ECLI:NL:RBZWB:2020:6089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
02-165795-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Hoekstra
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en verlaten plaats ongeval

Op 5 oktober 2019 vond er een verkeersongeval plaats op de Vosdonkseweg in Sprundel, waarbij de verdachte, bestuurder van een Audi A6, een andere auto, bestuurd door [naam 3], heeft aangereden. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de passagier [naam 1], die een operatie aan de halswervelkolom moest ondergaan. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden. De rechtbank heeft de zaak op 25 november 2020 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen door met een te hoge snelheid in te halen vlak voor een kruising, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van het ongeval en het verlaten van de plaats van het ongeval, maar sprak hem vrij van roekeloosheid. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/165795-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Hendriks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeers- ongeval heeft veroorzaakt, waardoor drie personen zwaar letsel hebben opgelopen, en dat verdachte de plaats van dat ongeval heeft verlaten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1, primair
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), waardoor J [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. De officier van justitie gebruikt hierbij de aangifte van [naam 3] , de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ), en de verklaring van verdachte, voor het bewijs.
Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat verdachte kort voor een kruising meerdere voertuigen links heeft ingehaald, waarbij hij met een te hoge snelheid, maar in ieder geval met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, heeft gereden en met diezelfde snelheid het kruispunt is genaderd en opgereden, waarna hij op die kruising in botsing is gekomen met het voertuig van [naam 3] met daarin ook de andere slachtoffers.
Met betrekking tot de mate van schuld, zoals bedoeld in artikel 6 WVW, stelt de officier van justitie dat de gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden kunnen worden aangemerkt als roekeloos.
Feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het onder feit 1 ten laste gelegde ongeval heeft verlaten, gelet op - onder meer - de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs.
De verdediging stelt daartoe primair dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een te hoge snelheid dan wel een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, heeft gereden.
Verdachte heeft verklaard dat hij circa 80 kilometer per uur (hierna: km/h) heeft gereden en die snelheid is ter plaatse ook toegestaan. De exacte snelheid van het voertuig van verdachte is niet vastgesteld en dat verdachte harder dan de toegestane maximum snelheid zou hebben gereden volgt niet uit de getuigenverklaringen.
De getuigenverklaring van [naam 4] roept veel vragen op waar het summiere dossier geen uitsluitsel over geeft. [naam 4] is na het ongeval - dat naar zijn zeggen voor hem plaats vond - blijkbaar niet is gestopt maar doorgereden en pas nadat hij zich bij het IRC had gemeld, op 15 oktober 2019, als getuige is gehoord, zodat zijn verklaring, zo begrijpt de rechtbank het verweer, niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Daarnaast stelt de verdediging dat het verdachte was toegestaan andere weggebruikers in te halen en dat verdachte - anders dan [naam 3] heeft verklaard- zijn inhaalmanoeuvre al vóór de kruising had voltooid. Op het moment dat hij de kruising naderde reed hij al weer op de rechter weghelft. In de optiek van de verdediging sluit dat ook aan bij de getuigenverklaring van [naam 1] .
Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte roekeloos of zeer dan wel aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig heeft gereden, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 WVW.
In de optiek van de verdediging bevat het dossier ook onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte daarmee gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW en dat het ongeval het gevolg is geweest van het rijgedrag van verdachte.
Feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit en stelt daartoe dat verdachte ook slachtoffer is geworden van het ongeval en dat met de omstandigheden waaronder hij de plaats van het ongeval heeft verlaten de schuldcomponent is weggenomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval en zo ja, in welke mate. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
De rechtbank dient vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden de conclusie kunnen rechtvaardigen, dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Van schuld is sprake wanneer de verdachte zich roekeloos, dan wel in hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte als bestuurder van een Audi A6 op de Vosdonkseweg reed en dat verdachte, kort voordat hij de kruising met de Ettenseweg naderde, meerdere voertuigen die voor hem reden heeft ingehaald, daarbij rijdend over de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer. Hij reed daarbij aanmerkelijk harder dan de voertuigen die hij inhaalde. Op het kruispunt is het voertuig van verdachte in botsing gekomen met het voertuig dat werd bestuurd door van [naam 3] , waarin ook de andere slachtoffers zaten.
Het verweer van de verdediging, dat de verklaring van [naam 4] niet voor het bewijs kan worden gebruikt, omdat deze verklaring als onbetrouwbaar moet worden beschouwd, wordt door de rechtbank verworpen. Het enkele feit dat deze verklaring 10 dagen na het ongeval is afgelegd, en dat de getuige mogelijk niet op de plaats van het ongeval is gestopt, betekent niet zonder meer dat deze onbetrouwbaar is. De rechtbank realiseert zich wel dat de door de getuige genoemde snelheid van de Audi A6 slechts een schatting is.
De rechtbank volgt het verweer van de verdediging in zoverre dat de exacte snelheid van het voertuig van verdachte niet kan worden vastgesteld. Verdachte heeft verklaard dat hij circa 80 km/h reed. Uit de getuigenverklaring van [naam 4] leidt de rechtbank af dat [naam 4] circa 70 km/h reed toen hij door een Audi A6 werd ingehaald. Naar schatting van [naam 4] reed de Audi A6 140 à 150 km/h, omdat de Audi A6 volgens [naam 4] dubbel zo hard reed als hij. De precieze snelheid van verdachte, kan weliswaar niet worden vastgesteld, maar de verklaring van [naam 4] bevestigt wel de verklaringen van [naam 3] en [naam 5] dat verdachte bij zijn inhaalmanoeuvre, aanmerkelijk harder reed dan de auto’s die hij inhaalde en dus aanmerkelijk harder van 70 km/h.
Verdachte reed weliswaar op een voorrangsweg, maar van verdachte mocht, als bestuurder van een voertuig, worden verwacht dat hij vóórdat hij ging inhalen, zich ervan had vergewist dat hij dat zonder gevaar of hinder voor andere weggebruikers kon doen, waarbij hij dat slechts mocht doen indien de weg over zodanige afstand vrij was, dat inhalen kon geschieden zonder enig gevaar te veroorzaken. Zeker bij het naderen van een kruispunt moest bijzondere voorzichtigheid worden betracht. Daarbij is van belang dat verdachte bekend was met de situatie ter plaatse en dus wist dat zich op dat punt een kruispunt bevond.
Verdachte heeft vóór het kruispunt zijn inhaalmanoeuvre ingezet. Door zijn inhaalmanoeuvre had hij, doordat hij naast het andere verkeer op de linker rijbaan reed, kennelijk onvoldoende zicht op de rechterzijde van het kruispunt. Daar komt bij dat het op dat moment nacht was, zodat hij ook vanwege die omstandigheid minder goed zicht had op de kruising.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte wisselend heeft verklaard. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij voor de kruising meerdere auto’s heeft ingehaald, terwijl hij bij de politie heeft verklaard dat hij gewoon over de rechter weg reed. Gelet hierop plaatst de rechtbank vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte.
Volgens de getuigenverklaringen van [naam 4] en [naam 5] was verdachte vlak voor hij de kruising opreed nog met zijn inhaalmanoeuvre bezig. Beiden verklaren dat de aanrijding plaats vond op het moment dat verdachte terugstuurde naar zijn eigen weghelft.
Verdachte had, gelet op de omstandigheden, extra voorzichtigheid moeten betrachten en zich ervan moeten vergewissen dat de weg vrij was voorafgaand aan de inhaalmanoeuvre. Dit heeft hij niet gedaan. Dit volgt ook uit de verklaring van verdachte, dat hij het voertuig van [naam 3] op de kruising pas zag vlak voordat hij tegen dat voertuig aanbotste. Hij was dus niet in staat om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Verdachte is dus met een te hoge snelheid de kruising genaderd en opgereden.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet kunnen worden aangemerkt als roekeloos in de zin van artikel 175 lid 2 WVW, gezien de hoge eisen die volgens vaste rechtspraak daarvoor gelden. Het dossier biedt geen aanknopingspunten op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat verdachte bewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen voor andere weggebruikers en de verkeersveiligheid geheel heeft veronachtzaamd. Verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Wel leidt de combinatie van de gedragingen van verdachte onder de hiervoor weergegeven omstandigheden tot het oordeel van de rechtbank, dat hij zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel wegen in ieder geval factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
[naam 1] heeft als gevolg van het ongeval ernstig letsel aan de halswervelkolom opgelopen, waarvoor een operatie noodzakelijk was. Ook was bij haar sprake van neurologische uitval. De echtgenoot van [naam 1] heeft ter zitting toegelicht dat de toestand van [naam 1] langzaam is verbeterd, maar dat zij er nog steeds niet bovenop is. Op grond hiervan stelt de rechtbank derhalve vast dat het letsel van [naam 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Uit de medische verklaring over het letsel van [naam 2] leidt de rechtbank af dat het slachtoffer door het verkeersongeval aanhoudende pijn heeft in haar liezen bij het lopen. Niet gebleken is of volledig herstel te verwachten is. De actuele medische situatie blijkt niet uit het dossier en daarmee ontbreekt informatie over een eventuele medische eindtoestand. Daarom kan niet worden vastgesteld dat bij [naam 2] sprake is van zwaar lichamelijk letsel of van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daarom zal verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Uit de medische verklaring over het letsel van [naam 3] leidt de rechtbank af dat hij verminderd gehoor heeft aan de linkerzijde en een piep in zijn gehoor. Mogelijk is sprake van blijvende gehoorschade in zijn linker gehoorgang, omdat na twee weken, inclusief een week prednison, het gehoor niet is verbeterd maar juist verergerd. Ook hier ontbreekt echter de actuele medische situatie. Daarnaast kan uit het dossier onvoldoende worden afgeleid in hoeverre de verergering van de gehoorklachten en de gehoorschade een (rechtstreeks) gevolg is geweest van het verkeersongeval. Verdachte zal daarom ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat aan een ander letsel en schade was toegebracht, gelet op de aangifte en het feit dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij naar huis is gelopen.
Het verweer van de verdediging, dat de schuldcomponent is weggenomen doordat verdachte in shock verkeerde en daardoor niet kon beseffen wat er gebeurd was, wordt verworpen. De verklaring van verdachte dat hij pas de volgende dag om 10:00 uur door een telefoontje van een collega erachter kwam dat zijn auto in de sloot lag, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien heeft verdachte zich pas vijf uur later, namelijk om 15:00 uur, gemeld bij de politie.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 5 oktober 2019 te Sprundel, gemeente Rucphen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, merk Audi), daarmede rijdende over de weg, de Vosdonkseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, rijdend met een te hoge snelheid en/of een snelheid die hoger lag dan verantwoord was voor een veilig verkeer te plaatse,
- kort voor de kruising met de Ettenseweg, meerdere auto's heeft ingehaald, en
- voornoemde kruising, met onverminderde snelheid, is genaderd en opgereden, waarop zich op dat moment een personenauto (merk Saab), bestuurd door [naam 3] en komend uit de richting van de Ettenseweg, bevond, waardoor hij, verdachte, niet in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst, tegen die personenauto, bestuurd door [naam 3] , waardoor [naam 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
2
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Sprundel, binnen de gemeente Rucphen, op de Vosdonkseweg, op 5 oktober 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 3] , [naam 1] en/of [naam 2] ) letsel en/of schade was toegebracht.;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis, indien hij de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, en voorts een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt stelt de verdediging dat aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf moet worden afgelegd. Ook verzoekt de verdediging te volstaan met een voorwaardelijke rijontzetting vanwege het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich als bestuurder van een voertuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen door kort voor een kruispunt andere voertuigen in te halen over de linker rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor zijn zicht op het kruispunt werd belemmerd, en door daarbij desondanks met een te hoge snelheid het kruispunt te naderen en op te rijden. Als gevolg daarvan is verdachte in botsing gekomen met het voertuig van [naam 3] en heeft [naam 1] , die als passagier in het voertuig zat, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft zich na het ongeval niet om de (mogelijke) slachtoffers bekommerd, maar is uit de auto gestapt en weggelopen. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke gezondheid en integriteit van de slachtoffers en in meer algemene zin ook de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Door de slachtoffers na het ongeval aan hun lot over te laten heeft verdachte er bovendien blijk van gegeven geen oog te hebben voor de belangen van andere verkeersdeelnemers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank houdt voorts rekening met de landelijke oriëntatiepunten van straftoemeting die de rechtbanken hanteren. Op grond daarvan zou alleen al voor overtreding van artikel 6 WVW, waarbij een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld, een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van zes maanden in de rede liggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Daarom zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht. Wel ziet de rechtbank gelet op het tijdsverloop aanleiding om, in afwijking van de vordering van de officier van justitie, aan verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen de besturen van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient om verdachte te bewegen in het verkeer extra goed op te letten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175 en 176 WVW zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hoekstra, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting
op 9 december 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 oktober 2019 te Sprundel, gemeente Rucphen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, merk Audi), daarmede rijdende over de weg, de Vosdonkseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdend met een te hoge snelheid, althans met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 80 km per uur en/of een snelheid die hoger lag dan verantwoord was voor een veilig verkeer te plaatse,
- kort voor de kruising met de Ettensweg, een of meerdere auto's heeft ingehaald, en/of
- voornoemde kruising, met onverminderde snelheid, is genaderd en opgereden, waarop zich op dat moment een personenauto (merk Saab), bestuurd door [naam 3] en komend uit de richting van de Ettenseweg, bevond, waardoor hij, verdachte, niet in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden en/of gebotst, tegen die personenauto, bestuurd door [naam 3] , waardoor een of meer anderen, te weten inzittenden van dat motorrijtuig, genaamd [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 oktober 2019 te Sprundel, gemeente Rucphen als bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Audi), daarmee rijdende op de weg, de Vosdonkseweg,
- met hoge snelheid, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 80 km per uur, kort voor de kruising met de Ettenseweg, een of meerdere voertuigen heeft ingehaald, en/of
- voornoemde kruising, met onverminderde snelheid, is genaderd en opgereden, waarop zich op dat moment een personenauto (merk Saab), bestuurd door [naam 3] en komend uit de richting van de Ettenseweg, bevond,
waardoor hij, verdachte, niet in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor een verkeersongeval met de personenauto, bestuurd door [naam 3] , heeft plaatsgevonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Artikel art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Sprundel, binnen de gemeente Rucphen, op de Vosdonkseweg, op of omstreeks 5 oktober 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 3] , [naam 1] en/of [naam 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
(Artikel art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een proces-verbaal dat onderdeel uitmaakt van het eindprocesverbaal met dossiernummer PL2000-2019238468 van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, dan wel het aanvullende eindproces-verbaal met datzelfde dossiernummer, ongenummerd.
Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, ongenummerd aan het eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Op 5 oktober 2019 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden aan de Vosdonkseweg op de kruising met de Ettenseweg in Sprundel, gemeente Rucphen, tussen een personenauto van het merk Audi A6 met Pools kenteken [kenteken 1] en een personenauto van het merk Saab 9-3 met kenteken [kenteken 2] .
Op de Vosdonkseweg geldt een maximum snelheid van 80 kilometer per uur.
De bestuurder van de Saab was [naam 3] en de bestuurder van de Audi was verdachte.
Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd aan het eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
In de Saab zaten nog als inzittenden, [naam 5] (bijrijder), [naam 2] (achterin) en [naam 1] (achterin).
[naam 1] is ter controle meegenomen naar het ziekenhuis.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 15 oktober 2019, ongenummerd aan het eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Omstreeks 00:30 uur reden wij over de Ettenseweg. Op de kruising van de Ettenseweg met de Vosdonkseweg aangekomen had ik haaientanden en moest ik voorrang verlenen aan het overige verkeer dat op de voorrangsweg reed. Ik ben bekend met deze weg en ik stopte voor de kruising en keek naar links en rechts. Ik zag op de Vosdonkseweg, komend vanuit Sprundel in de richting van Etten-Leur een viertal koplampen aan komen. Ik vermoedde dus twee voertuigen. Ik zag aan de afstand dat ik hier nog ruim voordat deze voertuigen bij de kruising aankwamen linksaf de kruising op kon rijden. Ik reed hierop de kruising op om linksaf te slaan. Op dit moment zag ik nog twee extra koplampen op mijn weghelft. Dit voertuig reed dus op de tegengestelde rijbaan. Dit voertuig haalde de andere twee voertuigen in, net voor een kruising met hoge snelheid. Ik dacht nog dat als ik extra gas zou geven en dan misschien rechtdoor zou gaan, ik hem nog kon ontwijken, maar het voertuig raakte al de linkerzijde van ons voertuig bij het achterportier. Het andere voertuig reed schuin rechtdoor en kwam in de rechter naastgelegen sloot terecht. Ik hoorde nog iemand roepen die buiten stond “kijk daar loopt iemand”. De persoon heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn gegevens achter te laten dan wel hulp aan ons te bieden.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] d.d. 15 oktober 2019, ongenummerd aan het eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Omstreeks 00:30 uur reed ik over de Vosdonkseweg vanuit Sprundel in de richting van Etten-Leur. Ik reed op dat moment achter een personenauto die voor mij reed. Wij reden ongeveer 70 km/h. Wij werden hier ingehaald door een Audi A6. Dit voertuig reed echt hard. Ik schrok hier zelfs van. Ik zag doordat hij inhaalde, hij op de tegengestelde rijbaan reed. Dit was net voor een kruising. Ik zag op de kruising een personenwagen staan die vanuit de Ettenseweg aan kwam gereden. Ik zag dat deze personenwagen de kruising op reed. Toen dit voertuig net de kruising was opgereden, zag ik dat de Audi terug zijn eigen weghelft op stuurde, maar dat de Audi hierbij tegen het andere voertuig aanreed.
Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring d.d. 8 november 2019 over het letsel van [naam 1] , ongenummerd aan het eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Op 5 oktober 2019 is [naam 1] onderzocht door een neurochirurg. De chirurg heeft bij [naam 1] ernstig letsel aan de halswervelkolom vastgesteld, waarvoor een operatie noodzakelijk was. Ook heeft de chirurg vastgesteld dat op het moment van de verklaring nog steeds was sprake van neurologische uitval. Hoe snel en in hoeverre dat gaat bijtrekken is moeilijk in te schatten.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 6 juni 2020, ongenummerd aan het aanvullend eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Ik zat achter in de auto als passagier. Ik hoorde ineens dat [naam 3] van schrik riep “Ojee”. Ik keek naar links en zag dat een auto met grote snelheid mij nadere.
In het ziekenhuis bleek dat ik twee nekwervels had gebroken. Ik ben nu nog steeds onder behandeling.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] d.d. 6 juni 2020, ongenummerd aan het aanvullend eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Ik zag dat er een auto van links naderde. Ik zag namelijk een paar (2) koplampen. Ik zag dat er voldoende ruimte en afstand was om voor de auto die van links kwam aangereden de weg op te rijden. [naam 3] reed de kruising op. Ik zag ineens dat er 4 koplampen naast elkaar waren. Ik zag dat de koplampen die erbij waren gekomen op de verkeerde weghelft reden. Ik zag dat de auto met grote snelheid reed. Ik zag dat namelijk omdat de koplampen heel snel mijn kant opkwamen. Ik zag dat de auto die op de verkeerde weghelft reed, naar de weghelft stuurde waar hij zou moeten rijden. Vervolgens voelde en hoorde ik een harde klap.
Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd aan het aanvullend eindproces-verbaal toegevoegd, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Op 5 oktober 2019 om 16:00 uur heeft verdachte zich gemeld op het politiebureau. Hij gaf aan dat hij afgelopen nacht een verkeersongeval had gehad in Sprundel.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 25 november 2020, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
Twee keer per week rijd ik daar over de Vosdonkseweg. Ik weet dat de Ettensebaan daar kruist met de Vosdonkseweg. Ik heb daar auto’s ingehaald. Op het allerlaatste moment viel me wel op dat die Saab daar stond. Ik zag de Saab pas toen ik al bij de kruising was. Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik direct na het ongeval naar huis ben gelopen.
De verklaring van [naam 5] , afgelegd ter zitting van 25 november 2020, inhoudende - zakelijke weergegeven -:
De toestand van mijn vrouw, [naam 1] , is langzaam verbeterd, maar zij is er nog steeds niet bovenop. Ze heeft ook veel psychische schade door het ongeval geleden en is
nog depressief geweest.