ECLI:NL:RBZWB:2020:5951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
02/170104-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Beudeker
  • J. Nuijts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie verdachten betrokken bij professioneel drugslaboratorium en voorbereidingshandelingen voor amfetamine/MDMA

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten die op heterdaad zijn betrapt in een professioneel drugslaboratorium. De verdachten waren betrokken bij de productie van amfetamine en MDMA en werden geconfronteerd met ernstige milieuschade door het onzorgvuldig omgaan met chemisch afval. Twee van de verdachten, die bekend stonden als 'het gouden duo', kregen een gevangenisstraf van 10 jaar opgelegd, terwijl de derde verdachte een straf van 3 jaar kreeg. Daarnaast werden twee medeplichtigen veroordeeld tot respectievelijk 18 en 20 maanden gevangenisstraf.

De rechtbank behandelde de zaak op zittingen van 5 oktober en 3 december 2020, waarbij de officieren van justitie, mr. Gudde en mr. Groen, de tenlastelegging presenteerden. De verdachten werden beschuldigd van het voorhanden hebben van 925 kilogram APAA, een precursor voor amfetamine, en het bezit van een jammer zonder vergunning. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen en observaties, voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachten vast te stellen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs en dat hun acties een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden aan de verdachte die de Mercedes Sprinter bestuurde, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/170104-19
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. Mooren, advocaat te Goirle

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 5 oktober 2020 en 3 december 2020, waarbij de officieren van justitie, mr. Gudde en mr. Groen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het op 23 april 2019 te Nieuwegein voorhanden hebben van 925 kilogram APAA, wat ten laste is gelegd als het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine/MDMA. Voorts had verdachte op die dag radioapparatuur, een zogenaamde “jammer”, in zijn bezit waarvoor hij geen vergunning had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Daartoe werd -kort weergegeven- aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen vast is komen te staan dat op 23 april 2019 een gestolen Mercedes Sprinter met valse kentekenplaten werd aangehouden, in welke Mercedes Sprinter 925 kilogram APAA en een zogenaamde jammer werden aangetroffen. De bestuurder van die Mercedes Sprinter is, nadat hij was gestopt, weggerend en het openbaar ministerie is van mening dat verdachte voldoet aan het door de verbalisanten gegeven signalement van de bestuurder. Voorts is de Mercedes Sprinter enkele dagen eerder gezien bij het aangetroffen laboratorium te Zevenaar met medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder. [medeverdachte] is een contact van verdachte en zij hebben ook samen in de Mercedes Sprinter gezeten. In die Mercedes Sprinter werden voorts gebruiksvoorwerpen aangetroffen met daarop het DNA van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de verdediging ten eerste aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die op 23 april 2019 in de Mercedes Sprinter heeft gereden, ook niet als de aangetroffen DNA-sporen van verdachte worden gezien in samenhang met het signalement dat door een verbalisant werd gegeven van de bestuurder. De suggestie van het openbaar ministerie dat er maar twee personen, [medeverdachte] en verdachte, in de Mercedes Sprinter hebben gereden, gaat volgens de verdediging niet op omdat ook een DNA-spoor van een onbekend gebleven persoon op de TomTom in die Mercedes Sprinter werd aangetroffen.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat, indien toch bewezen zou kunnen worden dat verdachte de bestuurder was van de Mercedes Sprinter, verdachte nog niet gelinkt kan worden aan de lading die in de gestolen Mercedes Sprinter lag. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de verdediging aangevoerd dat in het dossier foto’s zitten waarop te zien is dat de Mercedes Sprinter een voor de bestuurder afgesloten cabine heeft. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die de Mercedes Sprinter als eersten hebben doorzocht, niet dat zij de bekende geur van verdovende middelen of een chemische geur hebben waargenomen. Voor wat betreft de aangetroffen jammer heeft de verdediging aangevoerd dat slechts kan worden vastgesteld dat die jammer in de Mercedes Sprinter lag en ook niet meer dan dat. Volgens de verdediging is niet gebleken dat op die jammer sporen zijn aangetroffen die in de richting van verdachte wijzen.
Ook meer subsidiair heeft de verdediging gepleit voor vrijspraak en daartoe aangevoerd dat hetgeen is aangetroffen in de Mercedes Sprinter, de 925 kilogram APAA, in de visie van de verdediging niet strafbaar is. De raadsman heeft daartoe gewezen op twee uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant ECLI:NL:RBOBR:2017:4512 en ECLI:NL:RBOBR:2019:2958, waarin die rechtbank heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van APAA alleen onder bepaalde omstandigheden strafbaar is, namelijk als het voorhanden hebben dient ter voorbereiding of ter bevordering van de productie van of de handel in harddrugs en ook is vereist dat verdachte er wetenschap van had dat zijn handelingen daarop waren gericht. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte alleen [medeverdachte] kende en verder in dit dossier niet te linken is aan de medeverdachten en aan het laboratorium in Zevenaar en dat daarom de door de rechtbank Oost-Brabant genoemde omstandigheden niet aan de orde zijn.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging tot slot nog aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het opzettelijk voorhanden hebben van die jammer en dat daarom slechts de overtreding over zou blijven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat op 26 april 2019 in de loods aan de [adres 2] te Zevenaar een groot en professioneel laboratorium werd aangetroffen. Bij de ontmanteling van dat laboratorium werd uit eerste onderzoeksbevindingen duidelijk dat er op dat moment sprake was van een in werking zijnde omzettingslaboratorium van APAA/MAPA naar BMK.
Voorafgaand aan de inval in de loods te Zevenaar heeft een uitgebreid opsporingsonderzoek plaatsgevonden, waarbij BOB-middelen werden ingezet bestaande uit observaties, het plaatsen van een peilbaken, uitlezen van zendmastgegevens en het uitluisteren van telefoontaps. Bij dat onderzoek werd in de omgeving van de locatie [adres 2] te Zevenaar meerdere keren een Mercedes Sprinter gezien met het kenteken [kenteken] , waaronder op 19 april 2019 met medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder. Ook is vast komen te staan dat bij een eerdere controle van de Mercedes Sprinter op 5 maart 2019, [medeverdachte] en verdachte in die Mercedes Sprinter zaten en zich twee jammers in het voertuig bevonden. Op 23 april 2019 werd deze Mercedes Sprinter door de politie aangehouden en daarin werd 925 kilogram APAA en een jammer aangetroffen. De bestuurder van de Mercedes Sprinter is na de staande houding onmiddellijk weggevlucht voor de politie. Het door de politie gegeven signalement van de bestuurder is wel algemeen te noemen, maar verdachte voldoet naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval wel aan dat signalement. Voorts is op dat moment gebleken dat de Mercedes Sprinter gestolen was en ook voorzien van valse kentekenplaten. Bij nader technisch sporenonderzoek in de Mercedes Sprinter werden DNA-sporen aangetroffen op een flesje Fanta, welk flesje op dat moment nog half vol is, een sigarettenpeuk en op de in die auto aanwezige TomTom. Deze DNA-sporen leverden een match op met het DNA-profiel van verdachte. Ook werd de TomTom die in de Mercedes Sprinter werd aangetroffen, inhoudelijk nog onderzocht en uit de gedecodeerde triplogs is gebleken dat die TomTom veelvuldig werd gebruikt om naar Zevenaar te rijden en telkens werd uitgezet op korte afstand van het drugslaboratorium aan de [adres 2] te Zevenaar. Voorts werd op 22 februari, 5 maart en 22 maart de TomTom aangezet op de locatie [straat] te Tilburg, de straat waar verdachte woont. .
Op grond van al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die op 23 april 2019 de Mercedes Sprinter heeft bestuurd en voor de politie is weggevlucht.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte daarmee ook de in de Mercedes Sprinter aangetroffen APAA in zijn bezit heeft gehad en met het voorhanden hebben van die APAA voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van amfetamine.
Dat zou naar het oordeel van de rechtbank niet het geval zijn geweest indien enkel zou zijn komen vast te staan dat verdachte onder normale omstandigheden die APAA in zijn bezit zou hebben gehad.
In dit geval echter zijn er de eerder genoemde bijzondere omstandigheden die maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte heel goed wist dat er op 23 april 2019 APAA in de laadruimte van de Mercedes Sprinter lag en dat die APAA ook bestemd was voor de productie van amfetamine. Het is ook deze wetenschap bij verdachte geweest die hem ertoe heeft gebracht om onmiddellijk na de staande houding door de politie op de vlucht te slaan.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Hetzelfde geldt ook voor het onder 2 tenlastegelegde. De jammer werd eveneens op 23 april 2019 in de Mercedes Sprinter aangetroffen en deze lag op de passagiersstoel van de Mercedes Sprinter en derhalve onder handbereik van verdachte. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank ook het tenlastegelegde opzet wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 23 april 2019 te Jutphaas, in de gemeente Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en
MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
in een gestolen bestelbus, Mercedes Sprinter met vals kenteken [kenteken] een hoeveelheid, in totaal 925 kilogram APAA voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2
op 23 april 2019 te Jutphaas, in de gemeente Nieuwegein, opzettelijk, een radioapparaat, te weten een jammer (zonder merk en type-aanduiding), aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Betreffende de strafmaat heeft de verdediging aangevoerd dat gekeken moet worden naar soortgelijke zaken en heeft daarbij gewezen op de straffen die zijn opgelegd in de twee soortgelijke zaken door de rechtbank Oost-Brabant, welke uitspraken de verdediging ook in het bewijsverweer heeft aangehaald. Daarnaast heeft de verdediging er op gewezen dat verdachte inmiddels al weer ongeveer een jaar vrij is en dat de reclassering een voor verdachte positief voortgangsverslag heeft opgemaakt. Verdachte heeft 106 dagen in voorlopige hechtenis gezeten en de verdediging is van mening dat een aan verdachte op te leggen vrijheidsstraf die 106 dagen niet te boven mag gaan. Voorts heeft de verdediging verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen en verdachte in ieder geval in de gelegenheid te stellen om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 23 april 2019 heeft verdachte in een gestolen Mercedes Sprinter gereden, in welke Mercedes Sprinter 925 kilogram APAA en een jammer werden aangetroffen. De 925 kilogram APAA is een pre-precursor, waarmee BMK kan worden gemaakt en verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan een voorbereidingshandeling als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Verdachte kan dan ook worden gezien als een niet onbelangrijke schakel in het proces om te komen tot de uiteindelijke productie van amfetamine en MDMA en verdachte heeft daarmee indirect de volksgezondheid in gevaar gebracht.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de ernst van met name de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen en gelet ook op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, aan verdachte in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De hoogte van die gevangenisstraf zou in de buurt komen van de door de officieren van justitie gevorderde gevangenisstraf van 30 maanden en die zou de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dan ook ver te boven gaat. Anderzijds zal de rechtbank in het voordeel van verdachte ook rekening houden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake van de Opiumwet is veroordeeld, en met zijn persoonlijke omstandigheden zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzittingen naar voren zijn gebracht en die ook blijken uit het over hem door Reclassering Nederland uitgebrachte voortgangsverslag. Daarom zal de rechtbank de door de officieren van justitie gevorderde gevangenisstraf fors matigen en aan verdachte voor de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet, artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben;
feit 2.: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 23 april 2019 (op de A2 ter hoogte van) te Jutphaas, in
de gemeente Nieuwegein, in elk geval (ergens) in Nederland tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van amfetamine(pasta) en/of
MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine(pasta) en/of MDMA, zijnde amfetamine (pasta) en/of
MDMA (een)
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te
bereiden en/of te bevorderen (in een (gestolen) bestelbus, Mercedes
Sprinter met vals kenteken [kenteken] ) een hoeveelheid, in totaal
(ongeveer) 925 kilogram AP AA voorhanden heeft/hebben gehad,
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen
van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 23 april 2019 te Jutphaas, in de gemeente
Nieuwegein, in elk geval in Nederland al dan niet opzettelijk,
een radioapparaat, te weten een jammer (zonder merk en
type-aanduiding),
heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad
en/of heeft gebruikt,
terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die
radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte
was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
( art 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet)

9.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
PM