ECLI:NL:RBZWB:2020:6034

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6319
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake Participatiewet

In deze zaak heeft de gemachtigde van verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat betrekking had op de herziening en terugvordering van de uitkering van verzoeker ingevolge de Participatiewet. Het bestreden besluit dateert van 26 maart 2020. Op 13 augustus 2020 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar van verzoeker alsnog gegrond verklaard, waardoor de terugvordering kwam te vervallen. Hierna heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.

Het college heeft in een brief van 8 oktober 2020 verzocht om dit verzoek af te wijzen, met het argument dat een herzieningsverzoek hetzelfde resultaat had opgeleverd. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen, en dat verzoeker terecht een rechtsmiddel heeft aangewend tegen de beslissing op bezwaar van 26 maart 2020. De rechtbank heeft het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens overweegt de rechtbank dat het college het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zonder dat een veroordeling daarvoor nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6319 PW
uitspraak van 27 november 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 maart 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de herziening en terugvordering van de uitkering van verzoeker ingevolge de Participatiewet.
Bij besluit van 13 augustus 2020 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond verklaard. De terugvordering is komen te vervallen.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft bij brief van 8 oktober 2020 verzocht dit verzoek af te wijzen, omdat een herzieningsverzoek hetzelfde resultaat had opgeleverd.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 13 augustus 2020 dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen. Het standpunt van het college dat eiser geen beroepsprocedure had hoeven op te starten, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft terecht een rechtsmiddel aangewend tegen de beslissing op bezwaar van 26 maart 2020 om ervoor te zorgen dat het besluit niet in rechte vast zou komen te staan. De rechtbank ziet daarom aanleiding het college te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.