ECLI:NL:RBZWB:2020:6033

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. G.A.P. Avontuur, hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout op het bezwaar van verzoekster [naam verzoeker 2] tegen de aanmelding voor een taaltest ingevolge de Participatiewet. Het college heeft op 23 juni 2020 op het bezwaarschrift beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat het college gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 262,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft het gewicht van de zaak als licht aangemerkt, in lijn met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en de uitspraak is geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6966 PW
uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , te [plaatsnaam] , verzoekers,

gemachtigde: mr. G.A.P. Avontuur,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoekers heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op het bezwaar van mevrouw [naam verzoeker 2] (verzoekster) gericht tegen de aanmelding voor een taaltest ingevolge de Participatiewet.
Bij besluit van 23 juni 2020 heeft het college op het bezwaarschrift beslist.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 23 juni 2020 dat het college in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen door naar aanleiding van het beroep alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.