ECLI:NL:RBZWB:2020:6063
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake boete op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.M.C. Verhaegen, had beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, dat op 10 augustus 2020 een boete van € 1.668,- had opgelegd op basis van de Participatiewet. Na herziening van het besluit op 22 oktober 2020, verlaagde Orionis de boete naar € 635,-. Hierop trok de verzoekster haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om veroordeling van Orionis in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat, gezien het herziende besluit van Orionis, deze gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan de verzoekster. Op grond van artikel 8:75a van de Awb heeft de rechtbank Orionis veroordeeld in de proceskosten die de verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 525,- voor de beroepsmatige rechtsbijstand.
Daarnaast merkte de rechtbank op dat Orionis op basis van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.