ECLI:NL:RBZWB:2020:5934

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
AWB- 20_9599 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van woning voor 2 maanden op basis van de Opiumwet na aantreffen hennepknipperij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Ergec, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Rucphen, dat op 13 november 2020 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning van verzoekster voor de duur van twee maanden gesloten zou worden op grond van de Opiumwet, nadat op 3 oktober 2020 in haar woning een hennepknipperij was aangetroffen met een aanzienlijke hoeveelheid hennep.

De voorzieningenrechter overwoog dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de situatie en het beleid van de burgemeester om op te treden tegen drugscriminaliteit. De rechter stelde vast dat de aangetroffen hennepknipperij een ernstig geval betrof en dat de sluitingsduur van twee maanden niet onredelijk was. Verzoekster had aangevoerd dat zij niet betrokken was bij de hennepproductie, maar de voorzieningenrechter vond haar verklaring niet overtuigend. De rechter concludeerde dat de gevolgen van de sluiting voor verzoekster verstrekkend waren, maar dat dit geen bijzondere omstandigheid vormde die de burgemeester had moeten weerhouden van het sluiten van de woning.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het sluitingsbevel af, waarmee de sluiting van de woning voor de duur van twee maanden werd gehandhaafd. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9599 OPIUMW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 november 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. F. Ergec
en

de burgemeester van de gemeente Rucphen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 13 november 2020 (bestreden besluit) inzake het bevel tot sluiting van de woning [adres verzoekster] te [woonplaats verzoekster] voor de duur van 2 maanden.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 november 2020. Verzoekster is verschenen in de persoon van haar gemachtigde mr. F. Ergec. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.F.J. Gelevert en mr. S. Abdullah.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De politie heeft op 3 oktober 2020 in de woning van verzoekster een in werking zijnde hennepknipperij aangetroffen. In de woning is in totaal 219,5 kilogram hennep aangetroffen. Dit is aanzienlijk meer dan de toegelaten gebruikershoeveelheid, zodat verweerder zich terecht bevoegd geacht heeft om tot stuiting van de woning over te gaan.
3. De sluitingsduur van 2 maanden is in overeenstemming met het niet onredelijk te achten beleid van verweerder. Verzoekster is van mening dat verweerder, in afwijking van dit beleid, had kunnen volstaan met een waarschuwing, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder aan sluiting van de woning kunnen vasthouden. De aangetroffen situatie (een omvangrijke hennepknipperij) moet worden aangemerkt als een ernstig geval. Verweerder mag aannemen dat de woning van verzoekster is gebruikt als een schakel in grootschalige productie en handel in softdrugs. Dergelijke ondermijnende drugscriminaliteit is in deze regio een groot probleem en het tegengaan daarvan is een speerpunt van het beleid van veel West-Brabantse burgemeesters. Zichtbare sluiting van dergelijke panden of gebouwen is voor bij die panden betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die gebouwen. Met de sluiting wordt een signaal afgegeven dat het gebruiken van een gebouw in strijd met de Opiumwet niet zal worden getolereerd. Verweerder heeft die omstandigheden bij de belangenafweging mogen betrekken.
Dat er geen loop is gebleken, maakt het voorgaande niet anders. Verzoekster moet worden toegegeven dat de informatie over de loop en de overlast summier is, maar die informatie kan worden aangevuld bij de behandeling van het bezwaarschrift. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat in de weken voorafgaand aan het sluitingsbevel buurtbewoners hebben gevraagd of er nog wel handhavend wordt opgetreden tegen de woning waarin de hennepknipperij is aangetroffen. Gelet hierop en in aanmerking genomen de ernst van de aangetroffen situatie, kan ook de begunstigingstermijn niet onredelijk kort genoemd worden. Daarbij is tevens van belang dat de kinderen van verzoekster reeds uit huis geplaatst waren.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de sluitingsduur van 2 maanden voor verzoekster niet onevenredig is. Het is niet aannemelijk dat verzoekster geen enkel verwijt gemaakt kan worden. Hennepplanten en henneptoppen bedekten de vloer van de woonkamer, zolder en schuur. Daarnaast zijn tassen vol hennepplanten en henneptoppen aangetroffen in de kinderkamer op de eerste verdieping. Op de zolder zijn ook een luchtafzuiginstallatie en een koolstoffilter aangetroffen. De verklaring van verzoekster dat zij op geen enkele wijze is betrokken bij de aangetroffen hennep overtuigt de voorzieningenrechter niet. Zij heeft verklaard dat een vriendin op bezoek was, dat ze zelf is gaan slapen en dat ze in het nachtelijk uur is geconfronteerd met vreemdelingen die kennelijk toegang tot de woning hebben gekregen door toedoen van de vriendin. Deze mensen zouden haar ook hebben bedreigd, maar verzoekster heeft deze door haar geschetste gang van zaken op geen enkele wijze onderbouwd. Dat had wel op haar weg gelegen. Indien verzoekster op 3 oktober 2020 of kort daarna aangifte zou hebben gedaan van het binnendringen van en bedreiging door onbekenden in haar woning, dan had daar nu al meer bekend over kunnen zijn.
5. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat de gevolgen van de sluiting voor verzoekster verstrekkend zijn. Zij zal de komende 2 maanden elders onderdak moeten vinden. Dat is op zich geen bijzondere omstandigheid, maar het logisch gevolg van het door verweerder gevoerde beleid. Weliswaar is gebleken dat de verhuurder de huurovereenkomst met verzoekster heeft ontbonden, waardoor zij na ommekomst van de 2 maanden toch niet terug kan keren in de woning [adres verzoekster] te [woonplaats verzoekster], maar dat is geen (rechts)gevolg van het sluitingsbevel van verweerder. De verhuurder heeft na de ontdekking van de hennepknipperij hier zelfstandig toe besloten. Dit kan dus niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder had moeten afzien van sluiting.
6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek om schorsing van het bestreden sluitingsbevel moet worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 20 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.