ECLI:NL:RBZWB:2020:6031

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6149
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van gronden van beroep

In deze zaak heeft eiser op 21 april 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een besluit van 9 maart 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn beroepschrift geen gronden van beroep heeft vermeld, wat in strijd is met de verplichtingen volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier heeft eiser op 28 april 2020 gewezen op deze tekortkoming en hem de gelegenheid geboden om het verzuim binnen vier weken te herstellen. Echter, na het verstrijken van deze termijn heeft de rechtbank geconstateerd dat eiser niet op zijn correspondentieadres was aangeschreven, maar op zijn woonadres. Eiser is opnieuw verzocht om de gronden van beroep in te dienen, maar ook na deze aanmaning heeft hij geen reactie gegeven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van de Awb. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 27 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6149 WABOA

uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 21 april 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 9 maart 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de verlening van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van het pand aan de [adres] .

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. De rechtbank stelt vast dat eiser in het beroepschrift geen gronden van beroep heeft vermeld.
2. De griffier heeft eiser bij brief van 28 april 2020 erop gewezen dat hij niet had voldaan aan deze verplichting en heeft daarbij de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen binnen de in de brief gestelde termijn van vier weken na verzending van de brief. Bij aangetekende brief van 17 juni 2020 is eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om de gronden van beroep geen reactie is ontvangen. Eiser is voorts verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief alsnog de gronden van beroep toe te sturen. Eiser is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
3. Na het verstrijken van de termijn heeft de rechtbank geconstateerd dat eiser niet op zijn correspondentieadres is aangeschreven, maar op zijn woonadres. De griffie heeft eiser bij aangetekende brief van 18 augustus 2020, verzonden naar het door eiser opgegeven correspondentieadres, erop gewezen dat hij niet had voldaan aan de verplichting om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden en heeft daarbij de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen binnen de in de brief gestelde termijn van vier weken na verzending van de brief. Eiser is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
4. De rechtbank constateert dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat de gronden van het beroep zijn overgelegd. Ook buiten de gestelde termijn heeft de rechtbank tot op heden de gronden van beroep niet ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, 6:6, aanhef en onder a, en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb luidt als volgt:
Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt:
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan die niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.