11.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan feit 2;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:poging tot zware mishandeling;
feit 3:opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot of belast met het
opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de verslavingszorgreclassering die gevestigd is in de regio waar hij gaat wonen en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd laat diagnosticeren en zich onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en eventuele achterliggende problematiek, waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft. Bij overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de
reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf;
Beslag (feit 1 primair)
- gelast de teruggave aan [naam 5] , geboren op [geboortedag naam 5] 1988 te [geboorteplaats naam 5] , wonende aan de [adres] , van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
Benadeelde partijen
[naam 1](
feit 1 primair)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van
€ 750,00 voor immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] , € 750,00 te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/217763-18 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, mr. De Brouwer en mr. Boelens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 december 2020.
1.
primairhij op of omstreeks 19 maart 2020 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] met een (klauw)hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, (meermalen) in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 19 maart 2020 te Breda [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] meermalen met een (klauw)hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, in/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2020 te Breda [naam 2] (politieagent) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, op korte afstand, in en/of in de richting van het gezicht van die [naam 2] te blazen;
3.
hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Breda opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 3] (inspecteur van politie), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven.
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld een paginanummer van het eindproces-verbaal met registratienummer PL2000-2020076460, van Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Baronie, basisteam Markdal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 t/m 96.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 19 maart 2020, pagina 27. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op 19 maart 2020 was ik in de woning aan de [adres] . Opeens schoof [verdachte] met zijn been een bank opzij. Ik zag dat er onder de bank een
klauwhamer lag en dat [verdachte] deze hamer met zijn rechterhand pakte. Ik zag en
voelde dat hij mij met de hamer sloeg ter hoogte van mijn linkeroog. Hij raakte mij
ter hoogte van de wenkbrauw. Ik voelde direct een stevige pijn aan mijn hoofd. Ik zag dat [verdachte] nog een keer uithaalde met de hamer richting mijn hoofd. Ik probeerde de hamer te ontwijken door te bukken. Ik voelde dat hij mij met de hamer raakte op de rechter achterkant van mijn hoofd.
2. De medische verklaring betreffende [naam 1] van 20 maart 2020, opgesteld door huisarts [naam 6] (los document). Deze verklaring houdt, zakelijk weergegeven, in:
Er is letsel geconstateerd in het gelaat, te weten:
- linker oogkas fors haematoom met zwelling, oogvolgbewegingen goed, orbita stabiel, kleine conjunctivale bloeding, kaakgewricht stabiel, scheurwond boven de wenkbrauw;
- achterhoofd rechts bult met klein haematoom à 4 mm.
3. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 november 2020. Deze verklaring houdt, zakelijk weergegeven, in:
Ik heb op 19 maart 2020 in Breda [naam 1] met de zijkant van een klauwhamer tegen het hoofd geslagen.
1. Het proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2020, opgemaakt door verbalisant [naam 3] , pagina 83. Dit proces-verbaal houdt zakelijk weergegeven in:
Op 19 maart 2020 omstreeks 22:15 uur werd aan mij, [naam 3] , inspecteur van politie, door collega [naam 7] medegedeeld dat verdachte [verdachte] indicatief positief had getest op het gebruik van cocaïne en dat hij weigerde om mee te werken aan een bloedproef in het kader van de Wet Middelengebruik. Vervolgens gaf ik aan verdachte [verdachte] het bevel tot medewerking aan de bloedproef. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Ik werk niet mee, de politie probeert me kapot te maken en ik vertrouw de overheid niet. Ik heb net al geblazen maar ik wil geen naald in mijn arm." Ik legde hem uit dat hij nu nog de keuze had om alsnog mee te werken aan de bloedproef. Ik hoorde dat verdachte [verdachte] hierop zei: “Ik werk niet mee. Schrijf dat maar op.” Hierop heb ik aan verdachte [verdachte] medegedeeld dat hij officieel weigerde mee te werken aan een bloedproef en dat ik daar proces-verbaal van zou opmaken.
2. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 november 2020. Deze verklaring houdt, zakelijk weergegeven, in:
Ik heb op 19 maart 2020 in Breda geen medewerking verleend aan de bloedproef.