ECLI:NL:RBZWB:2020:6065
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet door niet tijdige betaling van griffierecht
Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.J. van der Have, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet. De gemachtigde van eiser had op 14 oktober 2020 beroep ingesteld, maar de rechtbank constateerde dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen. De rechtbank had de gemachtigde van eiser eerder schriftelijk gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en het risico van niet-ontvankelijkheid bij niet tijdige betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald, verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.