Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had op 24 augustus 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 19 augustus 2020, dat betrekking had op de herziene berekening van de zorgtoeslag over het jaar 2020. De rechtbank Gelderland had het beroepschrift op 26 augustus 2020 doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waar het op 27 augustus 2020 werd ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald, ondanks herhaalde waarschuwingen. De eiser was schriftelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en had een aangetekende brief ontvangen waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brief moest zijn betaald. Aangezien de betaling niet binnen de gestelde termijn was ontvangen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan.
De uitspraak is gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier B.C. van Sprundel-Thelosen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank, met een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift, die aanvangt op de dag na de verzending van de uitspraak.