ECLI:NL:RBZWB:2020:5981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
02-071050-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Fleskens
  • A. Broeders
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf voor openlijk geweld in Breda

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen twee aangevers, [Aangever 1] en [Aangever 2]. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die betrekking had op een geweldsincident op 29 december 2019 op de Haagdijk te Breda, wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met anderen, openlijk geweld had gepleegd tegen de aangevers, waarbij [Aangever 1] ernstig letsel had opgelopen, waaronder een gebroken oogkas en gekneusde ribben. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een groep had begeven die de aangevers aanviel, en dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers, die beiden psychische en fysieke schade hadden geleden door het geweldsincident. De vordering van de benadeelde partij [Aangever 1] tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van [Aangever 2] niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/071050-20
vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1997 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [Aangever 1] en [Aangever 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen zowel [Aangever 1] als tegen [Aangever 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het openlijk geweld, maar wijst er wel op dat het wat verdachte betreft enkel gebleven is bij het geven van een klap en wat geduw jegens [Aangever 1] . Hij heeft geen geweld jegens [Aangever 2] gepleegd en de overige tenlastegelegde geweldplegingen zijn evenmin door verdachte gepleegd. Bij de overige geweldplegingen tegen [Aangever 1] en [Aangever 2] heeft verdachte geen significante bijdrage geleverd. Die elementen van de tenlastelegging kunnen dan ook niet bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 29 december 2019 op de Haagdijk te Breda een openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden tegen aangevers [Aangever 1] en [Aangever 2] . De eerste confrontatie vindt plaats tussen [Aangever 1] en verdachten [Verdachte] en [Medeverdachte 1] . [Aangever 2] , die eerst in de auto zat, stapt uit en ziet dat [Aangever 1] geslagen wordt. Hij raakt vervolgens ook betrokken bij de vechtpartij. Drie andere verdachten, te weten [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] , komen kort na het ontstaan van de vechtpartij uit [Naam 1] gelopen. De rechtbank stelt vast dat in ieder geval [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] vervolgens bij de vechtpartij betrokken raken. [Aangever 1] is inmiddels op de grond terecht gekomen en wordt tijdens de vechtpartij tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Ook [Aangever 2] wordt tegen zijn hoofd geslagen en tegen zijn lichaam geschopt. De rechtbank ziet deze vechtpartij als één geheel. Door de confrontatie met [Aangever 1] aan te gaan zijn er een heleboel mensen bij de vechtpartij betrokken geraakt waarbij zowel [Aangever 1] als [Aangever 2] zijn mishandeld door de groep personen waartoe verdachte behoorde.
Verdachte is één van de personen die de confrontatie met [Aangever 1] is aangegaan en in plaats van de-escalerend op te treden, is hij de eerste geweest die een klap heeft uitgedeeld in het gezicht van [Aangever 1] . Blijkens de camerabeelden heeft hij ook constant deel uitgemaakt van de groep en heeft hij zich niet gedistantieerd. Hij heeft daarmee een voldoende significante bijdrage gehad aan het gepleegde openlijk geweld zowel tegen [Aangever 1] als tegen [Aangever 2] . Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank niet van oordeel dat gesproken kan worden van twee aparte vechtpartijen.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 december 2019 te Breda openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de aangevers [Aangever 1] en [Aangever 2] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 december 2019 te Breda met anderen, op de openbare weg, de Haagdijk openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1] en [Aangever 2] , welk geweld bestond uit opzettelijk gewelddadig
- stompen/slaan tegen het hoofd van die [Aangever 1] , waardoor die [Aangever 1] ten val kwam en
- stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [Aangever 1] en/of [Aangever 2] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 123 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden verbonden te worden die door de reclassering geadviseerd met als toevoeging een locatieverbod ten aanzien van de Haagdijk te Breda en een straal van 500 meter daaromheen.
Ook vordert de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Volstaan zou kunnen worden met een deels voorwaardelijke werkstraf of met een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf om de geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Het locatieverbod zou niet toegewezen moeten worden, omdat daartoe geen reden is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een aantal personen op de openbare weg in het centrum van Breda schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen aangevers [Aangever 1] en [Aangever 2] . Uit het dossier blijkt dat eerst [Aangever 1] en [Aangever 2] vrijwel uit het niets belaagd werden door een groepje personen waar verdachte bij hoorde. In het gewoel dat is ontstaan, zijn er klappen en trappen uitgedeeld aan [Aangever 1] en [Aangever 2] door het groepje waar verdachte toe behoorde.
Met name [Aangever 1] heeft hierbij ernstig letsel opgelopen. Hij heeft meerdere klappen gekregen, maar is ook, terwijl hij op de grond terecht was gekomen, tegen het hoofd en lichaam getrapt. Hij heeft door de klappen en/of schoppen een gebroken oogkas en gekneusde ribben opgelopen. Zijn oog zal waarschijnlijk nooit meer helemaal herstellen. Daarnaast is hij tijdens de vechtpartij drie maal in zijn rug gestoken met twee klaplongen tot gevolg. En hoewel verdachte voor de messteken in de rug niet verantwoordelijk kan worden gehouden, zijn het wel omstandigheden die het hele incident voor [Aangever 1] extra ingrijpend hebben gemaakt.
Feiten als deze maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Dit bleek ook wel ter zitting waar zowel [Aangever 1] als [Aangever 2] hebben aangegeven welke gevolgen dit feit voor hen heeft gehad.
[Aangever 1] geeft aan dat hij een posttraumatische stress stoornis heeft overgehouden aan het geweldsincident waarvoor hij onder behandeling staat van een psycholoog en [Aangever 2] heeft aangegeven nog lange tijd herbelevingen en nachtmerries te hebben van hetgeen is gebeurd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hij is een aantal maanden vóór dit tenlastegelegde feit in aanraking met justitie gekomen voor een soortgelijke zaak. Ter zitting is naar voren gekomen dat hij in die zaak inmiddels veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij is in hoger beroep gegaan in die zaak.
Uit het rapport van de reclassering van 25 augustus 2020 blijkt dat het uitgaanscircuit een indirecte risicofactor voor verdachte is. Gebleken is dat verdachte sinds 2018 drie keer is aangehouden voor geweld in groepsverband in verschillende uitgaansgebieden toen hij onder invloed was van alcohol en in probleemsituaties met andere personen terecht kwam. De indruk is dat hij onvoldoende nadenkt over de gevolgen en verkeerd handelt op die momenten.
De reclassering is van mening dat verdachte zich in onderhavige zaak berekenend heeft opgesteld en van alles heeft gedaan om niet te worden betrapt en zichzelf positief heeft geëtaleerd. Positief is dat verdachte, gelet op zijn partner- en familierelatie, koopwoning, vaste inkomsten, prima jeugdjaren, het vooruitzicht om het familiebedrijf voort te gaan zetten en een prima gezondheid (geen verslavingen), een voldoende goede basis heeft voor een stabiele toekomst. Verdachte lijkt hardleers te zijn, gelet op het delictpatroon dat in ontwikkeling lijkt te zijn. Er wordt een onvoorwaardelijke werkstraf, geldboete en voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd. Als bijzondere voorwaarden worden de meldplicht bij de verslavingsreclassering Novadic-Kentron, de gedragsinterventie Alcohol en Geweld en een alcoholverbod geadviseerd.
De LOVS oriëntatiepunten gaan voor openlijk geweld tegen personen, waarbij sprake is van lichamelijk letsel, uit van een taakstraf van 150 uren. Als sprake is van zwaar lichamelijk letsel kan er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden worden opgelegd. Gelet op het aanzienlijke letsel bij [Aangever 1] , zoekt de rechtbank aansluiting bij dat laatste oriëntatiepunt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat meegewogen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende sanctie is. Hoewel de ernst van het feit een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, zal de rechtbank daartoe niet overgaan vanwege zijn jonge leeftijd en omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat verdachte behandeling krijgt. Zij is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het opleggen van het voorwaardelijk strafdeel maakt mogelijk dat hieraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden en kan verdachte een extra stimulans geven in de toekomst geen nieuwe strafbare feiten meer te plegen. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank daarnaast de maximale werkstraf opleggen.
Het gevorderde locatieverbod zal de rechtbank niet opleggen, nu onvoldoende duidelijk is gemaakt wat het belang van een dergelijk verbod in deze zaak is, nu [Aangever 2] niet woonachtig is op de Haagdijk en ook elders zijn boodschappen kan doen.

7.De benadeelde partij

[Aangever 1]
De benadeelde partij [Aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 12.411,94 voor het feit.
De vordering bestaat uit € 2.411,94 aan materiële schade (zorgkosten en kledingschade) en € 10.000,-- aan immateriële schade.
De rechtbank stelt vast dat [Aangever 1] fysiek letsel heeft opgelopen door het openlijke geweld, te weten een gebroken oogkas en gekneusde ribben. De zorgkosten zijn voldoende onderbouwd. Het standpunt van de verdediging dat het bedrag dat ziet op de zorgkosten verminderd zou moeten worden met niet betaalde zorgpremies tot september 2020, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Uitgangspunt is immers dat de vermogensschade die [Aangever 1] daadwerkelijk heeft geleden ten gevolge van de openlijke geweldpleging, dient te worden vergoed.
Ook de post kledingschade acht de rechtbank voldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt dat [Aangever 1] de opgevoerde kleding aan had ten tijde van het incident.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde medische stukken van de huisarts en de GZ-psycholoog volgt dat [Aangever 1] door het geweld een post traumatische stress stoornis heeft opgelopen waarvoor hij EMDR-therapie krijgt. Naast lichamelijk letsel is de rechtbank aldus van oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, bestaande uit geestelijk letsel . De rechtbank is op basis van het door [Aangever 1] overgelegde behandelplan van MentaalBeter van oordeel dat dit letsel mede is ontstaan door het openlijk geweld en niet enkel door het daaropvolgende steekincident. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de vergoeding van een bedrag van € 7.500,00 billijk.
De vordering van [Aangever 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 9.911,94, waarvan
€ 2.411,94 ter zake van materiële schade en € 7.500,-- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Verdachte zal tevens als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de gevorderde proceskosten ter hoogte van € 1.086,00, conform het voor rechtbanken geldende liquidatietarief.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[Aangever 2]
De benadeelde partij [Aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 7.279,52 voor het feit. De vordering bestaat uit € 4.779,52 aan materiële schade (inkomstenderving en kledingschade) en € 2.500,-- aan immateriële schade.
De rechtbank constateert dat de vordering slechts één dag voor de inhoudelijke zitting, in het bezit is gekomen van de officier van justitie, de verdediging en de rechtbank.
De materiële schade, bestaande uit een post inkomstenderving en een post kledingschade, is niet voldoende onderbouwd. Uit de overgelegde stukken kan de door de benadeelde partij gestelde inkomstenderving niet eenduidig worden afgeleid. Ook voor de immateriële schade ziet de rechtbank onvoldoende onderbouwing. De ontsiering van het gelaat is niet medisch onderbouwd. Evenmin is voldoende concreet gemaakt dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze, of van shockschade die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van deze vordering, gelet op de ontbrekende onderbouwing en het late tijdstip van indiening, een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Deze vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Korte Raamstraat 3 te Breda zal melden en zich daarna zal blijven melden op afspraken met Novadic-Kentron, zo vaak en zolang Novadic-Kentron dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deel zal nemen aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld. De verslavingsreclassering Novadic-Kentron bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op het alcoholverbod. De verslavingsreclassering Novadic-Kentron bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijk e controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 1] van
€ 9.911,94, waarvan
€ 2.411,94ter zake van materiële schade en
€ 7.500,--ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 1.086,--;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 1] ,
€ 9.911,94en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling
84 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [Aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Aangever 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- heft op het geschorst bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens, voorzitter, mr. Broeders en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 december 2020.
Mr. Dijkman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Breda met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Haagdijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1] en/of [Aangever 2] , welk geweld bestond uit opzettelijk gewelddadig
- stompen/slaan tegen het hoofd van die [Aangever 1] , waardoor die [Aangever 1] ten val kwam en/of (vervolgens)
- stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [Aangever 1] en/of [Aangever 2] ;

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019146 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 635.
Het proces-verbaal van aangifte door [Aangever 1] , pagina 346 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 december 2019 kwam ik omstreeks 20.45 uur met de trein in Breda.
Op zeker moment, ik denk dat het rond 00.30/01:00 uur was, kwam er een groep mannen voorbij. Daar achter aan liep een groep vrouwen. Het waren 5 mannen en 4 vrouwen. Ik stond op dat moment op de stoep naast de auto, aan de bijrijderszijde. [Aangever 2] zat op dat moment op de bijrijdersstoel met de deur dicht in verband met de rook. Ik kan de mannen die voorbij liepen als volgt omschrijven;
Man 1:
- Man
- Blank, Nederlands
- 180 cm (lang! slachtoffer is zelf 174 cm)
- 23-25 jaar oud
- Normaal postuur
- Donkere kleding
- Donkere korte haren
- Sieraden en/of tatoeages onbekend
Man 2 :
- Man
- Blank, Nederlands
- 170 cm (klein en kleiner dan slachtoffer)
- 20 jaar oud
- Donkerblond/ bruin haar
Ik hoorde, toen de mannen mij voorbij liepen, dat ze naar de vrouwen riepen: "Kom nou, schiet op". Ik hoorde dat de lange man (1) dat riep. Ook riep hij: "Fuck hen, laat hen. Ik hoef haar niet". Ik zei hierop tegen de mannen; Weet je het zeker? Anders pak ik haar wel. Hierna heb ik verder niets gezegd. Hierna liepen de vrouwen op ongeveer een meter afstand voorbij. Ik zag dat de blonde vrouw (1) stopte en ik dacht dat zij een gesprek aan wilde gaan. Ik zag toen dat de kleine man (2) door begon te flippen. Hij richtte zich in eerste instantie tot [Aangever 2] . Hij schold en dreigde: "Ik schop jullie allemaal kapot". Ik weet niet hoe [Aangever 2] hier op reageerde. [Aangever 2] stapte op zeker moment uit de auto en ging ter hoogte van de rechter achterzijde tegen de auto aan hangen. Ik ben bij [Aangever 2] gaan staan. Ook de kleine man (2) en de lange man (1) kwamen daar bij staan. De lange man (1) kwam heel dicht bij mij staan. Ik suste de kleine man. Omdat de langere man dichter bij mij kwam staan duwde ik hem rustig maar krachtig met mijn hand naar achteren. Hier op ging het los. Ik werd geslagen door de lange man. Hij sloeg met zijn tot vuist gebalde rechterhand met kracht tegen mijn linker gezichtshelft. Ik ging hierop direct naar de grond. Ik voelde wel pijn maar ik was vooral met de klappen bezig. Ik werd geslagen en geschopt tegen mijn oog, hoofd, ribben en rug. Ik heb geprobeerd om af te weren en ik heb terug geslagen en geraakt wie ik raken kon. Ik heb de kleine man (2) nog in het gezicht geraakt. Ook weet ik dat ik iemand heb laten struikelen door zijn benen te pakken. Ik weet dat de 5 mannen allen betrokken waren bij het plegen van het geweld.
In het ziekenhuis hoorde ik dat ik de volgende verwondingen heb:
- Gebroken linker oogkas
- twee klaplongen
- gekneusde ribben
- schaafwonden op beide handen.
Het proces-verbaal van verhoor van [Aangever 1] , pagina 355van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De kleine met de lichtere haren is de aanstichter van de ruzie. En de lange met de donkere haren heeft mij als eerste geslagen. ik weet niet wie mij heeft gestoken.
Het geschrift, te weten foto’s van het letsel van [Aangever 1] , als bijlage gevoegd op pagina 349 tot en met 353 van voornoemd eindproces-verbaal.
Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [Aangever 1] , als bijlage gevoegd op pagina 356 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:
3x steekwond tussen schouderbladen, patiënt in forse ademnood, tevens gebroken oogkas.
Sprake van niet ernstig, gering uitwendig bloedverlies;
Sprake van shock;
Vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel;
Geen vermoeden van inwendig bloedverlies.
Dubbele klaplong, operatie op traumakamer: inbrengen 2 x thoraxdrain.
Geschatte duur van genezing 4-8 weken.
Het proces-verbaal van aangifte door [Aangever 2] , pagina 358 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van mishandeling/openlijke geweldpleging op de Haagdijk te Breda op zondag 29 december 2019 tussen 01:00 uur en 01:20 uur. Hierbij is mijn vriend [Aangever 1] in elkaar geslagen en neergestoken. Zelf heb ik echter ook meerdere klappen en trappen gehad.
Persoon 1: dat was een lange man, ik schat hem 1.90 redelijk atletisch postuur Hij was blank. Hij sloeg als eerst [Aangever 1] vol in zijn gezicht, hij had ook lange armen. Volgens mij sloeg hij met rechts, hij sloeg echt vol met gebalde vuist. Wat er daarna gebeurde tussen hen, heb ik niet meer meegekregen omdat ik toen zelf in gevecht was.
Persoon 2: Deze was een stuk kleiner. Er waren er drie die qua postuur en uiterlijk op elkaar leken. Hij droeg een zwarte gewatteerde jas, kort model en deze zat strak om zijn lichaam. Hij had een kort kapsel, blond, blank uiterlijk. Hij was echt met mij aan het vechten. Hij heeft mij zeker twee keer geslagen. Op een gegeven moment hadden we elkaar vast in een klem. Er kwamen er twee bij en die hebben mij in mijn zij en rug geschopt en een van hen gaf mij een stoot op mijn achterhoofd.
Persoon 3 leek op persoon 2 en had een broertje kunnen zijn. Zowel qua bouw als uiterlijk. Ook ongeveer 1.70. Qua kleding weet ik het niet meer, alleen dat het donkere kleding betrof. Persoon 4 leek ook weer op persoon 3, zou een broer kunnen zijn, donkere kleding, ook ongeveer 1.70. Persoon 3 en 4 hebben mij van achteren geschopt, ongeveer 2 a 3, een op de lever, een in de andere zij en een op mijn rug. En een klap op het achterhoofd en een op de zijkant van mijn achterhoofd. De meeste van de groep waren met [Aangever 1] bezig, het ging allemaal zo snel. Toen ik de messen zag, riep ik doe die messen weg, deze werden door twee personen vastgehouden. Het waren van maanvormige knipmessen, met een donkerhandvat. Deze werd vastgehouden door persoon 2 en door persoon 3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 3] , pagina 77 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb die man misschien 1, 2 of 3 schoppen gegeven.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 1] , pagina 192 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er stond een auto met een jongen buiten die auto. Op het moment dat we langs hun liepen en riep hij iets naar mij. [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 4] waren er ook bij. Die lange jongen met wie ik was is [Verdachte] . Op foto 2 is [Medeverdachte 2] te zien. Ik herken hem aan zijn rode haren en dat hij wat kleiner is dan de rest. Ik heb geslagen en geschopt. Die man die uit de auto kwam. Ik weet niet hoe vaak ik heb getrapt maar denk 1 of 2 keer. Tegen de bovenzijde van zijn lichaam. Hij lag op de grond toen. Ik heb niet het gevoel dat ik op zijn hoofd getrapt heb maar het kan zijn.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 2] , pagina 498 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam op zondag 29 december 2019 terug van mijn werk en liep over de Haagdijk. Dit was omstreeks 02.00 uur. Ik liep eerst aan de linkerkant van de weg en zag dat er
een vechtpartij aan de gang was. Het leek op een gevecht tussen 2 groepjes jongeren. Ik liep toen al weer aan de andere kant van de straat en zag dat er een jongen gekleed in een donker trui volgens mij was het geen jas, het viel me op dat alles donker gekleed was dus ook zijn broek en schoenen. Ik zag dat deze jongen even weg liep van de vechtpartij en toen hij terug kwam zag ik dat hij een mes in zijn rechter hand had. Ik zag dat hij het mes als steekwapen in zijn hand had. De vechtpartij was toen nog aan de gang. De vechtpartij was achter een stel auto’s het leek erop dat er op 1 man werd ingetrapt en geslagen. Ik zag dat de persoon op de grond terecht kwam en dat er 3 of 4 man op hem aan het intrappen waren. Ik zag dat er met kracht op de persoon die op de grond lag werd ingetrapt. Ik zag dat zijn hoofd zelfs 4 a 5 keer geraakt werd. Ik zag dat er zelfs nog iemand boven zijn hoofd stond en hem zo nog trapte. Ik ben toen de straat over gestoken en er
naar toe gelopen om te helpen. Ik was toen zo dichtbij en zag dat er 2 of 3 man nog bezig waren met trappen. Ik zag dat een grote blonde gast met een dikke lange winterjas, een parka, groen van kleur, met een bontkraag aan zijn capuchon, ik zag dat deze persoon het slachtoffer het meest tegen zijn hoofd raakte. Deze persoon was het meest agressief ik hoorde deze persoon nog zeggen “je hebt met de verkeerde ruzie gezocht”. Ik stond toen al over het slachtoffer heen om hem te beschermen. Ik zag toen ik boven deze jongen stond dat die gast met het mes nog met het mes boven het gezicht van het slachtoffer aan het zwaaien was. Ik herinner me nog dat degene met het mes echt een jochie was. Ik schat hem ongeveer 17 - 18 jaar oud, 1,70 bruin/zwart haar, geen bril baard snor of iets, geheel in het donker gekleed, het was een blanke jongen. Het waren allemaal blanke jongens.
Het signalement van de agressieve gast was zoals ik al zei erg groot, ik denk 1,95 - 2,05 blond haar achterover gekamd en opgeschoren aan de zijkant. Geen bril baard snor, stevig gezicht bol, ook blank kleding zoals gezegd een donker groene parka met bontkraag aan de capuchon, hij had ook een witte trui onder die jas aan, ik schat hem wel een jaar of 18 - 19. Hij leek me de oudste van het stel maar dat kan ook komen omdat hij zeker een kop groter was dan de rest. De jongen sprak met een licht Brabants accent.
V: Hoe zag het mes eruit.
A: Het was een zwart mes met een zwart handvat, het mes was geen vlees of broodmes, het was een vlak mes. Het was echt een steekwapen mes, het was niet bedoeld voor iets anders dan bescherming of steken laat ik maar zeggen.
V: Wat heb je de jongen met het mes precies zien doen?
A: Ik zag dat de jongen met het mes eerst bij de vechtpartij stond, toen even weg liep daarna zag ik dat hij weer terug liep naar de vechtpartij de eerste keer zag ik geen mes. Toen hij daarna weer naar de vechtpartij liep zag ik het mes in zijn hand als steekwapen. Ik weet niet hoe lang hij toen bij de vechtpartij was, het leek heel kort omdat hij er naar toe liep en vrijwel meteen weer terug kwam.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 3] , pagina 503 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man zijn beide handen ter bescherming voor zijn hoofd had. Er stonden 4 a 5 jongens/mannen nabij deze man en een meid. Een van die mannen schopte met geschoeide voet en met kracht in de richting van het hoofd van die man. Diezelfde jongen sloeg met gebalde vuisten en met kracht meerdere malen richting het gezicht van die man. Het waren uithalen met kracht. Het schoppen naar het hoofd van de op de grond liggende man heb ik een (1) keer gezien. Diezelfde jongen heb ik drie keer zien slaan naar het hoofd van de op de grond liggende man.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 4] , pagina 540 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er gebeurde iets waardoor [Verdachte] het hoofd van de man tegen het raam van een pand aan duwde. Ik zag het raam helemaal trillen zo hard ging het. Toen kwam die andere man uit de auto. Ik weet nog dat ik zag dat [Verdachte] op een van die mannen schopte. Ik weet niet meer welke man dat was. Voornamelijk waren [Verdachte] en [Medeverdachte 1] aan het vechten. En later [Medeverdachte 3] die uit [Naam 1] kwam.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 18 november 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik liep op de Haagdijk in Breda onder andere met [Medeverdachte 1] en [Naam 5]. We liepen langs. Mijn vriendin viel. Zij werd uitgescholden door de man die naast die auto stond. [Medeverdachte 1] reageerde. Ik liep eerst door, maar het liep hoog op en ik keerde om. Ik heb geslagen. Er ontstond een worsteling met geduw en getrek. Wij waren in de meerderheid. Even later kwamen uit [Naam 1] [Medeverdachte 4] , [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 2] . Toen escaleerde het.
U houdt mij voor dat aangever [Aangever 1] heeft verklaard dat hij een lange jongen weg duwde en daarna een klap in het gezicht kreeg waardoor hij viel. Het is mogelijk dat ik die lange jongen ben. Ik ben langer dan [Medeverdachte 1] .
U houdt mij voor dat aangever [Aangever 2] uit de auto stapte en ziet dat een lange man als eerste slaat. U vraagt mij of ik dat was. Dat kan kloppen. Ik denk dat [Medeverdachte 1] en [Naam 5] eromheen stonden.
U houdt mij voor dat [Naam 4] verklaard heeft ik het hoofd van die man tegen het raam van een pand heb geduwd. Ik denk dat het die klap is geweest.