ECLI:NL:RBZWB:2020:5952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
02/100912-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Beudeker
  • J. Nuijts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte betrokken bij professionele drugslaboratoria en productie van amfetamine

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten die op heterdaad zijn betrapt in een professioneel drugslaboratorium in Zevenaar. De verdachten, waarvan twee bekend stonden als 'het gouden duo', waren eerder betrokken bij andere drugslaboratoria in Rijen en Baarle-Nassau. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het produceren van amfetamine en het plegen van voorbereidingshandelingen. De officieren van justitie eisten een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank legde aan de hoofdverdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met zijn minder prominente rol in vergelijking met zijn medeverdachten. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten wettig en overtuigend, ondanks de verweren van de verdediging over de bewijsvoering en de rol van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten een groot en professioneel laboratorium hebben opgezet, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en de samenleving. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de productie van amfetamine en de risico's die dit met zich meebrengt voor de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/100912-19
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboortedag 2]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. Van Huijgevoort, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 5 oktober 2020 en 3 december 2020, waarbij de officieren van justitie, mr. Gudde en mr. Groen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het, samen met anderen, produceren van amfetamine in een laboratorium in Zevenaar en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine eveneens te Zevenaar.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Daartoe werd -kort weergegeven- aangevoerd dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij een inval in een loods in Zevenaar werden aangetroffen, terwijl zij op dat moment in een amfetaminelaboratorium aan het produceren waren. Ook het voorhanden hebben van de op die locatie aangetroffen laboratoriumapparatuur en grondstoffen acht het openbaar ministerie wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde en daartoe is het volgende aangevoerd. Omdat in het rapport van het team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna telkens: LFO) wordt gesteld dat op de locatie Zevenaar de productie van amfetamine in een eerder stadium heeft plaatsgevonden, kan de aanwezigheid van verdachte op 26 april 2019 op die locatie volgens de verdediging niet worden gebruikt voor het bewijs van het medeplegen van de productie van amfetamine. Bezien moet worden of verdachte zich in een eerder stadium schuldig zou hebben gemaakt aan het in vereniging produceren van amfetamine. Volgens de verdediging kan verdachte enkel op 19 april 2019 en 26 april 2019 in de omgeving van de loods te Zevenaar worden gelokaliseerd. Enig bewijs dat hij daar eerder is geweest is er niet. Voor wat betreft de observaties op 19 april 2019 heeft de verdediging nog opgemerkt dat daaruit niet blijkt van een actieve betrokkenheid van verdachte of dat hij in de loods is geweest. Ook de vermelding in het proces-verbaal, dat verdachte in een loods achter de woning zou zijn aangehouden, is feitelijk onjuist. De verdediging stelt zich op het standpunt dat slechts bewezen kan worden dat de rol van verdachte op 19 april 2019 zich beperkt tot die van chauffeur en dat daarom van medeplegen van het tenlastegelegde feit geen sprake kan zijn.
Ook met betrekking tot de voorbereidingshandelingen is de verdediging van mening dat het wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van dat feit ontbreekt. Betreffende het proces-verbaal waarin staat dat verdachte zou hebben gezegd dat hij aan het produceren is geweest, heeft de verdediging aangevoerd dat zij redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen is geverbaliseerd. Volgens de verdediging is aan verdachte niet de cautie gegeven bij zijn aanhouding Verdachte zou volgens de verdediging eerst zijn mishandeld door het arrestatieteam en vervolgens zouden aan hem vragen zijn gesteld zonder dat hij werd gewezen op zijn rechten. Daarom moeten volgens de verdediging het proces-verbaal van bevindingen omtrent hetgeen verdachte zou hebben gezegd en de de auditu verklaring worden uitgesloten van het bewijs vanwege een geconstateerd onherstelbaar vormverzuim.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 26 april 2019 werd in een loods aan de [adres] te Zevenaar een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen. In dat drugslaboratorium werden drie verdachten aangehouden, te weten de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en verdachte. Dat deze verdachten op het moment van de inval bezig waren met een onderdeel van het productieproces van amfetamine is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan uit het onderzoek dat aansluitend in het drugslaboratorium heeft plaatsgevonden, uit onderzoek aan de kleding die door de verdachten werd gedragen en uit de reactie die verdachte heeft gegeven bij zijn aanhouding, namelijk “dat ze aan het koken waren”.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat het proces-verbaal van bevindingen omtrent hetgeen verdachte zou hebben gezegd tegen een lid van het arrestatieteam en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de door hem gegeven de auditu verklaring, zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs vanwege een geconstateerd onherstelbaar vormverzuim.
Uit de feiten zoals die uit het dossier blijken constateert de rechtbank, dat verbalisant [verbalisant 1] in een proces-verbaal van bevindingen heeft geverbaliseerd dat hij van een lid van het arrestatieteam had gehoord dat verdachte [verdachte]
ongevraagdzou hebben gezegd “dat hij aan het koken was in de loods”.
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] door de arrestatie-eenheid wordt verbaliseerd dat verdachte [verdachte] bij het aantreffen had verklaard “dat hij naar de wc was geweest en dat hij de kleren die hij op dat moment droeg, ook zojuist gedragen had tijdens het produceren”. De rechtbank stelt vast dat de bewoordingen van wat verdachte volgens de verbalisanten zou hebben gezegd niet met elkaar overeenstemmen, maar dat de strekking van wat er werd gezegd wel op hetzelfde neerkomt, namelijk dat verdachte in het laboratorium werkzaam was geweest. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte die uitingen spontaan heeft gedaan. Dat verdachte bij zijn aanhouding zou zijn mishandeld is naar het oordeel van de rechtbank enkel gebaseerd op de beleving die verdachte zelf heeft gehad. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een inval door een arrestatieteam en de aanhouding van een verdachte door een arrestatieteam met gepast geweld plaatsvindt en de rechtbank sluit niet uit dat verdachte geschrokken is van dit gepaste geweld.
Dat verdachte daarbij ook nog eens zou zijn ondervraagd door leden van het arrestatieteam acht de rechtbank onwaarschijnlijk en blijkt overigens ook weer alleen uit hetgeen verdachte daar zelf over heeft verklaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zelf spontane uitlatingen heeft gedaan en dat zeker geen sprake is geweest van een verhoorsituatie. Het geven van de cautie aan verdachte was derhalve op dat moment niet aan de orde en de rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van enig vormverzuim en dat de door de verdediging genoemde processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de door verdachte gedane uitlatingen bij zijn aanhouding voor het bewijs mogen worden gebruikt.
Voorafgaand aan de inval in de loods te Zevenaar heeft een uitgebreid opsporingsonderzoek plaatsgevonden, waarbij BOB-middelen werden ingezet bestaande uit observaties, het plaatsen van een peilbaken, uitlezen van zendmastgegevens en het uitluisteren van telefoontaps. Bij dat onderzoek werd meerdere keren gezien dat de verdachten, of auto’s die door verdachten werden gebruikt, op de locatie te Zevenaar kwamen en ook verdachte [verdachte] werd bij dit onderzoek waargenomen. Daarnaast zijn er nog de verklaringen van de verhuurder van de loods, de getuige [verdachte] en de getuige [getuige 2] , en op grond van die verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de betreffende loods vanaf eind januari 2019 werd verhuurd aan drie personen en dat het signalement van die drie personen ook past bij de verdachten die op 26 april 2019 werden aangehouden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vanaf eind januari 2019 in de loods waar ze werden aangetroffen werkzaamheden hebben verricht.
Omzettingslaboratorium of productielaboratorium?
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat op 26 april 2019 in de loods aan de [adres] te Zevenaar een groot en professioneel laboratorium werd aangetroffen. Bij de ontmanteling van dat laboratorium werd uit eerste onderzoeksbevindingen duidelijk dat er op dat moment sprake was van een in werking zijnde omzettingslaboratorium van APAA/MAPA naar BMK. Uit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank ook onomstotelijk vast komen te staan dat in de loods de apparatuur en de grondstoffen aanwezig waren voor de productie van amfetamine en dat ook in een eerder stadium volgens de Leuckart methode BMK omgezet werd van N-Formylamfetamine naar amfetamine. In het tweede aanvullend proces-verbaal van de unit LFO wordt duidelijk geverbaliseerd en wordt opnieuw gesteld dat op het terrein van de [adres] te Zevenaar “
een in werking zijnde productielocatie van synthetische drugs werd aangetroffen” en voorts “
De aangetroffen 18 Au Bain Marie opstellingen zijn, zonder enige aanpassing, geschikt om te worden gebruikt binnen de productie van amfetamine. Dergelijke opstellingen worden frequent aangetroffen als de zogenaamde 2e fase kookstap van de Leuckart synthese waarmee N-Formylamfetamine wordt omgezet in amfetamine”.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en zijn mededaders in de tenlastegelegde periode in het laboratorium te Zevenaar amfetamine hebben geproduceerd en tevens de apparatuur en grondstoffen aanwezig hebben gehad om tot die productie van amfetamine te komen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 01 februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en vervaardigd, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1;
2
in de periode van 01 februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden
envervaardigen van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
-voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededader(s toen en daar
-een compleet in werking zijnde laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK (Benzylmethylketon) middels circa 18 au bain-marie-bakken, en
- o.a. circa 56 liter BMK en circa 180 liter omgezette BMK en circa 3525 liter zwavelzuur en circa 10 kg MAPAA en/ circa 50 kg caustic soda en
-hardware, w.o slangen en dompelpomp en een grote hoeveelheid IBC- en klemdekselvaten/tonnen/jerrycans en koppelstukken en gasflessen en een koelkast en een magnetron,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte voor de feiten 1 en 2 op te leggen een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de strafmaat heeft de verdediging gevraagd rekening te houden met de beperkte rol die verdachte bij het bewezenverklaarde zou hebben gespeeld en dat voor hem ook een kortere pleegperiode geldt. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte direct na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis als ZZP’er aan de slag is gegaan, dat hij zijn VCA heeft gehaald en dat hij inmiddels al vanaf 20 april j.l. fulltime werkt als steigerbouwer. Tot slot heeft de verdediging nog gevraagd rekening te houden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij geen antecedenten heeft ten aanzien van de Opiumwet. Op grond van dit alles heeft de verdediging verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke werkstraf. Bij een detentie zal verdachte zijn opdrachtgevers verliezen en zal hij weer van voor af aan moeten beginnen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op 26 april 2019 samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op heterdaad betrapt in een omvangrijk amfetaminelaboratorium in Zevenaar. Op die locatie heeft het onderzoeksteam ook een grote hoeveelheid goederen en grondstoffen aangetroffen, bestemd voor de productie van amfetamine. Uit onderzoek is ook vast komen te staan dat het aangetroffen laboratorium van een dusdanige omvang was dat daar gedurende een periode van drie maanden een grote hoeveelheid amfetamine werd vervaardigd.
Met betrekking tot de rol van verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] “het gouden duo” werden genoemd. Zij waren beiden van wezenlijk belang bij het opzetten van verschillende laboratoria en zij waren ook belangrijk in het productieproces en zij beschikten daarvoor ook over de nodige kennis. Het produceren van amfetamine is immers niet een kwestie van chemicaliën bij elkaar voegen, roeren, opwarmen en klaar. Zeker niet. Het is een gevaarlijk chemisch proces, hetgeen ook moge blijken uit de ongelukken die de laatste jaren in illegale laboratoria hebben plaatsgevonden en waarbij ook “laboranten” om het leven zijn gekomen.
Verdachte is kennelijk alleen bij het drugslaboratorium in Zevenaar betrokken geraakt, maar heeft wel actief deelgenomen aan dat productieproces van amfetamine. Verdachte wordt daarom door de rechtbank aangemerkt als mededader van het drugslaboratorium te Zevenaar, waarbij de rechtbank wel op wil merken dat verdachte een rol had die minder prominent was dan die van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Verdachte is gedurende drie maanden bewust bezig geweest met de productie van amfetamine en heeft daarmee direct en indirect de volksgezondheid in gevaar gebracht.
Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van amfetamine een sterk verslavende werking heeft, met alle destructieve gevolgen voor de gebruikers van dien. Daarnaast vindt de productie van deze stof en de handel daarin plaats in de illegaliteit, waardoor er sprake is van veel randcriminaliteit en waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Tot slot is er bij de productie ook nog het probleem van het chemisch afval. Al enkele jaren wordt met name de provincie Noord-Brabant, maar in toenemende mate ook andere provincies, geplaagd met dumpingen van drugsafval. Vaak wordt het gewoon ergens in vaten in de natuur gedumpt of op een afgelegen plek in een gestolen voertuig achtergelaten. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook weer dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zonder enig respect voor de medemens of voor de samenleving te werk gingen en dat alles moest wijken voor hun eigen geldelijk gewin.
Rekening houdend met de omvang en de productiecapaciteit van het laboratorium is de rechtbank van oordeel dat op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, voor een dergelijk laboratorium een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar geïndiceerd is. De rechtbank houdt echter ook rekening met het gegeven dat verdachte niet dezelfde rol kan worden toegedicht als die van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en ook zal de rechtbank rekening houden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor dit soort delicten met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter zitting naar voren zijn gebracht. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar passend en geboden is.
Bij de bepaling van deze straf is de rechtbank ervan uitgegaan dat de bewezenverklaarde feiten, te weten het produceren van amfetamine en het plegen van voorbereidingshandelingen, in eendaadse samenloop zijn gepleegd.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het voorwerp niet aan verdachte toebehoort, maar dat degene aan wie het toebehoort bekend was met het gebruik in verband met de strafbare feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben;
terwijl bij deze feiten van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
 personenauto, merk Fiat Punto, kleur zwart, kenteken [kenteken] , kleur zwart, chassisnummer [chassisnummer]
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01
februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een)
(grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3 a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 01
februari 2019 tot en met 26 april 2019, in elk geval in of omstreeks de
periode van 18 april 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervaardigen, vervoeren en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of
amfetamine-olie/pasta, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
-een (compleet) in werking zijnde
laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van
BMK (Benzylmethylketon) middels circa 18 au bain-marie-bakken, en/of
- o.a. circa 56 liter BMK en/of circa 180 liter omgezette BMK en/of circa
3525 liter zwavelzuur en/of circa 10 kg MAPAA en/of circa 50 kg caustic
soda in elk geval een grote hoeveelheid (grond)stoffen, en/of
-hardware, w.o slangen en/of dompelpomp(en) en/of een grote
hoeveelheid IBC- en/of klemdekselvaten/tonnen/jerrycans en/of
koppelstukken en/of gasflessen en/of een koelkast en/of een magnetron,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Straf

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
PM