ECLI:NL:RBZWB:2020:5983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
02/100804-19, 02/252433-19, 02/245431-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Beudeker
  • J. Nuijts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachten betrokken bij professionele drugslaboratoria en milieuvervuiling door lozing van chemisch afval

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten die op heterdaad zijn betrapt in een professioneel drugslaboratorium in Zevenaar. De verdachten, waaronder een duo dat bekend stond als 'het gouden duo', zijn betrokken geweest bij de productie van amfetamine en MDMA in meerdere laboratoria in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat twee van de verdachten verantwoordelijk waren voor de productie in laboratoria in Rijen en Baarle-Nassau, waar ze niet alleen drugs produceerden, maar ook chemisch afval in het riool lozen, wat ernstige gevolgen had voor het milieu. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van 10 jaar voor de hoofdverdachten en 3 jaar voor de derde verdachte, terwijl de medeplichtigen respectievelijk 18 en 20 maanden gevangenisstraf kregen. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdediging voerde aan dat de betrokkenheid van de verdachte niet bewezen kon worden, maar de rechtbank verwierp deze argumenten en legde zware straffen op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en het milieu.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/100804-19, 02/252433-19 en 02/245431-19
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 5 oktober 2020 en 3 december 2020, waarbij de officieren van justitie, mr. Gudde en mr. Groen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 02/100804-19 is de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het, samen met anderen, produceren van amfetamine in laboratoria te Zevenaar, Rijen en Baarle Nassau, het aanwezig hebben van amfetamine(olie) en MDMA te Rijen en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine eveneens te Zevenaar, Rijen en Baarle Nassau. Tot slot wordt verdachte verweten dat hij in Baarle-Nassau drugsafval heeft geloosd in het gemeentelijk riool.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Daartoe werd -kort weergegeven- aangevoerd dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij een inval in een loods in Zevenaar werden aangetroffen, terwijl zij op dat moment in een amfetaminelaboratorium aan het produceren waren. Daarnaast werd in een drugslaboratorium in Rijen gewerkt volgens dezelfde modus operandi en heeft de getuige [getuige 1] verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] herkend op foto’s. [getuige 1] heeft ook belastend over hen verklaard en noemde verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] ook wel “het gouden duo”. Daarnaast werden in het drugslaboratorium en op goederen die op het terrein werden aangetroffen, DNA-sporen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook het voorhanden hebben van de op die locatie aangetroffen eindproducten, laboratoriumapparatuur en grondstoffen acht het openbaar ministerie om diezelfde reden wettig en overtuigend bewezen.
Hetzelfde geldt volgens het openbaar ministerie ook voor het in Baarle-Nassau aangetroffen drugslaboratorium en de daar aangetroffen laboratoriumapparatuur en grondstoffen. Ook op die locatie werden DNA-sporen aangetroffen die aan medeverdachte [medeverdachte 1] konden worden gematcht en werd een dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen. Daarnaast had verdachte de beschikking over een auto die op het terrein in Baarle-Nassau had gestaan en wijzen de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] in de richting van verdachte, waaronder ook het door [getuige 2] gegeven signalement, dat bij verdachte past.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het drugslaboratorium, aangetroffen in Baarle-Nassau, is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat enkel een vingerafdruk van verdachte is aangetroffen op een verplaatsbaar object, welk object niet delict gerelateerd is en bovendien is aangetroffen in een kartonnen doos in een schuur. Voorts is de verdediging van mening dat de door de eigenaar van de schuur gegeven signalementen van betrokken personen niet passen bij verdachte.
Ten aanzien van het drugslaboratorium, aangetroffen in Rijen, heeft de verdediging aangevoerd dat alleen de aangetroffen DNA-sporen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Voor wat betreft de verklaringen van [getuige 1] heeft de verdediging aangevoerd, dat die verklaringen niet op waarheid berusten en op zijn minst genomen wisselend en onwaarschijnlijk zijn. Die verklaringen zijn volgens de verdediging daarom zo onbetrouwbaar dat zij niet voor het bewijs gebruikt kunnen en mogen worden. Omdat [getuige 1] bij de rechter-commissaris er voor gekozen heeft om te zwijgen, is er naar de mening van de verdediging geen sprake geweest van een effectief ondervragingsrecht en wordt verzocht ook dit bij de beoordeling van de verklaringen van [getuige 1] mee te nemen.
Met betrekking tot de onbetrouwbaarheid van [getuige 1] heeft de verdediging voorts nog aangevoerd dat [getuige 1] pas is gaan verklaren nadat hij van het dossier kennis heeft kunnen nemen en dat hij zijn verklaringen daarop heeft kunnen afstemmen. Volgens de verdediging heeft [getuige 1] alleen geprobeerd om zijn eigen rol te minimaliseren en heeft hij geprobeerd om de schuld met betrekking tot dit feit in de schoenen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] te schuiven. Daarvoor heeft hij informatie kunnen gebruiken die hij uit het dossier had verkregen. Naar aanleiding van het requisitoir heeft de verdediging nog aangevoerd dat met betrekking tot de onderhavige feiten geen sprake kan zijn van schakelbewijs. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat bij de verschillende feiten geen sprake is van omstandigheden die telkens zo specifiek en onderscheidend zijn dat daaraan steunbewijs zou kunnen worden ontleend.
Met een attest van gevangenschap heeft de verdediging nog aangetoond dat verdachte in de periode van 12 september 2017 tot en met 13 maart 2018 gedetineerd is geweest in België en dat ook daaruit blijkt dat de verklaringen van [getuige 1] aantoonbaar niet juist zijn en daarom ook onbetrouwbaar.
Betreffende het voorhanden hebben van 8 kilogram MDMA en 19 liter MDMA-olie is door de verdediging aangevoerd dat verdachte geen toegang heeft gehad tot die goederen. De 8 kilogram MDMA lag namelijk in een zeecontainer, tot welke zeecontainer verdachte volgens de verdediging geen toegang had en de 19 liter MDMA werd in de Renault Kangoo van [getuige 1] aangetroffen. Van de 52 liter amfetamine-olie aangetroffen in de kelderruimte heeft de verdediging opgemerkt, dat in die kelderruimte ook het drugslab werd aangetroffen en dat er dan sprake is van een samenloop van strafbare feiten voortvloeiend uit hetzelfde feitencomplex.
Ook voor het onder 3 tenlastegelegde heeft de verdediging gepleit voor vrijspraak en wordt gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan de productie van drugs en dat hij dan ook op de locatie te Rijen niet een laboratoriumopstelling voorhanden heeft gehad.
Met betrekking tot de locatie te Zevenaar heeft de verdediging aangevoerd dat het een omzettingslaboratorium was en dat daar geen amfetamine werd geproduceerd. Voor wat betreft het omzetten van stoffen naar BMK heeft de verdediging zich dan ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft daar wel bij aangevoerd dat niet de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard, omdat niet onmiddellijk vanaf het moment dat de ruimte werd gehuurd, die ruimte ook in gebruik kon worden genomen.
Dat in Zevenaar geen amfetamine werd geproduceerd, blijkt volgens de verdediging uit de interpretatie van het team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna telkens: LFO) aan de hand van de aangetroffen situatie en goederen. Ook daaruit blijkt dat het een zogenaamd omzettingslaboratorium betrof. Voorts heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat een noodzakelijke destillatieketel niet in Zevenaar werd aangetroffen, hetgeen een contra-indicatie is voor de veronderstelling dat daar amfetamine is geproduceerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Het laboratorium te Zevenaar (parketnummer 02/100804-19)
Op 26 april 2019 werd in een loods aan de [adres 1] te Zevenaar een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen. In dat drugslaboratorium werden drie verdachten aangehouden, te weten verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dat deze verdachten op het moment van de inval bezig waren met een onderdeel van het productieproces van amfetamine is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan uit het onderzoek dat aansluitend in het drugslaboratorium heeft plaatsgevonden, uit onderzoek aan de kleding die door de verdachten werd gedragen en uit de spontane reactie die medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gegeven bij zijn aanhouding, namelijk “dat ze aan het koken waren”.
Voorafgaand aan de inval in de loods te Zevenaar heeft een uitgebreid opsporingsonderzoek plaatsgevonden, waarbij BOB-middelen werden ingezet bestaande uit observaties, het plaatsen van een peilbaken, uitlezen van zendmastgegevens en het uitluisteren van telefoontaps. Bij dat onderzoek werd meerdere keren gezien dat de verdachten, of auto’s die
door verdachten werden gebruikt, op de locatie te Zevenaar kwamen. Op grond van de verklaring van de verhuurder van de loods, de getuige [getuige 4] , en de verklaring van de echtgenote van [getuige 4] , de getuige [getuige 5] , kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat die loods vanaf eind januari 2019 werd verhuurd aan drie personen en dat het signalement van die drie personen ook past bij de verdachten die op 26 april 2019 werden aangehouden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanaf eind januari 2019 in de loods waar ze werden aangetroffen werkzaamheden hebben verricht.
Omzettingslaboratorium of productielaboratorium?
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen ook vast komen te staan dat op 26 april 2019 in de loods aan de [adres 1] te Zevenaar een groot en professioneel laboratorium werd aangetroffen. Bij de ontmanteling van dat laboratorium werd uit eerste onderzoeksbevindingen duidelijk dat er op dat moment sprake was van een in werking zijnde omzettingslaboratorium van APAA/MAPA naar BMK. Uit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank ook onomstotelijk vast komen te staan dat in de loods de apparatuur en de grondstoffen aanwezig waren voor de productie van amfetamine en dat ook in een eerder stadium volgens de Leuckart methode BMK omgezet werd van N-Formylamfetamine naar amfetamine. In het tweede aanvullend proces-verbaal van de unit LFO wordt duidelijk geverbaliseerd en wordt opnieuw gesteld dat op het terrein van de [adres 1] te Zevenaar “
een in werking zijnde productielocatie van synthetische drugs werd aangetroffen” en voorts “
De aangetroffen 18 Au Bain Marie opstellingen zijn, zonder enige aanpassing, geschikt om te worden gebruikt binnen de productie van amfetamine. Dergelijke opstellingen worden frequent aangetroffen als de zogenaamde 2e fase kookstap van de Leuckart synthese waarmee N-Formylamfetamine wordt omgezet in amfetamine”.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en zijn mededaders in de tenlastegelegde periode in het laboratorium te Zevenaar amfetamine hebben geproduceerd en tevens de apparatuur en grondstoffen aanwezig hebben gehad om tot die productie van amfetamine te komen.
4.3.2.2
Het laboratorium in Rijen (parketnummer 02/252433-19)
Voornoemd onderzoek van de politie dat heeft geleid tot het aantreffen van het drugslaboratorium in Zevenaar, kwam voort uit de onderzoeksresultaten na het aantreffen van een drugslaboratorium op het bedrijventerrein aan de [adres 2] te Rijen. Op het bedrijventerrein was het garagebedrijf gevestigd van [getuige 1] . Op die locatie werden op 18 december 2018 laboratoriumapparatuur en grondstoffen aangetroffen voor de vervaardiging van synthetische drugs. Op 19 december 2018 werd op datzelfde terrein in een waterbassin dat was drooggelegd, een productieplaats aangetroffen ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs. Op grond van alle aangetroffen apparatuur, precursoren, afvalstoffen, geshredderde jerrycans en de onderzoeksuitslagen van het NFI, kan worden geconstateerd dat er op de locatie [adres 2] te Rijen op grote schaal BMK en amfetamine werden vervaardigd en zijn er onderzoeksmaterialen aangetroffen die te relateren zijn aan de vervaardiging/bewerking van MDMA. Voorts werd op de locatie te Rijen ook 8 kilogram MDMA in een opslagruimte op het bedrijventerrein aangetroffen, 19 liter amfetamine/MDMA-olie in de Renault Kangoo op naam van het bedrijf van medeverdachte [getuige 1] en 52 liter amfetamine-olie in de kelderruimte onder het garagebedrijf op genoemd bedrijventerrein.
Het aangetroffen DNA-materiaal
Tijdens het onderzoek op die locatie te Rijen werden DNA sporen van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.
Het DNA van verdachte werd op het bedrijventerrein in verschillende ruimtes aangetroffen.
In de ruimte aan de achterzijde van het pand waar ook de grote ketel werd aangetroffen, op:
- een halfgelaatsmasker in de jumbotas;
- een peuk die lag op de houten stelling voor de ketel;
- een peuk op een grote kar voor een ketel.
In de bouwkeet/afgesloten container in het bedrijfspand op:
- een mondkapje op plastic zak;
- een gele handschoen in kartonnen doos.
In de stacaravan op het bedrijfsterrein op:
- de schenkopening van een blikje Fanta.
In het drugslaboratorium op:
- groene huishoudhandschoenen en een scheidingstrechter;
- een schenkopening van een blikje cola op een blauw vat.
Ook van verdachte [medeverdachte 1] werden op die locatie DNA sporen aangetroffen.
In de ruimte aan de achterzijde in het pand waar ook de grote ketel stond op:
- het halfgelaatsmasker in de jumbotas op een pallet;
- groene handschoenen op pallet voor ketel.
In de stacaravan/woonwagen op:
- een vork op een bord met etensresten op de tafel in de woonkamer;
- op een peuk uit de asbak op de salontafel in de woonkamer.
In de kelder in het drugslaboratorium op:
- groene huishoudhandschoenen op tafel waarop kannen met amfetamine stonden;
- de schenkopening van een fles Jupiler.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze aangetroffen sporen zou kunnen worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] op het bedrijfsterrein en in het laboratorium werkzaamheden hebben verricht en dat zij op het terrein in Rijen, in de stacaravan ook hun plek hadden om uit te rusten dan wel te pauzeren. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat enkel een DNA-spoor op een verplaatsbaar object onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen en dat daarnaast nog ander ondersteunend bewijs noodzakelijk is om wel tot een bewezenverklaring te komen. Met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen merkt de rechtbank echter op dat het niet zo is dat het om een enkel spoor gaat. Het gaat om sporen op objecten die in diverse ruimtes op het bedrijventerrein werden aangetroffen, welke objecten ook direct verband houden met de tenlastegelegde feiten. Daarnaast is het opmerkelijk te noemen dat van zowel verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 1] op het bedrijfsterrein DNA-sporen werden aangetroffen en dat ook dit erop zou kunnen duiden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een vast koppel vormden en dat zij zich als koppel met de productie van amfetamine bezig hielden.
De verklaring van [getuige 1] (hierna telkens [getuige 1] )
Het ondersteunende bewijs voor de aangetroffen DNA sporen en voor de conclusie dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een vast koppel vormden, is naar het oordeel van de rechtbank ook aanwezig. [getuige 1] heeft immers uitgebreid verklaard over de mannen [verdachte] en [medeverdachte 1] en hun rol bij het drugslaboratorium te Rijen. [getuige 1] heeft van aan hem getoonde foto’s verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] herkend en heeft aangegeven dat [verdachte] en
[medeverdachte 1] de mannen [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn die hij noemt in de door hem afgelegde verklaringen. Van de mannen [verdachte] en [medeverdachte 1] heeft [getuige 1] verklaard dat zij steeds in het laboratorium aan het werk zijn geweest en dat zij ook gebruik hebben gemaakt van de stacaravan. [getuige 1] heeft de mannen [verdachte] en [medeverdachte 1] aangeduid als “het gouden duo” en heeft verklaard dat zij zo ook werden genoemd door de andere mannen.
De betrouwbaarheid van [getuige 1]
Met betrekking tot de verklaringen van [getuige 1] heeft de rechtbank geconstateerd dat [getuige 1] uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard en dat die verklaringen ook steun vinden in hetgeen op de locatie te Rijen werd aangetroffen en in de verklaring van [naam 1] , de zwager van [getuige 1] . [naam 1] heeft verklaard dat hij [getuige 1] heeft geholpen met de verbouwing op het bedrijventerrein en met het leegpompen van de kelder. Ook heeft hij verklaard dat op de locatie te Rijen ongure types kwamen die een deel van het pand wilden huren.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat [getuige 1] in zijn verklaringen ook zichzelf als verdachte heeft belast. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] . De rechtbank zal die verklaringen voor het bewijs gebruiken.
Met betrekking tot het door de verdediging ingebrachte attest van gevangenschap in België over de periode 12 september 2017 tot en met 13 maart 2018 stelt de rechtbank vast dat in ieder geval niet de periode van 1 januari 2018 tot 1 maart 2018 bewezen kan worden verklaard. Van dat deel van het tenlastegelegde zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet zo dat de inhoud van eerdergenoemd attest tevens zou moeten betekenen dat de verklaringen van [getuige 1] daardoor onbetrouwbaar zouden zijn, integendeel. [getuige 1] heeft immers verklaard dat de mannen [verdachte] en [medeverdachte 1] vanaf maart 2018 iedere week kwamen en dat ze gingen testen. Die testen konden goed of fout gaan en als die verkeerd zouden gaan, zouden er giftige dampen vrijkomen. Deze verklaring van [getuige 1] wordt vervolgens bevestigd door voornoemde getuige [naam 1] , de zwager van [getuige 1] . Hij heeft verklaard dat hij vanaf maart 2018 op het terrein een vreemde geur begon te ruiken en dat dat steeds erger werd.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 en 3 die betrekking hebben op Rijen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het voorhanden hebben van amfetamine(olie)/MDMA(-olie)
Met betrekking tot het voorhanden hebben van eindproducten te Rijen, te weten 8 kilogram MDMA, 19 liter amfetamine/MDMA-olie en 52 liter amfetamine-olie is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel van dit onder 2 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. De 8 kilogram MDMA werd aangetroffen in een opslagruimte/container op het bedrijventerrein aan de [adres 2] . [getuige 1] heeft met betrekking tot die container verklaard dat alles wat in die container stond van de mannen 1 en 2 was en niet van de mannen [verdachte] en [medeverdachte 1] (zijnde verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ). Nu ook voorts in die container geen sporen zijn aangetroffen die er op zouden duiden dat verdachte toegang had tot die container, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander die 8 kilogram MDMA voorhanden heeft gehad. Hetzelfde geldt ook voor de 19 liter amfetamine/MDMA-olie. Deze olie werd aangetroffen in de Renault Kangoo, met het kenteken [kenteken 1] , welke auto op naam stond van de onderneming van [getuige 1] . Ook in die Renault Kangoo zijn geen sporen aangetroffen die verdachte met deze olie in verband kunnen brengen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het voorhanden hebben van 19 liter amfetamine/MDMA-olie.
Anders is dat als het gaat om de 52 liter amfetamine-olie die werd aangetroffen in de kelderruimte op het bedrijventerrein. Dat was ook de ruimte waar het drugslaboratorium werd aangetroffen en waar verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bezig is geweest met de productie van amfetamine. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander die 52 liter amfetamine-olie voorhanden heeft gehad.
4.3.2.3
Het laboratorium te Baarle Nassau (parketnummer 02/245431-19)
Op 19 januari 2017 werd in een schuur op het perceel [adres 3] in Baarle-Nassau een compleet, maar op dat moment niet werkend, synthetisch drugslaboratorium aangetroffen. De politie was bij dit laboratorium uitgekomen na een melding van het waterschap, dat er drugsafval in het rioolwater was aangetroffen in Baarle-Nassau. Hierbij werd opgemerkt dat deze calamiteit exact leek op een calamiteit die in april 2016 had plaatsgevonden, waarbij ook een melding was gedaan van drugsafval. Daarnaast was er nog een opslagruimte met laboratoriumapparatuur, lege vaten, APAA en caustic soda. Soortgelijke goederen werden ook op de zolder, buiten de woning en op een aanhanger aangetroffen. In totaal werden ook 207 lege zakken APAA en 10.500 liter vloeibaar afval aangetroffen, afkomstig van APAA omzetting in BMK en amfetamine.
Door het LFO is vastgesteld dat het een grootschalig laboratorium betrof dat al geruime tijd in werking was, hetgeen bleek uit het grote aantal lege APAA-zakken, het vele afval en het grote aantal lege jerrycans.
Tevens is geconstateerd dat in de opslagruimte een waterslang en een afvoerslang in de grond verdween. De afvoerslang liep over de vloer naar de laboratoriumruimte. Na onderzoek bleek dat deze slangen in de richting van de onbewoonde woning liepen en dat de afvoerslang vanuit het laboratorium was ingegraven en op het riool van de woning aangesloten.
Productieperiode amfetamineDe rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat men in de schuur op het [adres 3] te Baarle Nassau vanaf 1 april 2016 bezig was met de productie van amfetamine, dit gezien de melding op 7 april 2016 dat er drugsafval was aangetroffen in het riool in de nabijheid van het perceel aan het [adres 3] . Bovendien waren er eerder genoemde aanwijzingen in het amfetaminelaboratorium waaruit kan worden afgeleid dat het laboratorium al lange tijd in gebruik was.
Betrokkenheid van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1]
In het amfetaminelaboratorium werd onderzoek verricht en daarbij werden sporen veilig gesteld, waaronder een dactyloscopisch spoor op een fles “Vitamin Water”. Deze fles lag in een doos die mogelijk als afvalbak werd gebruikt. Dit dactyloscopisch spoor bleek afkomstig te zijn van verdachte [verdachte] .
Voorts werd in de schuur op een tafel een blikje “Dr Pepper” en op een werkbank een flesje “Vitamin Water” aangetroffen. Van het blikje en het flesje werd de drinkopening bemonsterd en deze monsters leverden een DNA-spoor op dat kon worden gematcht aan het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Nader onderzoek naar de vraag of de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij het laboratorium te Baarle-Nassau, heeft de naam “ [naam 2] ” opgeleverd. [naam 2] zou een metselaar zijn geweest die gebruikt zou hebben gemaakt van een grijze Volkswagen Passat, met het kenteken [kenteken 2] . Deze grijze Volkswagen Passat werd door [getuige 2] , de echtgenote van [naam 3] , de verhuurder van het pand, gezien bij hun huis aan het [adres 3] . Het door de getuige [getuige 2] gegeven signalement van de bestuurder is naar het oordeel van de rechtbank wel algemeen te noemen, maar verdachte [verdachte] voldoet in
ieder geval wel aan dit signalement. Op grond van dit signalement en de naam “ [naam 2] ” die werd genoemd als bestuurder van de Volkswagen Passat, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte [verdachte] kan zijn geweest die door [getuige 2] bij de woning aan het [adres 3] te Baarle-Nassau werd gezien.
Aan de orde is thans de vraag of het vorenstaande voldoende is om tot het wettige en overtuigende bewijs te komen dat het verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn geweest die in het drugslaboratorium aan het [adres 3] te Baarle-Nassau amfetamine hebben geproduceerd en voorts of zij zich daar schuldig hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen en drugsafval in het riool hebben geloosd.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
De rechtbank is zich er van bewust dat een enkele vingerafdruk of twee DNA-sporen op telkens een verplaatsbaar object, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen als er niet meer steunbewijs voorhanden is.
De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] in meerdere drugslaboratoria amfetamine hebben geproduceerd. Door de getuige [getuige 1] werden zij in dat kader ook wel “het gouden duo” genoemd. Voorts is vast komen te staan dat ook nu van beide verdachten in dit drugslaboratorium te Baarle-Nassau sporen werden aangetroffen. Het is deze combinatie van omstandigheden die wat de rechtbank betreft de doorslag geeft. Deze bijzondere omstandigheid, in combinatie met de naam “ [naam 2] ” die door getuige [getuige 3] werd genoemd als één van de bestuurders van de grijze Volkswagen Passat, het door getuige [getuige 2] van die bestuurder gegeven signalement, welk signalement ook bij verdachte [verdachte] past en tot slot het feit dat de getuige [getuige 2] de grijze Volkswagen Passat bij hun huis aan het Gorpeind heeft gezien, maken dat de rechtbank tot het oordeel komt dat de tenlastegelegde feiten met betrekking tot het drugslaboratorium te Baarle-Nassau wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/100804-19
1
in de periode van 01 februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft bereid en vervaardigd,
grote hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2
in de periode van 01 februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar tezamen
en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en vervaardigen van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
-voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders toen en daar
-een compleet in werking zijnde laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK (Benzylmethylketon) middels circa 18 au bain-marie-bakken, en
- o.a. circa 56 liter BMK en circa 180 liter omgezette BMK en circa 3525 liter zwavelzuur en circa 10 kg MAPAA en/ circa 50 kg caustic soda en
-hardware, w.o slangen en dompelpomp en een grote hoeveelheid IBC- en klemdekselvaten/tonnen/jerrycans en koppelstukken en gasflessen en een koelkast en een magnetron,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die
bestemd waren tot het plegen van dat feit;
Parketnummer 02/252433-19
1
in de periode van 01
maart2018 tot en met 18 december 2018, te Rijen, gemeente Gilze en Rijen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en vervaardigd
grote hoeveelheden amfetamine en MDMA, zijnde amfetamine en MDMA telkens middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 18 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52 liter amfetamine-olie (in de kelderruimte onder het garagebedrijf op genoemd bedrijventerrein), zijnde amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
in de periode van 01
maart2018 tot en met 18 december 2018, te Rijen, gemeente Gilze en Rijen tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, en vervaardigen van
amfetamine en MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
-voorwerpen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders toen en daar
-een compleet in werking zijnde laboratoriumopstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK (Benzylmethylketon) en APAAN (uit fenylacetonitril) en
- vele precursoren (in grote hoeveelheden), waaronder (circa) 230 liter mierenzuur en 585 liter zoutzuur en 1363 liter zwavelzuur en BMK glycide zuur en 50 liter caustic soda en 25 kilogram APAA en 170 liter ethanol en 75 liter aceton en 13 liter di-ethylether
en 60 liter benzylcyanide en MAPA en APAAN en PMK en
- een grote hoeveelheid hardware, waaronder slangen en pompen en een grote hoeveelheid vaten/tonnen en meerdere koppelstukken en koolstoffilters en meerdere verwarmingsmantels en meerdere rondbodemkolven en 10 IBC's en jerrycans en
centrifuges en een roermotor en lekbakken en een zuurkoolvat en maatbekers en 29 klemdekselvaten en een destillatieketel en een kookketel en drukreactieketels
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat
die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
Parketnummer 02/245431-19
1
in de periode van
1 april 2016tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft bereid en vervaardigd, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1;
2
in de periode van
1 april 2016tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau tezamen en in vereniging met een ander om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en te bevorderen
- voorwerpen, en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit hebbende hij, verdachte, en zijn mededader
- meerdere onderdelen van een productieopstelling en
een grote hoeveelheid laboratoriumbenodigdheden
voorhanden gehad, waaronder ketels en verwarmingsmantels en spiraalkoelers en
gasflessen en gasbranders en kolven en een grote hoeveelheid jerrycans en vaten en trechters en maatbekers en
- een grote hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad,
waaronder:
BMK en N-formylamfetamine en natriumhydroxide en APAAN en APAA en zwavelzuur en zoutzuur en formamide en mierenzuur;
3
in de periode van
1 april 2016tot en met 19 januari 2017, te Baarle-Nassau, tezamen en in
vereniging met een ander opzettelijk als degene die handelingen met betrekking tot afvalstoffen (het vanuit een opslagruimte gelegen op perceel [adres 3] via een
afvoerslang chemisch afval afvoeren op het gemeentelijk riool van een woning (perceel [adres 3] )), verrichtte en die wist dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, niet heeft voldaan aan hun verplichtingen alle maatregelen te nemen of na te laten die redelijkerwijs van hen konden worden gevergd, teneinde die
gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte voor de feiten 1 en 2 (parketnummer 02/100804-19, Zevenaar), feiten 1, 2 en 3 (parketnummer 02/252433-19, Rijen) en de feiten 1, 2 en 3 (parketnummer 02/245431-19, Baarle-Nassau, voor de periode van 1 april 2016 tot en met 19 januari 2017) op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor vrijspraak en subsidiair heeft de verdediging verzocht ten aanzien van de strafmaat rekening te houden met de kortere periodes die volgens de verdediging hooguit bewezen kunnen worden verklaard. Voorts is aangevoerd dat verdachte moet worden gezien als een laborant. De verdediging is van mening dat een laborant binnen een organisatie die dit soort activiteiten ontplooit, niet tot de grootverdieners behoort en dat de officieren van justitie een straf hebben gevorderd die hoort bij degenen die de leiding hebben binnen dergelijke organisaties. Daarnaast heeft de verdediging nog gevraagd om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dat ook rekening dient te worden gehouden met de geplande wetswijziging van mei 2021, waardoor het wettelijk recht op voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van de vrijheidsstraf komt te vervallen. Omdat er geen overgangsrecht is, zou dit volgens de verdediging feitelijk betekenen dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op 26 april 2019 samen met twee mededaders op heterdaad betrapt in een omvangrijk amfetaminelaboratorium in Zevenaar. Op die locatie heeft het onderzoeksteam ook een grote hoeveelheid goederen en grondstoffen aangetroffen, bestemd voor de productie van amfetamine. Uit onderzoek is ook vast komen te staan dat het aangetroffen laboratorium van een dusdanige omvang was dat daar gedurende een periode van drie maanden een grote hoeveelheid amfetamine werd vervaardigd. Soortgelijke laboratoria werden aangetroffen in Rijen in 2018 en in Baarle-Nassau in 2016 en met die laboratoria kon verdachte ook in verband worden gebracht. Op die locaties werden ook weer hardware en precursoren aangetroffen, bestemd voor de productie van amfetamine en MDMA. Uit onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat het steeds gaat om professioneel opgezette laboratoria. Zo werd het laboratorium in Rijen aangetroffen in een drooggelegd waterbassin, waarvan de ingang bijna niet te ontdekken was en tot welk bassin alleen middels een ingenieus systeem toegang kon worden verschaft.
Opvallend bij het laboratorium in Baarle-Nassau was ook de wijze waarop het chemisch afval van het laboratorium werd afgevoerd. Dit werd namelijk direct geloosd in het gemeentelijk riool en daarmee vond er een directe vervuiling plaats van het oppervlaktewater.
Volgens de verdediging zou verdachte moeten worden gezien als slechts een laborant en zou hij daarom niet behoren tot de “grootverdieners” van een dergelijke organisatie. De rechtbank ziet dit anders en is van oordeel dat de verdediging daarmee de rol van verdachte sterk bagatelliseert. Medeverdachte [getuige 1] heeft verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] niet voor niets “het gouden duo” genoemd. Zij waren beiden van wezenlijk belang bij het opzetten van de verschillende laboratoria en zij waren ook belangrijk in het productieproces. Zij beschikten over de middelen en over de noodzakelijke kennis en het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het productieproces van amfetamine niet een kwestie is van chemicaliën bij elkaar voegen, roeren, opwarmen en klaar. Het gaat om een gevaarlijk chemisch proces, hetgeen ook moge blijken uit de ongelukken die de laatste jaren in illegale laboratoria hebben plaatsgevonden en waarbij ook “laboranten” om het leven zijn gekomen. En zonder laboranten zijn er geen drugs.
Verdachte is in de periode van 2016 tot 26 april 2019 in drie verschillende laboratoria heel bewust bezig geweest met de productie van amfetamine en MDMA en heeft daarmee direct en indirect de volksgezondheid in gevaar gebracht.
Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van amfetamine en MDMA een sterk verslavende werking heeft, met alle destructieve gevolgen voor de gebruikers van dien. Daarnaast vindt de productie van deze stoffen in de illegaliteit plaats waardoor er sprake is van veel randcriminaliteit en waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Tot slot is er bij de productie ook nog het probleem van het chemisch afval. Al enkele jaren wordt met name de provincie Noord-Brabant geplaagd met dumpingen van drugsafval. Vaak wordt dit afval in vaten in de natuur gedumpt of op een afgelegen plek in een gestolen voertuig achtergelaten. Voor de locatie Baarle-Nassau vonden verdachte en zijn medeverdachten zelfs dat nog te veel moeite en daar lieten zij de chemicaliën via een afvoerbuis in het gemeentelijk riool lopen waardoor deze in het oppervlaktewater terecht kwamen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zonder enig respect voor de medemens, de samenleving en natuur en milieu te werk gingen en dat alles moest wijken voor hun eigen financieel gewin.
Rekening houdend met de omvang en de productiecapaciteit van de laboratoria is de rechtbank van oordeel dat per aangetroffen laboratorium in beginsel, op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar geïndiceerd is. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met het voorhanden hebben van 52 liter amfetamine-olie en de wijze waarop het chemisch afval in Baarle-Nassau in het riool werd gedumpt. De door de officieren van justitie gevorderde gevangenisstraf van 10 jaar is naar het oordeel van de rechtbank dan ook zeker een passende straf en de rechtbank ziet ook geen enkele aanleiding om van die gevorderde straf af te wijken.
Bij de bepaling van deze straf is de rechtbank ervan uitgegaan dat de bewezenverklaarde feiten, te weten het telkens produceren van amfetamine en MDMA en het plegen van voorbereidingshandelingen, in eendaadse samenloop zijn gepleegd.
De rechtbank constateert dat de officieren van justitie bij hun eis uitgegaan zijn van een bewezenverklaring van een langere periode bij het feit in Rijen en ook van een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van 8 kilogram MDMA kristallen in de zeecontainer op het bedrijverterrein aan de [adres 2] te Rijen en van 19 liter amfetamine/MDMA-olie in de Renault Kangoo. De rechtbank heeft verdachte van een gedeelte van de tenlastegelegde periode en van het voorhanden hebben van die verdovende middelen vrijgesproken. Dit betekent dat de rechtbank een hogere straf oplegt dan door de officieren van justitie is gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat die straf, gelet op de hiervoor genoemde landelijke richtlijnen van het LOVS, zeker gerechtvaardigd is, waarbij zij met name ook mee laat wegen de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachte te werk zijn gegaan en de onverschillige houding die verdachte aanneemt. Het maakt hem kennelijk in het geheel niet uit dat gebruikers van door hem geproduceerde amfetamine aan gezondheidsrisico’s blootstaan, dat de omgeving en omwonenden van zijn amfetaminelaboratoria ernstig in gevaar worden gebracht en dat de door hem geproduceerde en geloosde afvalstoffen het milieu waarin we leven ernstig schade wordt toegebracht. De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding, ook niet in de door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheden, om van de gevorderde straf af te wijken.
Voor wat betreft het aangevoerde door de verdediging omtrent de aanstaande wetswijziging van 1 mei 2021 en dat door die wetswijziging het wettelijk recht op voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van de vrijheidsstraf komt te vervallen, is het de rechtbank ambtshalve bekend dat met betrekking tot die wetswijziging wel is voorzien in overgangsrecht en dat een dergelijk overgangsrecht nooit in het nadeel van verdachte/veroordeelde uit zal vallen. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd zal dan ook geen consequenties hebben voor de duur van de aan verdachte op te leggen straf.
Wel zal de rechtbank bij de strafmaat rekening houden met het strafblad van verdachte d.d. 20 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte op 16 december 2019 nog is veroordeeld door de politierechter tot een geldboete van € 320,=, ter zake van overtreding van artikel 2 onder C van de Opiumwet en derhalve artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van in totaal € 30.807,95 voor feit 3 (parketnummer 02/245431-19. Dit bedrag bestaat uit materiële schade tot een bedrag van € 17.415,89 en uit kosten rechtsbijstand tot een bedrag van € 13.392,06.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 17.415,89 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat bij het vaststellen van die kosten bij dit schadebedrag in beginsel moet worden uitgegaan van het liquidatietarief kantonzaken, tenzij wordt aangetoond dat de werkelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De raadsman van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat daarvoor in dit bijzondere geval aanleiding is omdat het om een complexe materie zou gaan, waarbij de verdediging betrokken is geweest bij de juridische duiding van de oorzaak van de schade en door het waterschap kosten zijn gemaakt om te komen tot een aangifte en het volgen van de zaak.
De rechtbank is van oordeel dat de vergoeding van rechtsbijstand alleen betrekking kan hebben op de ingediende vordering van de benadeelde partij en de direct daarmee samenhangende kosten. Nu in de vordering en de daarbij gevoegd stukken wordt aangegeven dat de gevraagde vergoeding met name ook ziet op kosten die niet in direct verband staan met de ingediende vordering, zal de rechtbank voor wat betreft de vergoeding van rechtsbijstand uitgaan van het liquidatietarief kantonzaken, hetgeen bij voornoemd schadebedrag van € 17.415,89 neerkomt op een bedrag van € 300,= per punt. Voor het indienen van de vordering en voor de aanwezigheid van de raadsman ter zitting zal de rechtbank twee punten toekennen, hetgeen neerkomt op een vergoeding van rechtsbijstand tot een bedrag van € 600,=.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering van benadeelde partij tot een bedrag van € 17.415,89 zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
8.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en de feiten zijn begaan met behulp van die voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet, artikel 10.2 Wet Milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/100804-19
feit 1:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben;
terwijl bij deze feiten van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is;
Parketnummer 02/252433-19
feit 1:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben;
terwijl bij de feiten 1 en 3 van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is;
Parketnummer 02/245431-19
feit 1:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben;
feit 3:Medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
terwijl bij de feiten 1, 2 en 3 van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 3 STK Broek, G2029222
* 2 STK Vest, G2029226
* 4 STK Handschoen, G2029227
* 1 STK Rookwaar, G2029228
* 4 STK Laarzen, G2029229;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 17.415,89 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 600,=;
- verklaart de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand, voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] € 17.415,89 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 122 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Voorlopige hechtenis

- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
Parketnummer 02/100804-19
1
hij op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01
februari 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een)
(grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3 a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht)
( art 2 ahf/ond D Opiumwet)
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 01
februari 2019 tot en met 26 april 2019, in elk geval in of omstreeks de
periode van 18 april 2019 tot en met 26 april 2019 te Zevenaar tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervaardigen, vervoeren en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of
amfetamine-olie/pasta, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
-een (compleet) in werking zijnde
laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van
BMK (Benzylmethylketon) middels circa 18 au bain-marie-bakken, en/of
- o.a. circa 56 liter BMK en/of circa 180 liter omgezette BMK en/of circa
3525 liter zwavelzuur en/of circa 10 kg MAPAA en/of circa 50 kg caustic
soda in elk geval een grote hoeveelheid (grond)stoffen, en/of
-hardware, w.o slangen en/of dompelpomp(en) en/of een grote
hoeveelheid IBC- en/of klemdekselvaten/tonnen/jerrycans en/of
koppelstukken en/of gasflessen en/of een koelkast en/of een magnetron,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 02/252433-19
1
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01 januari
2018 tot en met 18 december 2018, in elk geval op of omstreeks 18
december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, telkens opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd een of meer
(grote) hoeveelhe(i)d(en) amfetamine en/of MDMA,
in elk geval telkens (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA
in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
( art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 18 december 2018 en op of omstreeks 19 december
2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8 kilogram MDMA(-kristallen/brokken)(in een opslagruimte
op zijn, verdachtes bedrijventerrein aan de [adres 2]
) en/of ongeveer 19 liter, althans meerdere liters amfetamine/MDMA-
olie (in een Renault Kangoo met kenteken [kenteken 1] op naam van hem,
verdachte op genoemd bedrijventerrein) en/of ongeveer 52 liter
amfetamine-olie (in de kelderruimte onder het garagebedrijf op
genoemd bedrijventerrein), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine
en/of MDMA
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub
1. Wetboek van Strafrecht )
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
3
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 18
december 2018, in elk geval op of omstreeks 18 december 2018 te Rijen,
gemeente Gilze en Rijen tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid
van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervaardigen van
amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine
en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden
heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
-een (compleet) in werking zijnde laboratorium-
opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK
(Benzylmethylketon) en/of APAAN (uit fenylacetonitril) en/of
- vele precursoren (in grote hoeveelheden), waaronder (circa) 230 liter
mierenzuur en/of 585 liter zoutzuur en/of 1363 liter zwavelzuur en/of
BMK glycide zuur en/of 50 liter caustic soda en/of 25 kilogram APAA
en/of 170 liter ethanol en/of 75 liter aceton en/of 13 liter di-ethylether
en/of 60 liter benzylcyanide en/of MAPA en/of APAAN en/of PMK
en/of,
- ( een grote hoeveelheid) hardware, waaronder slangen en/of pompen
en/of een grote hoeveelheid vaten/tonnen en/of meerdere
koppelstukken en/of koolstoffilters en/of meerdere verwarmingsmantels
en/of meerdere rondbodemkolven en/of 10 IBC's en/of jerrycans en/of
centrifuges en/of een roermotor en/of lekbakken en/of een zuurkoolvat
en/of maatbekers en/of 29, althans een groot aantal klemdekselvaten
en/of een destillatieketel en/of een kookketel en/of drukreactieketels
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat
dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02/245431-19
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01
januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub
1. Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01
januari 2015 tot en met 19 januari 2017 te Baarle-Nassau, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om
een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
(telkens) opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde (een)
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te
bereiden
en/of te bevorderen
- ( telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen
en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te
verschaffen en/of
- ( telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of
ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling
en/of
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden
voorhanden gehad, waaronder een of meerdere ketel(s) en/of verwarmingsmantel(s)
en/of (spiraal)koeler(s) en/of
gasfles(sen) en/of (gas)brander(s) en/of kol(f)(ven) en/of (een grote
hoeveelheid) jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers
en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden
gehad,
waaronder:
BMK en/of N-formylamfetamine en/of natriumhydroxide en/of APAAN
en/of APAA
en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of mierenzuur;
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 01
januari 2015 tot en met 19 januari 2017, te Baarle-Nassau, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet
opzettelijk als degene die handelingen met betrekking tot afvalstoffen
(het vanuit een opslagruimte (gelegen op perceel [adres 3] ) via een
afvoerslang chemisch afval afvoeren op het (gemeentelijk) riool van een
woning (perceel [adres 3] )), verrichtte of naliet en die wist althans
redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor
het milieu ontstonden of konden ontstaan, niet heeft voldaan aan
zijn/hun verplichtingen alle maatregelen te nemen of na te laten die
redelijkerwijs van hem/hen konden worden gevergd, teneinde die
gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken;
( art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer )

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
PM