands2Win € 11.457,09 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag van 17 juni 2020 tot de dag der algehele voldoening, althans Pinarello te veroordelen tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan kosten naar billijkheid waarbij rekening gehouden wordt met de omstandigheden aan de zijde van Brands2Win;
voor recht wordt verklaard dat Brands2Win bevoegd is om enige vordering van Pinarello te verrekenen met de door de rechtbank vastgestelde schade;
Pinarello wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.5.
Brands2Win legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat Pinarello de distributieovereenkomst op 7 maart 2019 niet op een rechtmatige wijze heeft beëindigd en aldus schadeplichtig is geworden jegens haar.
3.6.
Pinarello betwist – samengevat - dat zij de distributie op een onrechtmatige wijze heeft beëindigd.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie worden deze hierna gezamenlijk behandeld.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
Omdat Pinarello in het buitenland gevestigd is, heeft deze zaak een internationaal karakter. Daarom moet eerst - ambtshalve - de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
4.3.
Nu Brands2Win in Sint-Willebrord (Nederland) gevestigd is, is op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Herschikte EEX-Vo (1215/2012) de Nederlandse rechter, in het bijzonder de rechtbank Zeeland-West-Brabant, bevoegd tot kennisname van de vordering in conventie. Ten aanzien van de reconventionele vordering is de rechtbank Zeeland-West-Brabant op grond van artikel 8 lid 3 van de herschikte EEX-Vo bevoegd tot kennisname daarvan.
4.4.
De vraag naar het toepasselijk recht dient, nu partijen geen rechtskeuze hebben gemaakt, plaats te vinden aan de hand van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980 (EVO-verdrag). Weliswaar gold dit verdrag ten tijde van het sluiten van de onderhavige overeenkomst nog niet in Nederland, maar de regels uit dit verdrag waren ook al voor de inwerkingtreding overwegend als regels van ongeschreven Nederlands conflictenrecht te beschouwen. Uit artikel 4 leden 1 en 2 van het destijds geldende EVO volgt dat de distributieovereenkomst, bij gebreke van een keuze voor het daarop van toepassing zijnde recht, wordt beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. Een distributieovereenkomst wordt vermoed het nauwst verbonden te zijn met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats heeft, of, wanneer het een rechtspersoon betreft, haar hoofdbestuur heeft. Aangenomen moet worden dat in de rechtsverhouding tussen partijen de kenmerkende prestant de distributeur, Brands2Win, is. Het geschil zal daarom naar Nederlands recht worden beoordeeld.
Facturen Pinarello
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat Brands2Win de facturen van Pinarello van € 69.129,51 onbetaald heeft gelaten en Brands2Win in beginsel gehouden is tot betaling van deze facturen. Brands2Win stelt dat zij haar betalingsverplichting bevoegdelijk heeft opgeschort omdat Pinarello de distributieovereenkomst niet rechtmatig heeft beëindigd en aldus schadeplichtig jegens haar is geworden. Ter beoordeling van het antwoord op de vraag of Brands2Win zich op opschorting kan beroepen en haar vordering kan verrekenen, zal eerst worden beoordeeld of Pinarello de distributieovereenkomst kon beëindigen op de wijze zoals zij heeft gedaan.
Opzegging4.6. Partijen twisten over het antwoord op de vraag of de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van dit geval, meebrengen dat Pinarello de distributieovereenkomst op een rechtmatige wijze heeft beëindigd.
4.7.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de distributieovereenkomst een duurovereenkomst betrof die voor onbepaalde tijd was aangaan. Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. (zie HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163 (Auping/Beverslaap) en HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854 (De Ronde Venen/Stedin)).
4.8.
Brands2Win stelt dat Pinarello de distributieovereenkomst met Brands2Win op 7 maart 2019 heeft opgezegd tegen 8 april 2019 en deze aldus per die datum is geëindigd. Pinarello voert daartegen aan dat de overeenkomst weliswaar tegen 8 april 2019 is opgezegd, maar dat gelet op het overleg dat tussen partijen na het versturen van de brief van 7 maart 2019 nog heeft plaatsgevonden de overeenkomst niet per 8 april 2019 geacht kan worden te zijn geëindigd.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat Pinarello bij brief van 7 maart 2019 de distributieovereenkomst met Brands2Win op 7 maart 2019 heeft opgezegd, welk bericht Brands2Win ook heeft bereikt. De opzegging van een overeenkomst is een eenzijdige rechtshandeling en in beginsel onherroepelijk. Gebleken is dat partijen na de opzegging in onderhandeling zijn gegaan over een tijdelijke voortzetting van de distributieovereenkomst, maar dat zij daarover geen overeenstemming hebben bereikt. Bij die stand van zaken dient de overeenkomst conform de brief van 7 maart 2019 door opzegging als beëindigd te worden beschouwd per 8 april 2019.
4.10.
Bij de beoordeling van de vraag of de opzegging op een rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat in beginsel de opzegging van een distributieovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan tot het normale bedrijfsrisico behoort. In dit geval staat evenwel tussen partijen vast dat Brands2Win (mede als rechtsopvolger van rechtsvoorgangers) op het moment van opzegging van de distributieovereenkomst door Pinarello al meer dan 30 jaar de distributeur was van Pinarello in Nederland. Vast staat ook dat Brands2Win tijdens de looptijd van de distributieovereenkomst de enige was die in Nederland voor Pinarello haar waren verkocht en Brands2Win ook
alleenproducten van Pinarello verkocht. Feitelijk was Brands2Win dan ook een exclusieve distributeur voor Pinarello. Zij was voor haar bedrijfsvoering daarom geheel afhankelijk van de distributieovereenkomst met Pinarello. Door Pinarello is weliswaar gesteld dat het Brands2Win (formeel) vrij stond ook andere merken te verkopen, maar onweersproken is gebleven dat informeel te kennen was gegeven door Pinarello aan Brands2Win dat dit niet zou worden gewaardeerd.
4.11.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat Pinarello een langere termijn had moeten gunnen aan Brands2Win om haar bedrijfsvoering op de opzegging aan te passen. Het belang van Pinarello bij beëindiging van de distributieovereenkomst vanwege de teruglopende omzet kan een opzegging op een termijn van één maand niet rechtvaardigen, althans niet zonder dat daarbij op een adequate wijze wordt voorzien in een schadevergoeding. Bij het voorgaande tekent de rechtbank aan dat, naar door Pinarello is gesteld, al enige jaren sprake was van een dalende verkoop, terwijl gesteld noch gebleken is dat de tegenvallende verkopen eerder dan januari 2020 met Brands2Win zijn besproken met als gevolg dat ervan moet worden uitgegaan dat Brands2Win ook niet eerder dan januari 2020 erop bedacht diende te zijn dat Pinarello de distributieovereenkomst wellicht zou willen gaan beëindigen.
4.12.
De rechtbank volgt Brands2Win echter niet in haar stelling dat Pinarello een opzegtermijn van twee jaar had moeten hanteren. Een dergelijk lange termijn zou Pinarello te veel beperken in haar vrijheid om haar distributiebeleid te wijzigen. Gelet op alle omstandigheden van het geval had Pinarello naar het oordeel van de rechtbank, een opzegtermijn van één jaar moeten hanteren. Binnen die termijn zou Brands2Win enerzijds haar relatie met Pinarello (ook in relatie tot haar eigen afnemers) hebben kunnen afbouwen en zou zij anderzijds nieuwe mogelijkheden voor de bedrijfsvoering hebben kunnen gaan ontplooien. Bij de begroting van de schade zal de rechtbank dan ook ervan uitgaan dat Pinarello de distributieovereenkomst op een regelmatige wijze had kunnen beëindigen door deze op te zeggen tegen 8 maart 2020.
Schade
4.13.
Brands2Win stelt dat haar geleden schade bestaat uit verlies op de verkoop van haar handelsvoorraad, verlies van winst en kosten als bedoeld in artikel 6:96 BW.
4.14.
Brands2Win stelt dat zij de volledige voorraad van 2019 heeft verkocht om haar verliezen te beperken en Brands2Win berekent daarbij het verschil tussen de inkoopprijs, directe kosten van transport, verzekering, opslag etc. en de verkoopwaarde. Zij stelt dat het verlies op de voorraad in totaal € 253.451,36 is. Pinarello betwist de gestelde hoogte van de schade en stelt dat het incourante voorraad betrof die al voor de opzegging niet meer te verkopen was.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat Brands2Win onvoldoende heeft weersproken dat de nog aanwezige bedrijfsvoorraad aan Pinarello-producten op het moment dat de distributieovereenkomst werd beëindigd in zekere mate inmiddels als incourant mocht worden beschouwd, aangezien die voorraad al enige tijd in bezit was van Brands2Win. Anderzijds ligt het voor de hand te veronderstellen dat Brands2Win door de opzegging van de distributieovereenkomst gedwongen werd de voorraad op korte termijn te verkopen en in een situatie waarin zij geen distributeur meer was van Pinarello, hetgeen – naar Brands2Win heeft gesteld en niet is weersproken – ook aan haar afnemers bekend was geworden. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat deze omstandigheden de opbrengst van de voorraad op een ongunstige wijze hebben beïnvloed. De rechtbank ziet daarin aanleiding om het verlies dat Brands2Win heeft geleden bij verkoop van de voorraad gelijkelijk te verdelen over partijen.
4.16.
Bij de berekening van haar schade gaat Brands2Win uit van de verkoopwaarde van de voorraad verminderd met een restantwaarde van hetgeen niet is verkocht (gewaardeerd op een inkoopprijs van € 14.873,00) en verminderd met de daadwerkelijk gerealiseerde opbrengst (ter grootte van € 101.180,44).
4.17.
De rechtbank volgt Brands2Win niet in haar berekening aangezien daarin ook de gederfde winst wordt meegenomen op de voorraad. De gederfde winst, waar Brands2Win naast de vergoeding van het geleden verlies op de voorraad nog afzonderlijk aanspraak op maakt, zal hierna worden begroot. De rechtbank zal aan de hand van de door Brands2Win overgelegde gegevens (productie 1 bij cva) het verlies dat Brands2Win heeft geleden op de voorraad zelf begroten als volgt.
4.18.
In de overgelegde tabel productie 1 (bij cva) wordt de voorraad begroot op kostprijs en op kostprijs vermeerderd met opslagkosten. De rechtbank zal uitgaan van alleen de kostprijs van de voorraad. Immers, de opslagkosten betreffen vaste lasten. Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt niet in te zien waarom Brands2win deze kosten niet steeds – ook bij een regelmatige opzegging - zou hebben gemaakt.
Als kostprijs van de voorraad vermeldt de tabel een bedrag van € 237.789,00 (excl. BTW). De rechtbank zal – evenals Brands2Win doet in haar berekening van de schade – de kostprijs van hetgeen onverkocht is gebleven van dit bedrag aftrekken (zijnde een bedrag van € 14.873,00) alsmede de uiteindelijk gerealiseerde opbrengst van € 101.180,44. Het voorgaande leidt ertoe dat de schade vanwege het geleden verlies op de verkoop van de handelsvoorraad wordt begroot op € 121.735,56. De helft daarvan, zijnde een bedrag van
€ 60.867,78is door Pinarello als schade verschuldigd en de andere helft blijft voor rekening van Brands2Win.
4.19.
Brands2Win vordert verder de gederfde winst over 2019 en 2020. De gederfde winst vanaf 8 maart 2020 komt niet voor vergoeding in aanmerking, zo is hiervoor reeds toegelicht. Resteert de vraag hetgeen als schade toewijsbaar is als gederfde winst tot 8 maart 2020, waarbij de rechtbank schattenderwijze zal aansluiten bij (en het schadebedrag zal afronden naar) hetgeen door Brand2Win is gesteld over de geprognosticeerde winst over 2019. De rechtbank acht deze wijze van begroting ook passend aangezien naar door Brands2Win is aangegeven in de eerste maanden van het jaar de handel ‘dun’ is en in die periode vooral nieuwe modellen worden besteld voor het nieuwe seizoen.
4.20.
Brands2Win heeft een prognose gegeven van de winst van 2019 en daartoe een financieel overzicht overgelegd (productie 27) waarin zij haar schade begroot aan de hand van de bestelde maar niet meer geleverde ‘Dogma F 12’ fietsen (de bestelling van 8 mei 2019. De gederfde winst op deze bestelling begroot Brands2Win op € 75.000,--.
4.21.
Pinarello voert aan de gederfde winst niet verschuldigd te zijn omdat levering enkel is uitgebleven omdat Brands2Win weigerde de openstaande facturen te betalen en er dus zijdens Bands2Win sprake was van schuldeisersverzuim. Daarvan was evenwel geen sprake, zoals de rechtbank hierna nog zal toelichten. Nu Pinarello de hoogte van de gederfde winst voor het overige niet (althans onvoldoende) gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank met Brands2Win ervan uitgaan dat de gederfde winst over 2019
€ 75.000,--is geweest.
4.22.
Brands2Win vordert voorts nog kosten van juridische bijstand ter grootte van € 11.457,09. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde buitengerechtelijke kosten dienen, zo volgt uit voormeld artikel, aan de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets te voldoen, hetgeen betekent dat dient te worden getoetst of het redelijk is dat de kosten van juridische bijstand zijn gemaakt en of de omvang van die kosten redelijk is. Niet in geschil is dat de advocaat van Brands2Win buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en dat die werkzaamheden tevens waren gericht op verkrijging van voldoening buiten rechte. Echter, de omvang van die kosten, en in het bijzonder de hoogte daarvan, acht de rechtbank niet redelijk. De rechtbank zal voor wat betreft de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten aansluiten bij de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en op basis van een hoofdsom van € 135.867,78 vaststellen op
€ 2.133,68. Dit bedrag is toewijsbaar.
4.23.
Brands2Win vordert vergoeding van gemaakte kosten ter zake van het voeren van verweer tegen het gelegde conservatoir beslag. De rechtbank is (met Brands2Win) van oordeel dat het beslag onrechtmatig is gelegd, zodat Brands2Win recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten ten gevolge van het beslag. De door Brands2Win gevorderde kosten betreffen echter (advocaat)kosten die tot de proceskosten moeten worden gerekend (vlg. HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600, NJ 2016/380 m.nt. H.B. Krans) en komen niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de kosten voor verweer tegen het beslag in aanmerking nemen bij de berekening van de proceskostenveroordeling.
4.24.
Brands2Win vordert ook additionele boekhoudkundige kosten en stelt dat deze kosten zien op een bezoek van haar boekhoudster aan het kantoor van Pinarello te Italië op 17 maart 2019. Pinarello heeft de noodzaak van deze kosten gemotiveerd betwist en bij gebreke van een verdere toelichting door Brands2Win valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien waarom deze kosten door Pinarello vergoed dienen te worden. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Conclusie
4.25.
Het voorgaande leidt ertoe dat in reconventie in beginsel als schade toewijsbaar is:
- een bedrag van € 60.867,78 vanwege het geleden verlies op de voorraad;
- een bedrag van € 75.000,-- als gederfde winst; en
- een bedrag van € 2.133,68 als buitengerechtelijke incassokosten.
In totaal betreft dit een bedrag van
€ 138.001,46.
Opschorting
4.26.
Brands2Win beroept zich op opschorting van haar betalingsverplichting omdat zij een hiertegenover staande verbintenis heeft, te weten een schadevordering, welke Pinarello niet heeft voldaan. Pinarello betwist dat Brands2Win een recht op opschorting toekomt omdat zij niet schadeplichtig was en Brands2Win zelf in verzuim was.
4.27.
De rechtbank is van oordeel dat Brands2Win na de onrechtmatige opzegging van 7 maart 2019 een opeisbare schadevordering had op Brands2Win die in voldoende mate wederkerig was aan de vordering van Pinarello onder de distributieovereenkomst, zodat zij in beginsel op grond van artikel 6:262 BW bevoegd was haar verplichting tot betaling op te schorten.
4.28.
De stelling van Pinarello dat Brands2Win op 7 maart 2019 in schuldeisersverzuim verkeerde ter zake van de facturen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, reeds omdat Pinarello onvoldoende heeft toegelicht op welke wijze het gestelde verzuim is ingetreden. Bij het niet tijdig nakomen van een verplichting tot betaling van een geldbedrag treedt het verzuim in beginsel nog niet in – behoudens andersluidende afspraken die zijn gesteld noch gebleken - door het verstrijken van een op een factuur genoemde uiterste betaaldatum of de termijn waarbinnen in de tussen partijen bestaande relatie was overeengekomen dat betaald diende te worden, maar eerst nadat een ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat Pinarello Brands2Win (voor 7 maart 2019) in gebreke heeft gesteld vanwege het niet tijdig betalen van de facturen waarvan in dit geding betaling wordt gevorderd.
4.29.
Nu Brands2Win een beroep toekwam op opschorting van haar verbintenis tot betaling van de facturen, is zij niet in verzuim geraakt en zijn de in conventie gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar. Ook de in conventie gevorderde beslagkosten zijn niet toewijsbaar nu voor het leggen van het beslag wegens de tegenvordering van Brands2Win geen grond was.
Verrekening met schadevergoeding
4.30.
Brands2win beroept zich in conventie als verweer op verrekening van haar vordering met de openstaande facturen. Dit verweer is juist en leidt ertoe dat de vordering in conventie door verrekening geheel teniet is gegaan.
4.31.
In reconventie zal na de verrekening van het bedrag van € 69.129,51 met de schade van totaal € 138.001,46 een bedrag van
€ 68.871,95worden toegewezen.
Wettelijke (handels)rente
4.32.
Voor toewijzing van de gevorderde wettelijke handelsrente over het nog verschuldigde bedrag aan schadevergoeding is geen grondslag nu geen sprake is van een betalingsverplichting als bedoeld in artikel 6:119a BW. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal worden toegewezen over het bedrag van € 66.738,27 vanaf 12 september 2019 en over € 2.133,68 (over de BIK) vanaf 17 juni 2020, alles tot de dag der algehele voldoening.
4.33.
De drie door Brands2Win gevorderde verklaringen voor recht ter zake van de onrechtmatige beëindiging, de gerechtvaardigde opschorting en bevoegde verrekening, zullen bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Proceskosten
4.34.
Pinarello zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten voor het voeren van verweer tegen het beslag zullen worden begroot op twee punten. De totale kosten tot op heden aan de zijde van Brands2Win worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris
€ 4.296,00(4 x € 1.074,00(tarief IV))
Totaal €
6.288,00
4.35.
In reconventie zal Pinarello worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de rechtbank vanwege de gezamenlijke behandeling met de conventie aanleiding ziet om voor de comparitie een half punt salaris toe te kennen. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van Brands2Win begroot op
€ 1.611,00(1,5 x € 1.074,00).

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
verstaat dat de vordering van Pinarello op Brands2win met betrekking tot de vordering van € 69.129,51 door verrekening teniet is gegaan;
5.2.
veroordeelt Pinarello in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Brands2Win begroot op € 6.288,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
5.5.
veroordeelt Pinarello om aan Brands2Win te betalen een bedrag van € 68.871,95 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 66.738,27 vanaf 12 september 2019 tot de dag der algehele voldoening en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 2.133,68 vanaf 17 juni 2020, alles tot de dag der algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt Pinarello in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Brands2Win begroot op € 1.611,00;
5.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schild en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: