ECLI:NL:RBZWB:2020:6025

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6723
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J.W.C. Lipman, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 12 november 2019, waarin werd vastgesteld dat zij vanaf 5 juli 2019 geschikt werd geacht voor haar arbeid. Na wijziging van dit besluit op 14 september 2020, waarbij de datum werd aangepast naar 31 juli 2019, trok verzoekster haar beroep in, maar verzocht het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV gaf aan geen bezwaar te maken tegen deze veroordeling.

De rechtbank oordeelde dat het UWV gedeeltelijk aan verzoekster tegemoet was gekomen en besloot het UWV te veroordelen in de proceskosten, die werden vastgesteld op € 525,- voor de rechtsbijstand. Daarnaast werd een vergoeding van € 630,- voor een medisch advies aangevraagd, wat door de rechtbank als redelijk werd beschouwd. De rechtbank stelde de vergoeding voor het deskundigenrapport vast op € 548,98. Uiteindelijk werd het UWV veroordeeld tot een totaalbedrag van € 1.073,98 aan proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.A.M.L. van de Sande en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6723 ZW
uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 november 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beslissing dat verzoekster vanaf 5 juli 2019 (weer) geschikt wordt geacht tot het verrichten van haar arbeid.
Bij besluit van 14 september 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat de datum van 5 juli 2019 is gewijzigd naar 31 juli 2019.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 8 oktober 2020 aangegeven geen bezwaar te maken tegen een proceskostenveroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht en het Besluit tarieven in strafzaken.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 14 september 2020 dat het UWV in ieder geval gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).
3. De gemachtigde van verzoekster heeft daarnaast vergoeding gevraagd voor de kosten voor een medisch advies van [naam onderneming] van € 630,- (exclusief BTW). De rechtbank overweegt het volgende. [naam medisch adviseur] , medisch adviseur van [naam onderneming] , kan worden aangemerkt als deskundige in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. Het opgemaakte rapport is een aanvulling op de aangevoerde gronden, waarbij het standpunt is ingenomen dat verzoekster op 5 juli 2019 niet geschikt kon worden bevonden voor het verrichten van één van de geduide functies. De rechtbank is van oordeel dat inschakeling van deze deskundige redelijk is.
Ten aanzien van de verzochte kosten geldt dat een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de Wet tarieven in strafzaken (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb). Op grond van artikel 3, eerste lid, van deze wet is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Besluit) voor onderhavige werkzaamheden een tarief bepaald van ten hoogste € 129,63 per uur te vermeerderen met verschuldigde btw ex artikel 15 van het Besluit. Uit de overgelegde factuur van [naam onderneming] van 25 mei 2020 blijkt dat er 3,5 uren zijn gedeclareerd tegen een uurtarief van € 180,-. De rechtbank stelt de vergoeding voor het deskundigenrapport vast op € 548,98 (3,5 uur x € 129,63 + 21% btw).
4. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.073,98.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.