4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Het laboratorium te Zevenaar (parketnummer 02/100894-19)
Op 26 april 2019 werd in een loods aan de [adres 1] te Zevenaar een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen. In dat drugslaboratorium werden drie verdachten aangehouden, te weten verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dat deze verdachten op het moment van de inval bezig waren met een onderdeel van het productieproces van amfetamine is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan uit het onderzoek dat aansluitend in het drugslaboratorium heeft plaatsgevonden, uit onderzoek aan de kleding die door de verdachten werd gedragen en uit de spontane reactie die medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gegeven bij zijn aanhouding, namelijk “dat ze aan het koken waren”.
Voorafgaand aan de inval in de loods te Zevenaar heeft een uitgebreid opsporingsonderzoek plaatsgevonden, waarbij BOB-middelen werden ingezet bestaande uit observaties, het plaatsen van een peilbaken, uitlezen van zendmastgegevens en het uitluisteren van telefoontaps. Bij dat onderzoek werd meerdere keren gezien dat de verdachten, of auto’s die door de verdachten werden gebruikt, op de locatie te Zevenaar kwamen. Op grond van de verklaring van de verhuurder van de loods, de getuige [getuige 4] , en de verklaring van de echtgenote van [getuige 4] , de getuige [getuige 5] , kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat die loods vanaf eind januari 2019 werd verhuurd aan drie personen en dat het signalement van die drie personen ook past bij de verdachten die op 26 april 2019 werden aangehouden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanaf eind januari 2019 in de loods waar ze werden aangetroffen werkzaamheden hebben verricht.
Omzettingslaboratorium of productielaboratorium?
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen ook vast komen te staan dat op 26 april 2019 in de loods aan de [adres 1] te Zevenaar een groot en professioneel laboratorium werd aangetroffen. Bij de ontmanteling van dat laboratorium werd uit eerste onderzoeksbevindingen duidelijk dat er op dat moment sprake was van een in werking zijnde omzettingslaboratorium van APAA/MAPA naar BMK. Uit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank ook onomstotelijk vast komen te staan dat in de loods de apparatuur en de grondstoffen aanwezig waren voor de productie van amfetamine en dat ook in een eerder stadium volgens de Leuckart methode BMK omgezet werd van N-Formylamfetamine naar amfetamine. In het tweede aanvullende proces-verbaal van de unit LFO wordt duidelijk geverbaliseerd en wordt opnieuw gesteld dat op het terrein van de [adres 1] te Zevenaar “
een in werking zijnde productielocatie van synthetische drugs werd aangetroffen” en voorts “
De aangetroffen 18 Au Bain Marie opstellingen zijn, zonder enige aanpassing, geschikt om te worden gebruikt binnen de productie van amfetamine. Dergelijke opstellingen worden frequent aangetroffen als de zogenaamde 2e fase kookstap van de Leuckart synthese waarmee N-Formylamfetamine wordt omgezet in amfetamine”.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en zijn mededaders in de tenlastegelegde periode in het laboratorium te Zevenaar amfetamine hebben geproduceerd en tevens de apparatuur en grondstoffen aanwezig hebben gehad om tot die productie van amfetamine te komen.
4.3.2.2
Het laboratorium in Rijen (parketnummer 02/252434-19)
Voornoemd onderzoek van de politie dat heeft geleid tot het aantreffen van het drugslaboratorium in Zevenaar, kwam voort uit de onderzoeksresultaten na het aantreffen van een drugslaboratorium op het bedrijventerrein aan de [adres 2] te Rijen. Op het bedrijventerrein was het garagebedrijf gevestigd van [getuige 1] . Op die locatie werden op 18 december 2018 laboratoriumapparatuur en grondstoffen aangetroffen voor de vervaardiging van synthetische drugs. Op 19 december 2018 werd op datzelfde terrein in een waterbassin dat was drooggelegd, een productieplaats aangetroffen ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs. Op grond van alle aangetroffen apparatuur, precursoren, afvalstoffen, geshredderde jerrycans en de onderzoeksuitslagen van het NFI, kan worden geconstateerd dat er op de locatie [adres 2] te Rijen op grote schaal BMK en amfetamine werden vervaardigd en zijn er onderzoeksmaterialen aangetroffen die te relateren zijn aan de vervaardiging/bewerking van MDMA. Voorts werd op de locatie te Rijen ook 8 kilogram MDMA in een opslagruimte op het bedrijventerrein aangetroffen, 19 liter amfetamine/MDMA-olie in de Renault Kangoo op naam van het bedrijf van medeverdachte [getuige 1] en 52 liter amfetamine-olie in de kelderruimte onder het garagebedrijf op genoemd bedrijventerrein.
Het aangetroffen DNA-materiaal
Tijdens het onderzoek op die locatie te Rijen werden DNA sporen van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.
Het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] werd op het bedrijventerrein in verschillende ruimtes aangetroffen.
In de ruimte aan de achterzijde van het pand waar ook de grote ketel werd aangetroffen, op:
- een halfgelaatsmasker in de jumbotas;
- een peuk die lag op de houten stelling voor de ketel;
- een peuk op een grote kar voor een ketel.
In de bouwkeet/afgesloten container in het bedrijfspand op:
- een mondkapje op een plastic zak;
- een gele handschoen in een kartonnen doos.
In de stacaravan op het bedrijfsterrein op:
- de schenkopening van een blikje Fanta.
In het drugslaboratorium op:
- groene huishandschoenen op scheidingstrechter;
- een schenkopening van een blikje cola op een blauw vat.
Ook van verdachte [verdachte] werden op die locatie DNA sporen aangetroffen.
In de ruimte aan de achterzijde in het pand waar ook de grote ketel stond op:
- het halfgelaatsmasker in de jumbotas op een pallet;
- groene handschoenen op een pallet voor de ketel.
In de stacaravan/woonwagen op:
- een vork op een bord met etensresten op de tafel in de woonkamer;
- op een peuk uit de asbak op de salontafel in de woonkamer.
In de kelder in het drugslaboratorium op:
- groene huishoudhandschoenen op tafel waarop kannen met amfetaminen stonden;
- de schenkopening van een fles Jupiler.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze aangetroffen sporen zou kunnen worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] op het bedrijfsterrein en in het laboratorium werkzaamheden hebben verricht en dat zij op het terrein in Rijen, in de stacaravan ook hun plek hadden om uit te rusten dan wel te pauzeren. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat enkel een DNA spoor op een verplaatsbaar object onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen en dat daarnaast nog ander ondersteunend bewijs noodzakelijk is om wel tot een bewezenverklaring te komen. Met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen merkt de rechtbank echter op dat het niet zo is dat het slechts om een enkel spoor gaat. Het gaat om sporen op objecten die in diverse ruimtes op het bedrijventerrein werden aangetroffen, welke objecten ook direct verband houden met de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast is het opmerkelijk te noemen dat van zowel verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 1] op het bedrijfsterrein DNA-sporen werden aangetroffen en dat ook dit erop zou kunnen duiden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een vast koppel vormden en dat zij zich als koppel met de productie van amfetamine bezig hielden.
De verklaring van [getuige 1] (hierna telkens [getuige 1] )
Het ondersteunende bewijs voor de aangetroffen DNA sporen en voor de conclusie dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een vast koppel vormden, is naar het oordeel van de rechtbank ook aanwezig. [getuige 1] heeft immers uitgebreid verklaard over de mannen [medeverdachte 1] en [verdachte] en hun rol bij het drugslaboratorium te Rijen. [getuige 1] heeft van aan hem getoonde foto’s verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] herkend en heeft aangegeven dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de mannen [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn die hij noemt in de door hem afgelegde verklaringen. Van de mannen [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft [getuige 1] verklaard dat zij steeds in het laboratorium aan het werk zijn geweest en dat zij ook gebruik hebben gemaakt van de stacaravan. [getuige 1] heeft de mannen [medeverdachte 1] en [verdachte] aangeduid als “het gouden duo” en heeft verklaard dat zij zo ook werden genoemd door de andere mannen.
De betrouwbaarheid van [getuige 1]
Met betrekking tot de verklaringen van [getuige 1] heeft de rechtbank geconstateerd dat [getuige 1] uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard en dat die verklaringen ook steun vinden in hetgeen op de locatie te Rijen werd aangetroffen en in de verklaring van [getuige 6] , de zwager van [getuige 1]. [getuige 6] heeft verklaard dat hij [getuige 1] heeft geholpen met de verbouwing op het bedrijventerrein en met het leegpompen van de kelder. Ook heeft hij verklaard dat op de locatie te Rijen ongure types kwamen die een deel van het pand wilden huren.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat [getuige 1] in zijn verklaringen ook zichzelf als verdachte heeft belast. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] . De rechtbank zal die verklaringen voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] een attest van gevangenschap in België over de periode 12 september 2017 tot en met 13 maart 2018 is ingebracht en de rechtbank heeft op grond daarvan vast kunnen stellen dat de periode van 1 januari 2018 tot 1 maart 2018 niet bewezen kan worden verklaard. Van dat deel van het tenlastegelegde zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken. Voor wat betreft de bewezenverklaarde periode stelt de rechtbank vast dat [getuige 1] heeft verklaard dat de mannen [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf maart 2018 iedere week kwamen en dat ze gingen testen. Die testen konden goed of fout gaan en als die verkeerd zouden gaan, zouden er giftige dampen vrijkomen. Deze verklaring van [getuige 1] wordt vervolgens ook bevestigd door voornoemde getuige [getuige 6] , de zwager van [getuige 1] . Hij heeft verklaard dat hij vanaf maart 2018 op het terrein een vreemde geur begon te ruiken en dat dat steeds erger werd.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 en 3 die betrekking hebben op Rijen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het voorhanden hebben van amfetamine(olie)/MDMA(-olie)
Met betrekking tot het voorhanden hebben van eindproducten te Rijen, te weten 8 kilogram MDMA, 19 liter amfetamine/MDMA-olie en 52 liter amfetamine-olie is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel van dit onder 2 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. De 8 kilogram MDMA werd aangetroffen in een opslagruimte/container op het bedrijventerrein aan de [adres 2] . [getuige 1] heeft met betrekking tot die container verklaard dat alles wat in die container stond van de mannen 1 en 2 was en niet van de mannen [medeverdachte 1] en [verdachte] (zijnde verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ). Nu ook voorts in die container geen sporen zijn aangetroffen die er op zouden duiden dat verdachte toegang had tot die container, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander die 8 kilogram MDMA voorhanden heeft gehad. Hetzelfde geldt ook voor de 19 liter amfetamine/MDMA-olie. Deze olie werd aangetroffen in de Renault Kangoo, met het kenteken [kenteken] , welke auto op naam stond van de onderneming van [getuige 1] . Ook in die Renault Kangoo zijn geen sporen aangetroffen die verdachte met deze olie in verband kunnen brengen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het voorhanden hebben van 19 liter amfetamine/MDMA-olie.
Anders is dat als het gaat om de 52 liter amfetamine-olie die werd aangetroffen in de kelderruimte op het bedrijventerrein. Dat was ook de ruimte waar het drugslaboratorium werd aangetroffen en waar verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bezig is geweest met de productie van amfetamine. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander die 52 liter amfetamine-olie voorhanden heeft gehad.
4.3.2.3
Het laboratorium te Baarle Nassau (parketnummer 02/245430-19)
Op 19 januari 2017 werd in een schuur op het perceel [adres 3] in Baarle-Nassau een compleet, maar op dat moment niet werkend, synthetisch drugslaboratorium aangetroffen. De politie was bij dit laboratorium uitgekomen na een melding van het waterschap dat er drugsafval in het rioolwater was aangetroffen in Baarle-Nassau. Hierbij werd opgemerkt dat deze calamiteit exact leek op een calamiteit die in april 2016 had plaatsgevonden, waarbij ook een melding was gedaan van drugsafval. Daarnaast was er nog een opslagruimte met laboratoriumapparatuur, lege vaten, APAA en caustic soda. Soortgelijke goederen werden ook op de zolder, buiten de woning en op een aanhanger aangetroffen. In totaal werden ook 207 lege zakken APAA en 10.500 liter vloeibaar afval aangetroffen, afkomstig van APAA omzetting in BMK en amfetamine.
Door het LFO is vastgesteld dat het een grootschalig laboratorium betrof dat al geruime tijd in werking was, hetgeen bleek uit het grote aantal lege APAA-zakken, het vele afval en het grote aantal lege jerrycans.
Tevens is geconstateerd dat in de opslagruimte een waterslang en een afvoerslang in de grond verdween. De afvoerslang liep over de vloer naar de laboratoriumruimte. Na onderzoek bleek dat deze slangen in de richting van de onbewoonde woning liepen en is de afvoerslang vanuit het laboratorium ingegraven en op het riool van de woning aangesloten.
Productieperiode amfetamineDe rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat men in de schuur op het [adres 3] te Baarle Nassau vanaf 1 april 2016 bezig was met de productie van amfetamine, dit gezien de melding op 7 april 2016 dat er drugsafval was aangetroffen in het riool in de nabijheid van het perceel aan het [adres 3] . Bovendien waren er aanwijzingen in het amfetaminelaboratorium waaruit kan worden afgeleid dat het laboratorium al lange tijd in gebruik was.
Betrokkenheid van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte]
In het amfetaminelaboratorium werd onderzoek verricht en daarbij werden sporen veilig gesteld, waaronder een dactyloscopisch spoor op een fles “Vitamin Water”. Deze fles lag in een doos die mogelijk als afvalbak werd gebruikt. Dit dactyloscopisch spoor bleek afkomstig te zijn van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Voorts werd in de schuur op een tafel een blikje “Dr Pepper” en op een werkbank een flesje “Vitamin Water” aangetroffen. Van het blikje en het flesje werd de drinkopening bemonsterd en deze monsters leverden een DNA-spoor op dat kon worden gematcht aan het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
Nader onderzoek naar de vraag of de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij het laboratorium te Baarle-Nassau, heeft de naam “ [naam] ” opgeleverd. [naam] zou een metselaar zijn geweest die gebruikt zou hebben gemaakt van een grijze Volkswagen Passat, met het kenteken [kenteken 2] . Deze grijze Volkswagen Passat werd door [getuige 2] , de echtgenote van [naam 3] , de verhuurder van het pand, gezien bij hun huis aan het [adres 3] . Het door de getuige [getuige 2] gegeven signalement van de bestuurder is naar het oordeel van de rechtbank wel algemeen te noemen, maar medeverdachte [medeverdachte 1] voldoet in ieder geval wel aan dit signalement. Op grond van dit signalement en de naam “ [naam] ” die werd genoemd als bestuurder van de Volkswagen Passat, is de rechtbank van oordeel dat het medeverdachte [medeverdachte 1] kan zijn geweest die door [getuige 2] bij de woning aan het [adres 3] te Baarle-Nassau werd gezien.
Aan de orde is thans de vraag of het vorenstaande voldoende is om tot het wettige en overtuigende bewijs te komen dat het medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] zijn geweest die in het drugslaboratorium aan het [adres 3] te Baarle-Nassau amfetamine hebben geproduceerd en voorts of zij zich daar schuldig hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen en drugsafval in het riool hebben geloosd.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
De rechtbank is zich er van bewust dat een enkele vingerafdruk of twee DNA-sporen op telkens een verplaatsbaar object, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen als er niet meer steunbewijs voorhanden is.
De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] in meerdere drugslaboratoria amfetamine hebben geproduceerd. Door de getuige [getuige 1] werden zij in dat kader ook wel “het gouden duo” genoemd. Voorts is vast komen te staan dat ook nu van beide verdachten in dit drugslaboratorium te Baarle-Nassau sporen werden aangetroffen. Het is deze combinatie van omstandigheden die wat de rechtbank betreft de doorslag geeft. Deze bijzondere omstandigheid, in combinatie met de naam “ [naam] ” die door getuige [getuige 3] werd genoemd als één van de bestuurders van de grijze Volkswagen Passat, het door getuige [getuige 2] van die bestuurder gegeven signalement, welk signalement ook bij medeverdachte [medeverdachte 1] past en tot slot het feit dat de getuige [getuige 2] de grijze Volkswagen Passat bij hun huis aan het [adres 3] heeft gezien, maken dat de rechtbank tot het oordeel komt dat de tenlastegelegde feiten met betrekking tot het drugslaboratorium te Baarle-Nassau wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.