ECLI:NL:RBZWB:2020:6028

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_7426
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster op 7 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit beroep was gericht tegen de beslissing om de toegekende vergoeding te verrekenen met een openstaande vordering ingevolge de Participatiewet. Op 19 augustus 2020 heeft het college op het bezwaarschrift beslist, waarna de gemachtigde van verzoekster het beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.

Het college heeft op 6 oktober 2020 aangegeven in te stemmen met een proceskostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,5, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het college gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank stelt de proceskosten op € 262,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank heeft de beslissing op 27 november 2020 openbaar uitgesproken en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7426 PW
uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoekster heeft bij brief van 7 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op het bezwaar van verzoekster gericht tegen de beslissing om de toegekende vergoeding te verrekenen met de nog openstaande vordering ingevolge de Participatiewet
Bij besluit van 19 augustus 2020 heeft het college op het bezwaarschrift beslist.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft bij brief van 6 oktober 2020 aangegeven in te stemmen met een proceskostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,5 op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 19 augustus 2020 dat het college in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door naar aanleiding van het beroep alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.