9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij]van
€ 10.000,=ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het materiële deel van de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij in het immateriële deel, voor zover dat ziet op de affectieschade van [slachtoffer] , voor het bedrag van € 17.500,= niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-wijst de vordering ten aanzien van de overige immateriële schade en de gevorderde
proceskosten af.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
, € 10.000,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
85 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 december 2020.
hij op of omstreeks 14 april 2019 te Goirle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Turnhoutsebaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, niet, althans niet bij voortduring, zijn, verdachtes, aandacht te richten en/of gericht te houden op het voor hem, verdachte, (dichtbij) gelegen weggedeelte van die weg, en/of (daarbij)geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of te rijden met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse noodzakelijk was en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2019 te Goirle als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Turnhoutsebaan, niet, althans niet bij voortduring, zijn, verdachtes, aandacht heeft gericht en/of gericht gehouden op het voor hem, verdachte, (dichtbij) gelegen weggedeelte van die weg, en/of (daarbij)geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse noodzakelijk was en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand heeft
gebracht waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
Bijlage II
1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgenomen op dossierpagina 5 e.v. van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2019086240, inhoudend:
Op de plaats van het verkeersongeval werd (…) de noodzakelijke hulp verleend (…).
Datum: 14 april 2019
Omstreeks: 15:19 uur
Adres : Turnhoutsebaan
Plaats : Goirle
op de kruising met
Adres: Rillaerse-Baan
Plaats: Goirle (…)
Maximum snelheid: 80 km per uur (…)
Betrokken 1 (voertuig) Voertuig Personenauto [kenteken 1] , Audi Q2 (…)
Bestuurder:
[verdachte] (…)
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Bromfiets [kenteken 2] Microcar M.go (…)
Bestuurster:
[slachtoffer] (…)
Kort na het ongeval is onderstaand persoon overleden (…) : [slachtoffer] .
2. Het verslag betreffende een niet-natuurlijk dood, ongenummerd bij het proces-verbaal als bijlage gevoegd, inhoudende:
Ondergetekende [naam 2] , lijkschouwer van de gemeente Tilburg verklaart (….)
Naam: [slachtoffer]
Voornamen: (voluit) [slachtoffer] (…)
Verklaart:
-het lijk persoonlijk te hebben geschouwd;
-verklaart er niet van overtuigd te zijn, dat de dood tengevolge van een natuurlijke oorzaak
is ingetreden, in verband waarmee hij de in artikel 14 van de Wet op de lijkbezorging bedoelde ambtenaar van de burgerlijke stand heeft gewaarschuwd.
Bijzonderheden: een [leeftijd slachtoffer] vrouw, bekend met MS en morbide obesitas, overlijdt 4
dagen na een aanrijding met persoonswagen ten gevolge van ernstige verwondingen.
3. Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, opgenomen in het hiervoor genoemde eindproces-verbaal op pagina 12 e.v., inhoudende:
(…) Toedracht
Uit de door mij aangetroffen situatie, de sporen, de eindpositie van de voertuigen en de schade aan de voertuigen, kan de volgende vermoedelijke toedracht worden geconcludeerd:
De bestuurder van de Audi heeft gereden over de Turnhoutsebaan komende uit de noordelijke richting vanaf Tilburg en gaande in de zuidelijke richting van België. De bestuurster van de Microcar heeft gereden over de Rillaersebaan komende uit de westelijke
richting vanaf Riel en gaande in de oostelijke richting van Goirle.
De Audi was vervolgens met de voorzijde, tegen de linkerzijde van Microcar gebotst. Hierna is de Audi om zijn lengte as gedraaid en met zijn voorzijde gedraaid in de richting waar hij vandaan kwam (Tilburg) (…) De Microcar is door de botsing eveneens om zijn lengte as gedraaid om vervolgens met de achterzijde tegen een paal van de Verkeersregelinstallatie, welke in het midden van de rijbaan stond tot stilstand gekomen, hierbij is de bestuurster door de opengesprongen achterklep uit het voertuig
geslingerd en achter haar voertuig op de rijbaan terecht gekomen (…)
Oorzaak:
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese mens stelde ik mede aan de hand van de berekeningen in het PV VRI van collega [naam 1] vast dat:
• De bestuurder van de Audi had gereden met een snelheid van minimaal 79 km/h en maximaal 84 km/h.
• De bestuurder van de Audi had was met zijn voertuig door het “rode” verkeerslicht gereden, terwijl dit 5,1 seconden rood licht uitstraalde;
• Bij dit onderzoek uit niets was gebleken, dat een ander dan de in dit proces-verbaal
genoemde betrokkenen, het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen
hebben (…)
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese voertuig stelde ik vast dat:
• voor zover mogelijk, waarneembaar en gerelateerd aan dit ongeval, geen gebreken c.q.
omstandigheden aanwezig waren, die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden
kunnen hebben (…).
Ten aanzien van de door mij onderzochte hypothese omgeving stelde ik vast dat:
• ten aanzien van de weg, het wegdek, de ter plaatse geldende verkeersmaatregelen en de
wegbeheerder, geen omstandigheden aanwezig waren die het ongeval veroorzaakt of mede
veroorzaakt zouden kunnen hebben.
4. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020, inhoudend:
“Ik was afgeleid omdat er langere tijd een auto bumper kleefde. Ik keek daardoor naar achteren en heb niet gezien dat het stoplicht op rood stond en ben door rood gereden.”