ECLI:NL:RBZWB:2020:6062
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst/Toeslagen
In deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 30 juni 2020, waarin het verzoek om kostenvergoeding werd afgewezen. Op 1 oktober 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit herzien en alsnog een kostenvergoeding toegekend. Hierop heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, maar verzocht om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,5.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en is openbaar gemaakt op 3 december 2020.