ECLI:NL:RBZWB:2020:5982

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
02-065673-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Fleskens
  • A. Broeders
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag door het slachtoffer in de rug te steken met een mes, eendaadse samenloop met openlijk geweld

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 december 2019 in Breda betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen twee aangevers, [Aangever 1] en [Aangever 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, tijdens een vechtpartij, [Aangever 1] meerdere keren met een mes in de rug had gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een dubbele klaplong. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, evenals het openlijk geweld. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [Aangever 1] en [Aangever 2]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij ook de psychische gevolgen voor hen werden genoemd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/065673-20
vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 2001
wonende te [Adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting HvB Grave
raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1: verdachte geprobeerd heeft om [Aangever 1] te doden door hem meerdere keren met een mes in zijn rug te steken, dan wel dat verdachte hem zwaar heeft mishandeld dan wel dat hij dat heeft geprobeerd;
Feit 2: verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [Aangever 1] en [Aangever 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [Aangever 1] en aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [Aangever 1] en [Aangever 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. Verdachte ontkent een mes bij zich gehad te hebben. Er zijn ook geen beelden waarop te zien is dat verdachte met een mes heeft gestoken of getuigen die dat hebben gezien. Het bewijs bestaat alleen uit de-auditu verklaringen van personen die allemaal tot dezelfde vriendengroep behoren. Verdachte hoort niet bij dit groepje en niet valt uit te sluiten dat ze de schuld in zijn schoenen willen schuiven. De verklaringen zijn bovendien een hele tijd na het incident afgelegd. De verdediging acht deze verklaring niet betrouwbaar. De objectieve getuige [Naam 8] heeft wel een persoon met een mes gezien, maar het door hem gegeven signalement past niet bij verdachte. Aangever [Aangever 2] heeft twee personen met een mes gezien, maar ook de door hem gegeven signalementen passen niet bij verdachte. Er is voorts geen medisch onderzoek gedaan op grond waarvan vastgesteld kan worden dat de drie steekwonden door één mes zijn toegebracht. Verdachte dan ook vrijgesproken te worden van het hem ten laste gelegde feit 1.
Ten aanzien van het tenlastegelegde openlijk geweld heeft verdachte verklaard dat hij wel in de buurt van de vechtpartij heeft gestaan, maar dat hij slechts toeschouwer was. De verklaring van [Naam 1] dat zij verdachte over de man heeft zien hangen acht de verdediging niet betrouwbaar, nu zij deze verklaring een hele tijd na het incident heeft afgelegd en gelet op de wijze waarop zij verklaart het zich te herinneren. Ook voor dit feit dient verdachte vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 29 december 2019 op de Haagdijk te Breda een openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden tegen aangevers [Aangever 1] en [Aangever 2] . De eerste confrontatie vindt plaats tussen [Aangever 1] en medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] . [Aangever 2] , die eerst in de auto zat, stapt uit en ziet dat [Aangever 1] geslagen wordt. Hij raakt vervolgens ook betrokken bij de vechtpartij. Drie andere personen, te weten verdachte, [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] , komen kort na het begin van de vechtpartij uit [Naam 3] gelopen. De rechtbank stelt vast dat in ieder geval verdachte en [Medeverdachte 3] vervolgens bij de vechtpartij betrokken raken. [Aangever 1] is inmiddels op de grond terecht gekomen en wordt tijdens de vechtpartij tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Ook [Aangever 2] wordt tegen zijn hoofd geslagen en tegen zijn lichaam geschopt.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 december 2019 te Breda openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangevers [Aangever 1] en [Aangever 2] . Zijn verklaring dat hij wel bij de vechtpartij heeft gestaan, maar geen bijdrage heeft geleverd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte zich in de richting van de vechtpartij begeeft en direct op [Aangever 2] afstapt en ook uit de verklaringen van [Naam 1] en medeverdachte [Medeverdachte 1] volgt dat verdachte betrokken was bij de vechtpartij.
De vraag die vervolgens aan de orde is, is of verdachte tijdens deze vechtpartij [Aangever 1] in de rug heeft gestoken.
De rechtbank overweegt daartoe dat blijkens de bewijsmiddelen [Aangever 1] op enig moment tijdens de vechtpartij drie steekwonden in de rug zijn toegebracht.
[Aangever 2] heeft twee personen met een mes gezien. Gelet op de verklaring van [Medeverdachte 2] gaat de rechtbank ervan uit dat ook hij tijdens de vechtpartij een mes heeft vastgehad. Voor de rechtbank staat genoegzaam vast dat verdachte de andere persoon is geweest die een mes vast heeft gehad en dat hij degene is geweest die heeft gestoken. [Naam 2] heeft gedetailleerd verklaard over wat verdachte kort na de vechtpartij tegen hem heeft gezegd met betrekking tot het steken van [Aangever 1] , waarbij vast staat dat [Naam 2] een vriend van verdachte was. De overige getuigen bevestigen dat verdachte degene is geweest die heeft gestoken. De getuige [Naam 1] plaatst verdachte bovendien op enig moment liggend bovenop verdachte. Haar verklaring acht de rechtbank betrouwbaar en geloofwaardig. Verder geldt dat er zich in het dossier geen aanwijzing bevindt dat [Medeverdachte 2] het mes dat hij bij zich had heeft gebruikt tijdens de geweldpleging.
Het verweer dat de vriendengroep verdachte als schuldige heeft geslachtofferd, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Het kan zo zijn dat in de vriendengroep over het gebeuren is gesproken, maar dat sprake is van afgestemde verklaringen om de schuld bij verdachte in de schoenen te schuiven is niet gebleken. Bovendien maken de in het dossier opgenomen schermafdrukken van snapchat-berichten duidelijk dat verdachte zich dreigend uitte naar de vriendengroep inhoudend dat iedereen zijn mond moest houden over het gebeurde. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij niets met dit feit te maken heeft strookt hier niet mee. De rechtbank acht hier verder van belang dat verdachte ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn aandeel bij het openlijk geweld.
Gezien vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [Aangever 1] door verdachte met een mes tot drie keer toe in zijn rug tussen en onder zijn schouderbladen is gestoken. Als gevolg hiervan heeft hij drie steekwonden opgelopen en is er een dubbele klaplong veroorzaakt.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is hoe die gedraging van verdachte dient te worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van [Aangever 1] . Er is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van [Aangever 1] , indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en deze kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, waaronder wordt verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
De rechtbank is van oordeel dat door met een mes in de rug van [Aangever 1] onder en tussen zijn schouderbladen te steken er een aanmerkelijke kans was op dodelijk letsel en verdachte dat ook wist. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de kans groot is, dat door een messteek op deze plaats van het bovenlichaam en op deze wijze uitgevoerd een vitaal orgaan wordt geraakt en dat dit tot de dood kan leiden. In dit geval heeft verdachte ook daadwerkelijk een vitaal orgaan geraakt. Door het steken met een mes is er een dubbele klaplong veroorzaakt. De arts heeft ook tegen [Aangever 1] gezegd dat hij geluk heeft gehad en dat als hij een half uur laten in het ziekenhuis was aangekomen hij hoogstwaarschijnlijk zou zijn overleden. Door tijdens de vechtpartij tot drie keer toe in de rug tussen de schouderbladen van [Aangever 1] te steken heeft verdachte de kans op de dood van [Aangever 1] ook willens en wetens aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1, primair
op 29 december 2019 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Aangever 1] opzettelijk van het leven te beroven, het volgende heeft gedaan: hij, verdachte heeft met een mes meermalen in de rug van die [Aangever 1] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
op 29 december 2019 te Breda met anderen, op de openbare weg, de Haagdijk openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1] en [Aangever 2] , welk geweld bestond uit opzettelijk gewelddadig
- stompen/slaan tegen het hoofd van die [Aangever 1] , waardoor die [Aangever 1] ten val kwam en
- stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [Aangever 1] en/of [Aangever 2] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden opgelegd te worden, zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1, het steken met een mes, is om een integrale vrijspraak verzocht evenals ten aanzien van de openlijke geweldpleging van feit 2. Indien er toch een bewezenverklaring volgt voor de openlijke geweldpleging, dan kan volstaan worden met een straf gelijk aan het voorarrest. Ten aanzien van het door het slachtoffer gevraagde locatieverbod wordt opgemerkt dat verdachte in de nabije omgeving van de Haagdijk te Breda woont. Deze bijzondere voorwaarde moet dan ook worden afgewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een aantal personen op de openbare weg in het centrum van Breda schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen aangevers [Aangever 1] en [Aangever 2] . Uit het dossier blijkt dat eerst [Aangever 1] en [Aangever 2] vrijwel uit het niets belaagd werden door een groepje personen waar verdachte bij hoorde. In het gewoel dat is ontstaan, zijn er klappen en trappen uitgedeeld aan [Aangever 1] en [Aangever 2] . Voor [Aangever 1] is het daarbij echter niet gebleven. Tijdens de vechtpartij wordt hij door verdachte in de rug gestoken. Uit het dossier blijkt dat hij de steekverwondingen maar ternauwernood heeft overleefd. Dat [Aangever 1] niet als gevolg van het handelen van verdachte is overleden, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken.
Met name [Aangever 1] heeft ernstig letsel opgelopen. Hij heeft door de klappen en/of schoppen een gebroken oogkas en gekneusde ribben opgelopen. Zijn oog zal waarschijnlijk nooit meer helemaal herstellen. Daarnaast heeft hij door de steekwonden in zijn rug twee klaplongen opgelopen.
Het handelen van verdachte heeft een zware inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [Aangever 1] . Het is algemeen bekend dat dergelijk geweld, naast lichamelijk leed, voor de slachtoffers gedurende lange tijd grote psychische gevolgen met zich kan brengen.
Dat het op [Aangever 1] en [Aangever 2] een behoorlijke impact heeft gehad, bleek ook wel ter zitting waar zowel [Aangever 1] als [Aangever 2] hebben aangegeven welke gevolgen dit feit voor hen heeft gehad.
[Aangever 1] geeft aan dat hij een posttraumatische stress stoornis heeft overgehouden aan het geweldsincident waarvoor hij onder behandeling staat van een psycholoog en [Aangever 2] heeft aangegeven nog lange tijd herbelevingen en nachtmerries te hebben van hetgeen is gebeurd.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Daar heeft de rechtbank rekening mee gehouden.
De rechtbank rekent verdachte de feiten zwaar aan. Wat zorgen baart is dat hij bij de politie geen openheid van zaken heeft gegeven en ook ter zitting een harde en gesloten houding heeft aangenomen. Dit ondanks zijn nog jeugdige leeftijd.
Ook in het rapport van de reclassering van 13 mei 2020 wordt de vraag opgeworpen waar het gedrag van verdachte vandaan komt. Er zijn geen criminogene factoren naar voren gekomen. Beschermend is de betrokkenheid van zijn ouders en de stabiliteit op alle leefgebieden. De vraag waarmee de reclassering zit is hoe het kan dat verdachte, die geen noemenswaardige problemen in zijn leven heeft ondervonden, ernstig gewelddadig gedrag heeft laten zien en vervolgens berekenend gedrag heeft getoond richting overige betrokkenen in deze zaak door hen te sommeren hun mond te houden.
De reclassering heeft zich vanwege de ontkennende houding van verdachte onthouden van en een strafadvies. Wel is geadviseerd om aan een eventuele voorwaardelijke straf een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden. Dit zouden dan moeten zijn een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod ten aanzien van alle betrokkenen in deze zaak en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers en dan met name voor [Aangever 1] , niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een deel van die straf zal zij wel voorwaardelijk opleggen, omdat de rechtbank van oordeel is dat verdachte gebaat is bij de geformuleerde bijzondere voorwaarden. Ook de rechtbank vindt de houding van verdachte zorgelijk en gezien zijn jonge leeftijd acht de rechtbank het van belang dat verdachte begeleiding krijgt van de reclassering en een ambulante behandeling zal ondergaan.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan deze zaak. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen welke straffen in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de jeugdige leeftijd van verdachte. Tevens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop van de openlijke geweldpleging en de poging doodslag. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Zij verbindt aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering zijn geformuleerd, met dien verstande dat het contactverbod enkel ten aanzien van de slachtoffers zal worden opgelegd. Het is onvoldoende concreet geworden waarom het contactverbod ook zou moeten gelden ten aanzien van de medeverdachten en getuigen in deze zaak.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een locatieverbod nu dit verbod praktisch niet uitvoerbaar is gezien de woonplaats van verdachte.

7.De benadeelde partij

[Aangever 1]
De benadeelde partij [Aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 12.411,94 voor de feiten 1 en 2. De vordering bestaat uit € 2.411,94 aan materiële schade (zorgkosten en kledingschade) en € 10.000,-- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie:
De opgevoerde kosten zijn voldoende onderbouwd en liggen voor toewijzing gereed.
Standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, voor zover dit gerelateerd is aan een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging van feit 2. Ten aanzien van de poging tot doodslag onder feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot feit 1 niet uitgesproken.
Het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank stelt vast dat [Aangever 1] fysiek letsel heeft opgelopen door het openlijk geweld. De zorgkosten zijn voldoende onderbouwd. Ook de post kledingschade acht de rechtbank voldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt dat [Aangever 1] de opgevoerde kleding aan had ten tijde van het incident.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde medische stukken van de huisarts en de GZ-psycholoog volgt dat [Aangever 1] door het geweld een post traumatische stress stoornis heeft opgelopen waarvoor hij EMDR-therapie krijgt. Naast lichamelijk letsel is de rechtbank aldus van oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, bestaande uit geestelijk letsel. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de vergoeding van het gevorderde bedrag van € 10.000,00 billijk.
De vordering van [Aangever 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 12.411,94, waarvan € 2.411,94 ter zake van materiële schade en € 10.000,-- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
Verdachte zal tevens als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de gevorderde proceskosten ter hoogte van € 1.086,00, conform het voor rechtbanken geldende liquidatietarief.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[Aangever 2]
De benadeelde partij [Aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 7.279,52 voor de openlijke geweldpleging onder feit 2. De vordering bestaat uit € 4.779,52 aan materiële schade (inkomstenderving en kledingschade) en € 2.500,-- aan immateriële schade.
De rechtbank constateert dat de vordering slechts één dag voor de inhoudelijke zitting, in het bezit is gekomen van de officier van justitie, de verdediging en de rechtbank.
De materiële schade bestaande uit een post inkomstenderving en een post kledingschade is niet voldoende onderbouwd. Uit de overgelegde stukken kan de door de benadeelde partij gestelde inkomstenderving niet eenduidig worden afgeleid. Ook voor de immateriële schade ziet de rechtbank onvoldoende onderbouwing. De ontsiering van het gelaat is niet medisch onderbouwd. Evenmin is voldoende concreet gemaakt dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze, of van shockschade die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van deze vordering, gelet op de ontbrekende onderbouwing en het late tijdstip van indiening, een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Deze vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:Poging tot doodslag
feit 2:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
De feiten 1 en 2 zijn in eendaadse samenloop gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 48 uur na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda, zal melden en zich daarna zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte mee zal werken aan diagnostiek en zich (indien geïndiceerd) laat behandelen door GGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding middels IFZO. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte geen contact heeft met de slachtoffers [Aangever 1] en [Aangever 2] ;
* dat verdachte meewerkt aan andere voorwaarden het gedrag betreffende, zoals:
- meewerken aan nadere diagnostiek;
- beschikken over een vorm van zinvolle dagbesteding, bij voorkeur in de vorm van betaald werk;
- beiden zo lang de reclassering het nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 1] van €
12.411,94, waarvan
€ 2.411,94ter zake van materiële schade en
€ 10.000,--ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover een deel van dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 1.086,--;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 1] ,
€ 12.411,94vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling
97 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- verklaart de benadeelde partij [Aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Aangever 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens, voorzitter, mr. Broeders en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 december 2020.
Mr. Dijkman is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Breda
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[Aangever 1]
opzettelijk
van het leven te beroven, het volgende heeft gedaan: hij, verdachte heeft
met een mes meermalen, althans eenmaal, in de rug, in elk geval het
lichaam van die [Aangever 1] gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Breda
aan [Aangever 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten 3 steekwonden en/of een (dubbele)
klaplong, heeft toegebracht door die [Aangever 1] met een mes meermalen,
althans eenmaal in de rug, in elk geval het lichaam van die [Aangever 1]
heeft gestoken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Breda
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [Aangever 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, het volgende heeft gedaan: hij,
verachte heeft met een mes meermalen, althans eenmaal in de rug, in
elk geval het lichaam van die [Aangever 1] gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Breda met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Haagdijk, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 1]
en/of
[Aangever 2] , welk geweld bestond uit opzettelijk gewelddadig
-stompen/slaan tegen het hoofd van die [Aangever 1] , waardoor die
[Aangever 1] ten val kwam en/of (vervolgens)
-stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het
lichaam van die [Aangever 1] en/of die [Aangever 2] ;

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019146 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 635.
Het proces-verbaal van aangifte door [Aangever 1] , pagina 346 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 december 2019 kwam ik omstreeks 20.45 uur met de trein in Breda.
Op zeker moment, ik denk dat het rond 00.30/01:00 uur was, kwam er een groep mannen voorbij. Daar achter aan liep een groep vrouwen. Het waren 5 mannen en 4 vrouwen. Ik stond op dat moment op de stoep naast de auto, aan de bijrijderszijde. [Aangever 2] zat op dat moment op de bijrijdersstoel met de deur dicht in verband met de rook. Ik kan de mannen die voorbij liepen als volgt omschrijven;
Man 1:
- Man
- Blank, Nederlands
- 180 cm (lang! slachtoffer is zelf 174 cm)
- 23-25 jaar oud
- Normaal postuur
- Donkere kleding
- Donkere korte haren
- Sieraden en/of tatoeages onbekend
Man 2 :
- Man
- Blank, Nederlands
- 170 cm (klein en kleiner dan slachtoffer)
- 20 jaar oud
- Donkerblond/ bruin haar
Ik hoorde, toen de mannen mij voorbij liepen, dat ze naar de vrouwen riepen: "Kom nou, schiet op". Ik hoorde dat de lange man (1) dat riep. Ook riep hij: "Fuck hen, laat hen. Ik hoef haar niet". Ik zei hierop tegen de mannen; Weet je het zeker? Anders pak ik haar wel. Hierna heb ik verder niets gezegd. Hierna liepen de vrouwen op ongeveer een meter afstand voorbij. Ik zag dat de blonde vrouw (1) stopte en ik dacht dat zij een gesprek aan wilde gaan. Ik zag toen dat de kleine man (2) door begon te flippen. Hij richtte zich in eerste instantie tot [Aangever 2] . Hij schold en dreigde: "Ik schop jullie allemaal kapot". Ik weet niet hoe [Aangever 2] hier op reageerde. [Aangever 2] stapte op zeker moment uit de auto en ging ter hoogte van de rechter achterzijde tegen de auto aan hangen. Ik ben bij [Aangever 2] gaan staan. Ook de kleine man (2) en de lange man (1) kwamen daar bij staan. De lange man (1) kwam heel dicht bij mij staan. Ik suste de kleine man. Omdat de langere man dichter bij mij kwam staan duwde ik hem rustig maar krachtig met mijn hand naar achteren. Hier op ging het los. Ik werd geslagen door de lange man. Hij sloeg met zijn tot vuist gebalde rechterhand met kracht tegen mijn linker gezichtshelft. Ik ging hierop direct naar de grond. Ik voelde wel pijn maar ik was vooral met de klappen bezig. Ik werd geslagen en geschopt tegen mijn oog, hoofd, ribben en rug. Ik heb geprobeerd om af te weren en ik heb terug geslagen en geraakt wie ik raken kon. Ik heb de kleine man (2) nog in het gezicht geraakt. Ook weet ik dat ik iemand heb laten struikelen door zijn benen te pakken. Ik weet dat de 5 mannen allen betrokken waren bij het plegen van het geweld.
In het ziekenhuis hoorde ik dat ik de volgende verwondingen heb:
- Gebroken linker oogkas
- twee klaplongen
- gekneusde ribben
- schaafwonden op beide handen.
Het proces-verbaal van verhoor van [Aangever 1] , pagina 354 en 355van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: kan je mij vertellen wat voor letsel je hebt?
A: Ik heb een dubbele klaplong gehad, dit is nu herstellende. Ik heb pijn in mijn rug
van de steekwonden. In totaal heb ik drie steekwonden. En overal op mijn lichaam heb
ik schaafwonden.
Volgens de artsen in het ziekenhuis heb ik enorm veel geluk gehad, als ik een half
uur later in het ziekenhuis was aangekomen was ik hoogstwaarschijnlijk overleden.
Ik heb ook nog een gebroken oogkas (linker kant). Zo meteen heb ik weer een afspraak
bij het ziekenhuis. Mijn linker bovenlip is nog steeds gevoelloos.
De kleine met de lichtere haren is de aanstichter van de ruzie. En de lange met de donkere haren heeft mij als eerste geslagen. ik weet niet wie mij heeft gestoken.
Het geschrift, te weten foto’s van het letsel van [Aangever 1] , als bijlage gevoegd op pagina 349 tot en met 353 van voornoemd eindproces-verbaal.
Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [Aangever 1] , als bijlage gevoegd op pagina 356 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende:
3x steekwond tussen schouderbladen, patiënt in forse ademnood, tevens gebroken oogkas.
Sprake van niet ernstig, gering uitwendig bloedverlies;
Sprake van shock;
Vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel;
Geen vermoeden van inwendig bloedverlies.
Dubbele klaplong, operatie op traumakamer: inbrengen 2 x thoraxdrain.
Geschatte duur van genezing 4-8 weken.
Het proces-verbaal van aangifte door [Aangever 2] pagina 358 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van mishandeling/openlijke geweldpleging op de Haagdijk te Breda op zondag 29 december 2019 tussen 01:00 uur en 01:20 uur. Hierbij is mijn vriend [Aangever 1] in elkaar geslagen en neergestoken. Zelf heb ik echter ook meerdere klappen en trappen gehad.
Persoon 1: dat was een lange man, ik schat hem 1.90 redelijk atletisch postuur, . Hij had een donkere jas aan, kort model. Hij was blank. Hij sloeg als eerst [Aangever 1] vol in zijn gezicht, hij had ook lange armen. Volgens mij sloeg hij met rechts, hij sloeg echt vol met gebalde vuist. Wat er daarna gebeurde tussen hen, heb ik niet meer meegekregen omdat ik toen zelf in gevecht was.
Persoon 2: Deze was een stuk kleiner. Ik denk iets kleiner dan ik, ik ben 1.73, dus ik denk hij 1.70. Redelijk stevig. Er waren er drie die qua postuur en uiterlijk op elkaar leken. Hij droeg een zwarte gewatteerde jas, kort model en deze zat strak om zijn lichaam. Hij had een kort kapsel, blond, blank uiterlijk. Hij was echt met mij aan het vechten. Hij heeft mij zeker twee keer geslagen. Op een gegeven moment hadden we elkaar vast in een klem. Er kwamen er twee bij en die hebben mij in mijn zij en rug geschopt en een van hen gaf mij een stoot op mijn achterhoofd.
Persoon 3 leek op persoon 2 en had een broertje kunnen zijn. Zowel qua bouw als uiterlijk. Ook ongeveer 1.70. Qua kleding weet ik het niet meer, alleen dat het donkere kleding betrof. Persoon 4 leek ook weer op persoon 3, zou een broer kunnen zijn, donkere kleding, ook ongeveer 1.70. Persoon 3 en 4 hebben mij van achteren geschopt, ongeveer 2 a 3, een op de lever, een in de andere zij en een op mijn rug. En een klap op het achterhoofd en een op de zijkant van mijn achterhoofd. De meeste van de groep waren met [Aangever 1] bezig, het ging allemaal zo snel. Toen ik de messen zag, riep ik doe die messen weg, deze werden door twee personen vastgehouden. Het waren van maanvormige knipmessen, met een donkerhandvat. Deze werd vastgehouden door persoon 2 en door persoon 3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 1] , pagina 259 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn vriendin [Naam 4] viel. Toen ontstond er een scheldpartij. Toen was ik betrokken bij een worsteling. . Bij [Naam 5] thuis hoorde ik dat iemand gestoken had. Ik heb het alleen van horen zeggen dat het [Verdachte] is. Ze noemen hem [Verdachte] . Ik heb ook gehoord van [Naam 5] dat [Verdachte] [Naam 4] heeft bedreigd. Volgens mij was dat via Snap chat of Whatsapp. Ik hoorde dat [Medeverdachte 3] ook bedreigd was maar die was te laat met een screenshot. [Naam 5] had nog wel screenshots gemaakt. Ik weet dat [Verdachte] het mes heeft doorgebroken en in de singel heeft gegooid. Ik weet dat hij hierbij gewond is geraakt, bij het doorbreken.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 1] , pagina 284 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb gezien dat hun op hem intrappen. Die jongen lag op de stoep. Dan zie ik mensen op hem intrappen. Hun drie: [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 2] en die [Verdachte] .
Ik heb geduwd en getrokken.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 3] , pagina 36 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Verdachte] was erbij. Ik hoorde later dat die man 3 keer in zijn rug was gestoken. Ik hoorde dat na het gevecht, toen ik thuis was. Dat was diezelfde nacht. Ik was in de [Naam 3] Die anderen kregen ruzie. Er was een gevecht. Ik liep er naar toe. Een man viel me aan. Ik heb een paar klappen terug gegeven. Toen zijn we op de grond gevallen. Ik ben volgens mij opgestaan en heb die man nog geschopt. Ik wil niet zeggen hoe ik [Verdachte] moet omschrijven. Ik wil er niemand bij naaien. Ik weet dat ik klappen heb uitgedeeld. 1 of 2 keer. Met mijn vuist. Ik denk dat ik die man na het vallen een schop heb gegeven. Ik weet niet hoe vaak. Ik weet wie er gestoken heeft. Ik heb dat gehoord van de persoon die het gezien heeft. Ik wil niet vertellen wie gestoken heeft en niet wie het gezien heeft.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 3] , pagina 49 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Die persoon die had gestoken was ook al bij mij thuis. Die persoon was er al toen ik thuis kwam. Ik had in eerste instantie van iemand anders gehoord wie gestoken had. Daarna heb ik het gehoord van de persoon die had gestoken. Na de uitzending van Bureau Brabant ben ik bedreigd door de persoon die gestoken had. Hij dreigde de ramen eruit te gooien bij degene die hem verraadde. Hij heeft dit gedaan via snapchat en via bellen. In de snapchat stond: “Zeg maar tegen je ouders alvast, wie mij verraad gaan de ramen er uit sla ik alles binnen kapot, wij hebben dit gedaan, ja wij, ik heb dit voor jullie gedaan. Ik heb niet eens een bedankje gehad.”.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 3] , pagina 77 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb die man misschien 1, 2 of 3 schoppen gegeven.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 2] , pagina 192 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er stond een auto met een jongen buiten die auto. [Medeverdachte 3] , [Verdachte] en [Medeverdachte 4] waren er ook bij. Die lange jongen met wie ik was is [Medeverdachte 1] . Op foto 2 is [Verdachte] te zien. Ik herken hem aan zijn rode haren en dat hij wat kleiner is dan de rest. Ik heb geslagen en geschopt. Die man die uit de auto kwam. Ik weet niet hoe vaak ik heb getrapt maar denk 1 of 2 keer. Tegen de bovenzijde van zijn lichaam. Hij lag op de grond toen. Ik heb niet het gevoel dat ik op zijn hoofd getrapt heb maar het kan zijn.
V: Hoe is het slachtoffer aan die steekwonden gekomen?
A: Ik denk door een van die jongens die naar buiten kwamen vanuit de [Naam 3] Er gaan ook verhalen rond dat een van die jongens dat gedaan heeft.
V: Van wie heb jij daar achteraf iets over gehoord?
A: Volgens mij van [Medeverdachte 3] dat hij daar iets over zei. Ik heb een vermoeden van iemand want [Medeverdachte 3] heeft het niet gedaan en [Medeverdachte 1] ook niet dus [Verdachte] . Ik had zelf een mes bij die avond. Ik heb het toen het gebeurde uit mijn tas gehaald en daarna weer terug gedaan. Ik weet dat er een mes door de midden is gebroken maar die was niet van mij.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 6] , pagina 630 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Naam 2] was in gesprek met [Verdachte] . [Naam 2] zei iets van "waarom heb je dat gedaan" of "waarom moest je steken". Toen zag en hoorde ik dat [Verdachte] zei "dat hoeven hun niet te weten". Het ging op een gegeven moment over een mes ophalen dat ergens in de bosjes lag. Het was weggegooid. Ze hadden het erover wat ze er mee moesten doen, weggooien in de singel of omsmelten. [Medeverdachte 3] en [Naam 2] kregen nog woorden waarom [Verdachte] bij hen binnen zat. Hij zat wel van "wat heb ik gedaan". Hij zei iets van "ik moest me toch verdedigen". Hij zei ook dat hij bloed aan zijn handen had gehad. Ik heb dit niet gezien. Iedereen had het erover. Er werd gezegd "dan moet hij ook nog steken" en toen werd er richting [Verdachte] gewezen.
[Medeverdachte 2] zei nog iets van "waarom moest hij nou steken". Toen ging het erover dat het mes weg moest. Het mes lag buiten te dicht bij de plek waar het gebeurd was.
[Verdachte] had een zwarte Hoody met tekens en letters op de achterkant. Hij heeft rossig haar en is heel klein.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 7] , pagina 624 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij waren als eerste thuis behalve de oudere broer en de dader van het steken, die waren al thuis. Wij gingen op de bank zitten en er kwamen meer vrienden binnen. In eerste instantie wist ik niet wat er gebeurd was maar er bleek een ruzie te zijn geweest. Op een moment werd die dader door meerdere mensen aangewezen als diegene die gestoken had. Die dader was klein en had rood haar.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 8] , pagina 498 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam op zondag 29 december 2019 terug van mijn werk en liep over de Haagdijk. Dit was omstreeks 02.00 uur. Ik liep eerst aan de linkerkant van de weg en zag dat er
een vechtpartij aan de gang was. Het leek op een gevecht tussen 2 groepjes jongeren. Ik liep toen al weer aan de andere kant van de straat en zag dat er een jongen gekleed in een donker trui volgens mij was het geen jas, het viel me op dat alles donker gekleed was dus ook zijn broek en schoenen. Ik zag dat deze jongen even weg liep van de vechtpartij en toen hij terug kwam zag ik dat hij een mes in zijn rechter hand had. Ik zag dat hij het mes als steekwapen in zijn hand had. De vechtpartij was toen nog aan de gang. De vechtpartij was achter een stel auto’s het leek erop dat er op 1 man werd ingetrapt en geslagen. Ik zag dat de persoon op de grond terecht kwam en dat er 3 of 4 man op hem aan het intrappen waren. Ik zag dat er met kracht op de persoon die op de grond lag werd ingetrapt. Ik zag dat zijn hoofd zelfs 4 a 5 keer geraakt werd. Ik zag dat er zelfs nog iemand boven zijn hoofd stond en hem zo nog trapte. Ik ben toen de straat over gestoken en er
naar toe gelopen om te helpen. Ik was toen zo dichtbij en zag dat er 2 of 3 man nog bezig waren met trappen. Ik zag dat een grote blonde gast met een dikke lange winterjas, een parka, groen van kleur, met een bontkraag aan zijn capuchon, ik zag dat deze persoon het slachtoffer het meest tegen zijn hoofd raakte. Deze persoon was het meest agressief ik hoorde deze persoon nog zeggen “je hebt met de verkeerde ruzie gezocht”. Ik stond toen al over het slachtoffer heen om hem te beschermen. Ik zag toen ik boven deze jongen stond dat die gast met het mes nog met het mes boven het gezicht van het slachtoffer aan het zwaaien was. Ik herinner me nog dat degene met het mes echt een jochie was. Ik schat hem ongeveer 17 - 18 jaar oud, 1,70 bruin/zwart haar, geen bril baard snor of iets, geheel in het donker gekleed, het was een blanke jongen. Het waren allemaal blanke jongens.
Het signalement van de agressieve gast was zoals ik al zei erg groot, ik denk 1,95 - 2,05 blond haar achterover gekamd en opgeschoren aan de zijkant. Geen bril baard snor, stevig gezicht bol, ook blank kleding zoals gezegd een donker groene parka met bontkraag aan de capuchon, hij had ook een witte trui onder die jas aan, ik schat hem wel een jaar of 18 - 19. Hij leek me de oudste van het stel maar dat kan ook komen omdat hij zeker een kop groter was dan de rest. De jongen sprak met een licht Brabants accent.
V: Hoe zag het mes eruit.
A: Het was een zwart mes met een zwart handvat, het mes was geen vlees of broodmes, het was een vlak mes. Het was echt een steekwapen mes, het was niet bedoeld voor iets anders dan bescherming of steken laat ik maar zeggen.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 9] , pagina 503 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man zijn beide handen ter bescherming voor zijn hoofd had. Er stonden 4 a 5 jongens/mannen nabij deze man en een meid. Een van die mannen schopte met geschoeide voet en met kracht in de richting van het hoofd van die man. Diezelfde jongen sloeg met gebalde vuisten en met kracht meerdere malen richting het gezicht van die man. Het waren uithalen met kracht. Het schoppen naar het hoofd van de op de grond liggende man heb ik een (1) keer gezien. Diezelfde jongen heb ik drie keer zien slaan naar het hoofd van de op de grond liggende man.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 1] , pagina 540 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er gebeurde iets waardoor [Medeverdachte 1] het hoofd van de man tegen het raam van een pand aan duwde. Ik zag het raam helemaal trillen zo hard ging het. Toen kwam die andere man uit de auto. Ik weet nog dat ik zag dat [Medeverdachte 1] op een van die mannen schopte. Ik weet niet meer welke man dat was. Voornamelijk waren [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] aan het vechten. En later [Medeverdachte 3] die uit [Naam 3] kwam.
V: Waar stond jij?
A: Ik stond er midden in.
V: Wat heb jij [Verdachte] zien doen?
A: Op dat moment niets. Ik heb alleen gezien toen die man op de grond lag heb ik [Verdachte] over die man heen zien hangen. Ik weet niet meer welk moment dat is geweest.
V: Wat was de afstand tussen [Verdachte] en die man?
A: Het leek net of ze op de grond kroel bewegingen aan het doen waren. [Verdachte] lag echt op die man.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 2] , pagina 564 e.v. van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: . Ik was gewoon thuis. Ik was alleen beneden en toen kwam [Verdachte] bij mij. Die zei dat er ruzie was geweest. Die vroeg een glaasje water en een pleister. Hij zei dat het ruzie was. Hij zat met [Medeverdachte 3] te eten of ze zaten te wachten op eten. Toen kwam [Medeverdachte 3] thuis en die zei ook dat er ruzie was geweest.
V: [Medeverdachte 3] heeft verklaard dat op de avond van het steekincident er iemand bij hem thuis is geweest en dat diegene daar toegegeven heeft dat hij diegene was die gestoken had. Wat kan jij daar over zeggen?
V: Er zijn 6 jongens bij geweest die avond. Heeft [Medeverdachte 3] het gedaan?
A: Nee, dat weet ik 1000% zeker.
V: Heeft [Naam 10] het gedaan?
A: Nee, die heeft helemaal niets gedaan.
V: Dan hebben we nog maar 4 jongens, [Medeverdachte 4] ?
A: Nee, die heeft het ook niet gedaan, die heeft het in ieder geval niet gezegd tegen mij.
V: Heeft [Medeverdachte 2] het gedaan?
A: Nee.
V: Heeft [Medeverdachte 1] het gedaan?
A: Daar heb ik geen contact mee, helemaal niet.
V: Dus die kan het ook niet gezegd hebben?
A: Nee.
V: Dan blijft er één iemand over toch?
A: Ja, dan blijft er één iemand over.
V: Dus wie heeft tegen jou gezegd dat hij gestoken heeft?
A: Die heeft het tegen mij gezegd. Ik zal maar eerlijk zijn: “Zij kregen allemaal klappen, toen heb ik hem twee keer gestoken en toen zakte hij in elkaar.”
V: [Naam 5] , heeft een naam genoemd en [Naam 1] heeft ook een naam genoemd. Zij noemen
[Verdachte] . Liegen zij dan?
A: Nee, zij liegen niet.
V: Maar hoe gaat het precies wanneer [Verdachte] bij jou aan de deur staat?
A: De bel gaat en ik doe open. Hij kwam gewoon naar binnen. Hij zei: ‘Even wat drinken want ruzie net en dit en dat.” En hij vraagt om een pleister en die geef ik hem.
. Hij zei tegen mij dat het twee keer was en dat hij toen naar de grond ging. Het is allemaal heel erg. Het is niet niks. Ik hoorde ook dat het kantje boord was met die man dus het is wel heftig.
V: Jij hebt [Medeverdachte 3] gebeld toen [Verdachte] bij jouw thuis was. Heeft [Medeverdachte 3] [Verdachte] nog wel gezien?
A: Ja, zeker, zeker. Dat kan mijn zusje ook bevestigen met [Naam 6] en [Naam 7] .
A; Ja, hij heeft gezegd dat hij twee keer met het puntje gestoken heeft om die man af te weren. Want die sloeg mijn broer af.
V: Dat zei hij ook zo: “Twee keer met het puntje.”?
A: Ja, dat heeft hij zo gezegd: “Twee keer met het puntje, even snel.”
V: Dus als we het samenvatten dan heb jij een feestje gehad en toen jij thuis was kwam [Verdachte] bij jouw thuis. Jij denkt dat je op dat moment alleen was maar dat weet je niet meer zeker. [Verdachte] vertelde toen dat er ruzie was geweest en dat hij daarbij twee keer gestoken had. Hij deed dit even snel met het puntje.
A: Dat heb ik niet gezegd dat het om hem ging. Maar schrijf maar op [Verdachte] . [Verdachte]
Het geschrift, te weten sreenshots inhoudende berichten van verdachte, als bijlage gevoegd op pagina 163 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Verdachte] stuurt: ma stop ma gwn me snappe want jullie praten allemaal als brugman". "omdat ik echt ben [Medeverdachte 2] [Medeverdachte 1] [Medeverdachte 3] [Naam 10] [Medeverdachte 4] gaan allemaal praten". "hahaha ik wordt morge gwn opgepakt hoor kk brem. Laat me nou nie na je huis te komen [Naam 5] . want dan hebben we echt een probleem". "wie draai hier voor op? [Medeverdachte 3] ? Nou valt wel mee moet gwn zo kaken dicht houde he kijk op dat beeld xie je dat ik niks doe dus ja (...) Dus bou stil voor dst het dadelijk oorlog is in gampel". "als iedereen zo door ga tegen mij dan zeker wel. luister dit is juist wat ze wile (...) iedereen moe gwn ze kk mond houden en gwn zegge ik beroep me op me zwijgrecht. ik moet dat van me ma". "ik beroep me op me zwijgrecht want ik heb ook heel maa geen ene kk gedaan. je ziet me niks doen op beeld".
[Naam 5] zegt dan: "we weten allemaal wat je gedaan hebt.".
[Verdachte] zegt verder "tandjes op me ka en gwn je tijd zitten". "je straf als een man aan pakke"
“Iedereen heb wa gedaan dan moe je op de blaren zitte he” en “Gwn iedereen ze mond dicht houde ja en ze tijd zitte”.
De camerabeelden op DVD bij voornoemd eindproces-verbaal aangeleverd. De eigen waarneming van de rechtbank:Op de camerabeelden is te zien dat een persoon met zwarte trui met achterop in witte letters “In Gold we Trust” uit [Naam 3] verschijnt met nog twee andere personen. Gedrieën stappen zij af op een vechtpartij die kort daarvoor ontstaan is. Te zien is hoe de persoon met genoemde trui zich in de richting van de vechtpartij begeeft en op aangever [Aangever 2] afstapt.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 18 november 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was in [Naam 3] aan de Haagdijk met [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] . Wij zijn naar buiten gekomen, omdat de vechtpartij gaande was. Het klopt dat ik [Verdachte] word genoemd.
Er waren geen andere personen met rossig haar daar.
U houdt mij een aantal berichten voor. Ik heb die berichten geschreven. Wij hadden een afspraak gemaakt om te zwijgen.
Ik had inderdaad een trui aan met in witte letters “In Gold we Trust” op de achterzijde.