ECLI:NL:RBZWB:2020:5798
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering verhoging WAO-uitkering wegens niet voldoen aan 104 weken arbeidsongeschiktheidseis
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de weigering van een hogere WAO-uitkering. Eiser, die sinds 8 september 2007 een WAO-uitkering ontvangt met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%, had verzocht om verhoging van zijn uitkering met ingang van 25 januari 2016. Het UWV had dit verzoek afgewezen, omdat eiser niet aan de eis voldeed van onafgebroken 104 weken arbeidsongeschiktheid.
Eiser had in 2014 werkzaamheden verricht en was op 20 oktober 2014 ziek geworden. Het UWV verklaarde hem hersteld per 29 augustus 2015, maar eiser maakte bezwaar tegen deze hersteldverklaring. Hij meldde zich opnieuw ziek op 5 oktober 2015, maar de rechtbank oordeelde dat de wachttijd van 104 weken niet was doorlopen. Eiser had in de periode van 7 november 2014 tot 29 augustus 2015 geen doorlopende arbeidsongeschiktheid, omdat hij hersteld was verklaard. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd de uitkering te verhogen, omdat eiser niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.