ECLI:NL:RBZWB:2020:5985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
02-821074-18 ontneming
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Tempelaar
  • mr. Veldhuizen
  • mr. Diepenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt met vaststelling van het ontnemingsbedrag en gijzeling bij niet betaling

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2020 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door een betrokkene die veroordeeld was voor het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene uit de hennepteelt een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 25.896,40, gebaseerd op één geslaagde oogst van 275 hennepplanten. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 64.539,22 gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor meerdere oogsten. De rechtbank heeft de kosten die in mindering moesten worden gebracht, zoals afschrijvingskosten en variabele kosten, in overweging genomen bij het vaststellen van het ontnemingsbedrag.

De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op 164 dagen, voor het geval de betrokkene het ontnemingsbedrag niet kan betalen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 3 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/821074-18
vonnis van de rechtbank d.d. 3 december 2020
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal.

1.De procedure

Betrokkene is bij vonnis van heden door deze rechtbank veroordeeld voor onder meer het telen van hennep tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2020, waarbij de officier van justitie mr. Gimbrère en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering in die zin gewijzigd dat in plaats van een bedrag van € 58.586,58 thans een bedrag van € 64.539,22 wordt gevorderd.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene uit het telen van hennep een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald van € 64.539,22. Daarbij is zij uitgegaan van twee oogsten van in totaal 275 planten. Dit bedrag is in hoofdlijnen gebaseerd op het rapport van de politie met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat, mocht de rechtbank er al van uit gaan dat daadwerkelijk is geoogst, dit dan hooguit één keer is geweest, zoals betrokkene zelf ook heeft verklaard.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de bewijsmiddelen die de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan haar vonnis van heden in de zaak van betrokkene onder hetzelfde parketnummer. De rechtbank is op grond van die bewijsmiddelen van oordeel dat betrokkene door middel van het illegaal telen en bewerken van hennepplanten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is namelijk het volgende gebleken.
Op 10 oktober 2018 is onder het tuinhuis bij de woning waar betrokkenen destijds woonachtig was een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met daarin in totaal 275 hennepplanten [1] . Betrokkene heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem was. Betrokkene heeft verklaard dat er oogsten zijn mislukt, maar dat het telen wel was gelukt nadat hij was gestopt met het gebruiken van CO2. Anders dan de officier van justitie van mening is, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is geweest van meerdere gelukte oogsten. De rechtbank leidt uit de verklaringen van verdachte af dat er in ieder geval sprake is geweest van één geslaagde oogst, voordat de hennepkwekerij werd ontdekt.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- het proces-verbaal van bevindingen met daarin de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel [2] , welke berekening is ontleend aan:
- het onderzoeksrapport “wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) zoals dat luidt na de update van 1 juni 2016.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze uitgangspunten worden vastgesteld dat:
- in de hennepkwekerij van betrokkene 275 planten stonden;
- bij de hennepkwekerij, zoals die bij betrokkene werd aangetroffen, de opbrengst per hennepplant gemiddeld (28,2 gram per plant x € 4,07 per gram) € 114,77 bedraagt.
Op grond hiervan bedraagt de totale opbrengst van de hennepkwekerij van betrokkene € 31.562,85,=.
De kosten die hierop in mindering moeten worden gebracht bedragen in totaal € 5.666,45 en bestaan uit:
* de afschrijvingskosten, bij een aantal planten van 275 vastgesteld op € 200,= per oogst;
* de inkoopprijs van de stekken (€ 3,81 per stek) van in totaal € 1.047,75;
* de variabele kosten (stekken, kweekmedium, water, voedingsstoffen), geschat op € 3,88 per plant, in totaal € 1.067,=;
* elektriciteitskosten, in totaal € 3.351,70. Ter zitting heeft betrokkene verklaard de vordering van [naam] betaald te hebben.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 25.896,40,=.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 25.896,40 en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.
4.3
Gijzeling bij niet volledig verhaal
Op grond van het bepaalde in artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering dient de rechter de duur van de gijzeling te bepalen indien volledig verhaal van de opgelegde betalingsverplichting niet mogelijk blijkt, waarbij voor elke volle € 25,00 niet meer dan één dag wordt opgelegd.
Bij de bepaling van de duur van de gijzeling heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten zoals in beginsel wordt gehanteerd in de LOVS-tabel voor de artikelen 24c en 36f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling dan ook op 164 dagen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 25.896,40.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 25.896,40, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
164 dagen.
- wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van den Goorbergh en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB3R018091 (onderzoek Solitaire) van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 2199.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1455-1459.