ECLI:NL:RBZWB:2020:6145

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
02/152590-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging ripdeal en voorbereiding diefstal met geweld en afpersing

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van een ripdeal en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Hoogvliet, werd bijgestaan door raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot diefstal met geweld en de voorbereiding van diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot diefstal met geweld, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de rechtbank achtte de voorbereiding van de diefstal met geweld en/of afpersing wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had samen met medeverdachten een plan beraamd om een ripdeal te plegen, waarbij gebruik zou worden gemaakt van vuurwapens en pepperspray. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/152590-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Hoogvliet
raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
samen met anderen door middel van het gebruik van vuurwapens heeft geprobeerd om een hoeveelheid wiet van [slachtoffer] te stelen, waarbij die [slachtoffer] doorgeladen vuurwapens zijn getoond, onder schot is gehouden en in de richting van [slachtoffer] is geschoten, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest;
Feit 2
samen met anderen een misdrijf, te weten diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging, heeft voorbereid door een personenauto, pepperspray, vuurwapens of op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden te hebben, bestemd tot begaan van dat misdrijf, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor feit 1. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat sprake is geweest van uitvoeringshandelingen om een voltooide poging tot diefstal met geweld te kunnen bewijzen. De officier van justitie acht feit 2 primair wel wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt dat uit de WhatsApp gesprekken volgt dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gesproken over de voorbereiding van een nog te plegen misdrijf: het beroven van ‘ [naam 1] ’, waarbij het gebruik van geweld nadrukkelijk het onderwerp van gesprek was. Ook wordt in deze WhatsApp gesprekken gesproken over het maken van een afspraak met het beoogde slachtoffer, het maken van een plan, een rolverdeling en de verdeling van de opbrengst. Verdachten hebben voor dat doel een auto, pepperspray en twee (nep) vuurwapens voorhanden gehad om te gebruiken bij de uitvoering van het te plegen delict.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte voor feit 1 vrij te spreken. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging dat medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat hooguit sprake is van medeplichtigheid aan het feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank het volgende vast komen te staan. In de periode van 8 januari 2020 tot 12 januari 2020 heeft WhatsAppcontact tussen enerzijds [medeverdachte 1] , en anderzijds [naam 2] , respectievelijk [medeverdachte 2] en [verdachte] plaatsgevonden.
In deze gesprekken gaat het over mogelijke doelwitten die [medeverdachte 1] samen met anderen kon beroven (‘racen’). [naam 2] heeft aan [medeverdachte 1] voorgesteld om [slachtoffer] (bijnaam: ‘ [naam 1] ’) te beroven. [naam 2] heeft vervolgens met [medeverdachte 1] afgesproken dat hij ten opzichte van ‘ [naam 1] ’ zou doen alsof [medeverdachte 1] een halve kilo wiet van ‘ [naam 1] ’ wilde kopen en [naam 2] regelde daartoe, in opdracht van [medeverdachte 1] , tussen hen een ontmoeting. [medeverdachte 1] zou dan op de afgesproken plek in Terneuzen staan en ‘ [naam 1] ’ met twee vuurwapens dwingen zijn wiet af te geven.
In een WhatsApp gesprek op 12 januari 2020 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geeft [medeverdachte 1] aan dat hij het plan heeft om ‘ [naam 1] ’ te beroven van een halve kilo wiet. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] of hij mee wil doen, waarop [medeverdachte 2] zich bereid verklaart om deel te nemen.
Uit WhatsAppcontact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 12 januari 2020 blijkt dat in eerste instantie twee ripdeals waren gepland, eerst in Terneuzen en de volgende dag in Zierikzee. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] gevraagd om een dergelijk klusje, omdat hij geld nodig had. [verdachte] zou chauffeuren en zijn pepperspray meenemen. Verder zou hij nagaan of er die avond geen politiecontroles waren. Diezelfde avond heeft [verdachte] [medeverdachte 1] met zijn auto opgehaald. Vervolgens hebben zij samen [medeverdachte 2] in Terneuzen opgehaald. [medeverdachte 2] zou als bewaker fungeren, omdat hij groot is. [medeverdachte 1] heeft twee op vuurwapens (gas-alarmpistolen) gelijkende voorwerpen meegenomen. Op basis van het dossier kan onvoldoende worden vastgesteld dat sprake was van echte vuurwapens.
In de auto wordt de rolverdeling nader geconcretiseerd. [verdachte] zou zogenaamd de wiet van ‘ [naam 1] ’ kopen en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden de beroving doen, waarbij [medeverdachte 1] aan ‘ [naam 1] ’ de twee wapens dreigend zou tonen en [medeverdachte 2] de wiet van ‘ [naam 1] ’ zou afpakken. [medeverdachte 2] zou hiervoor als beloning 50 gram wiet krijgen. [medeverdachte 1] zou het overige deel houden en [verdachte] zou minimaal € 200,= voor zijn aandeel krijgen.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben in de auto op de afgesproken plek in Terneuzen gewacht. [verdachte] is op een gegeven moment uitgestapt om te kijken of ‘ [naam 1] ’ er al was. Vervolgens is er op [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geschoten, terwijl zij zich in de geparkeerde auto bevonden. Hierbij heeft [medeverdachte 1] schotwonden opgelopen.
Hierop zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in de auto weggereden. Onderweg heeft [verdachte] de pepperspray weggegooid. [medeverdachte 2] is bij tankstation [tankstation] uit de auto gestapt en heeft de twee nepwapens weggegooid dan wel verstopt in de bosjes. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben in de auto gewacht op de ambulance.
Ten aanzien van de feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van uitvoeringshandelingen gericht op het met geweld beroven van ‘ [naam 1] ’. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, dan wel de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid hieraan.
Ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van voorbereidingshandelingen gericht op diefstal met geweld en/of afpersing. Verdachte en zijn medeverdachten hebben twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen, pepperspray en een personenauto voorhanden gehad en hadden daarmee het voornemen [slachtoffer] in Terneuzen van een halve kilo wiet te beroven. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende vast staat welk concreet misdrijf verdachte en zijn medeverdachten voor ogen hadden en waartoe voornoemde voorwerpen bestemd waren.
De rol van verdachte als medepleger
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte enkel heeft gefungeerd als chauffeur en dat daarom geen sprake kan zijn van medeplegen, maar hooguit van medeplichtigheid aan het feit. De rechtbank ziet dit anders.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, waarbij de verdachten vooraf een gezamenlijke plan hadden, ze samen op weg zijn gegaan om het plan uit te voeren, ze samen zijn vertrokken toen de ripdeal mislukte, de rolverdeling en de afgesproken verdeling van de opbrengst, genoegzaam blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ter voorbereiding van een zogenaamde ripdeal en dat zij daartoe gezamenlijk een auto, pepperspray, twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden hebben gehad. Hoewel kan worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] een meer leidende rol heeft gehad, acht de rechtbank de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 januari 2020 te Terneuzen tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een personenauto (Audi) en pepperspray en op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld, zoals geadviseerd in het advies van de reclassering, eventueel in combinatie met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van een diefstal met geweld en/of afpersing. Verdachte heeft samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een plan beraamd om een zogenoemde ripdeal te plegen op [slachtoffer] en hem met geweld of bedreiging met geweld te beroven van een halve kilo wiet. De verdachten hebben ter uitvoering van dit plan een auto, pepperspray en twee nepvuurwapens voorhanden gehad. Het is echter nooit tot de beoogde diefstal gekomen, nu verdachten, terwijl zij in de auto op de afgesproken plek zaten, zijn beschoten, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] is geraakt en verwondingen heeft opgelopen.
De rechtbank acht deze voorgenomen ripdeal zeer ernstig, omdat uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten beoogde plan niet alleen angst bij het beoogde slachtoffer veroorzaakt, maar ook omdat het bij omstanders en omwonenden in de woonwijk tot veel angst kan leiden. Het voorgenomen feit maakt een grote inbreuk op de rechtsorde en het vergroot het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Bovendien zorgen ripdeals voor een spiraal aan geweld, wat in dit geval ook tot uiting is gekomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bij het beramen en uitvoeren van dit feit enkel oog heeft gehad voor de mogelijke financiële winst en niet voor de gevolgen van het delict voor anderen.
De rechtbank is van oordeel dat op een dergelijk feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Bij haar oordeel over de op te leggen straf houdt de rechtbank er verder rekening mee dat uit het strafblad van verdachte van 19 augustus 2020 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met het advies van de reclassering van 22 september 2020. In dit advies wordt aangegeven dat een opeenstapeling van gebeurtenissen in een periode waarin het met verdachte minder goed leek te gaan ten grondslag lijkt te liggen aan zijn keuze voor en betrokkenheid bij het bewezenverklaarde feit. Inmiddels heeft verdachte zijn leven voor een groot deel weer op orde; zijn schulden zijn volledig afbetaald en heeft hij een baan voor het moment dat hij uit detentie komt. Uit de houding van verdachte blijkt ook dat hij erop is gericht om zich in te zetten voor een constructieve toekomst.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag. Alleen in zijn negatieve sociale netwerk en in de eventuele kans om bij tegenslagen toenadering tot deze groep te zoeken, ziet de reclassering een risico. De reclassering acht daarom toezicht geïndiceerd. Op deze wijze kan worden gezien of verdachte daadwerkelijk zijn leven op constructieve wijze kan vormgeven en of het hem lukt om zijn positief ingezette pad voort te zetten bij eventuele tegenslagen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht en een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer. Ook moet verdachte zich optimaal inspannen inkomen te verkrijgen en om een zinvolle dagbesteding te vinden.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank houdt echter ook rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, het feit dat hij zijn leven weer meer op orde heeft, en de beperktere rol van verdachte in het geheel. De rechtbank ziet daarin aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken en aan verdachte een groter voorwaardelijk deel op te leggen, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met proeftijd van 2 jaar. Dit grotere voorwaardelijke strafdeel dient verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen en om de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, een meldplicht en de verplichting zich aan de aanwijzingen van de reclassering te houden, aan het voorwaardelijk strafdeel te kunnen verbinden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 46, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 1;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 primair:medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweldpleging, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de reclassering en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens reclassering;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Gillesse, voorzitter, mr. I.M. Josten en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. de Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2020.
Mr. Skalonjic en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Feit 1 primairhij op of omstreeks 12 januari 2020 te Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of wiet, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven anderen, weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of een of meer anderen, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer] en/of een of meer anderen een of meer doorgeladen vuurwapens heeft/hebben getoond, en/of die [slachtoffer] en/of een of meer anderen onder schot heeft/hebben gehouden en/of vervolgens met die vuurwapen(s) op/in de richting van die [slachtoffer] en/of een of meer anderen heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 1 subsidiair[medeverdachte 1] en/of één of meer andere onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 12 januari 2020, te Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of wiet, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven anderen, gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of makkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of onbekende dader(s) naar de plek van de ripdeal te rijden en/of pepperspray en/of (vuur)wapen(s) mee te nemen ter beveiliging/bescherming en/of met die [medeverdachte 1] en/of onbekende dader(s) plannen
heeft gemaakt tot het plegen van een ripdeal;
Feit 2 primairhij op of omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een personenauto (Audi) en/of pepperspray en/of (vuur)wapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 2 subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een personenauto (Audi) en/of pepperspray en/of (vuur)wapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- een personenauto (Audi) te besturen in opdracht van [medeverdachte 1] en/of pepperspray en/of (vuur)wapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen, in voornoemde personenauto te vervoeren en/of
- een of meer gesprek(ken) te voeren met verdachte [medeverdachte 1] over pepperspray en/of het regelen van een vuurwapen.

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB1R020004
(onderzoek Ryoliet)van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 2067.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, betreft onderzoek Samsung J4 [medeverdachte 1] , van 19 januari 2020, opgenomen op pagina’s 197, 203, 204 en 205 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven – :
De telefoon van verdachte [medeverdachte 1] is onderzocht. Uit de veiliggestelde gestelde gegevens bleek het volgende:
Het WhatsApp-gesprek was met een contact [naam 3] met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Op 12 januari 2020 om 16:44 uur vroeg [medeverdachte 1] aan [naam 3] of hij vandaag met hem kon komen praten. [medeverdachte 1] vroeg of [naam 3] hem kon helpen om personen te racen. [medeverdachte 1] was op zoek naar zuen (wiet). [naam 3] vroeg of er nog plek was in de auto. [medeverdachte 1] gaf aan dat [naam 3] mee mocht, maar dat dit niet hoefde. [naam 3] kreeg toch 30% en moest iedereen connecten van [medeverdachte 1] . [naam 3] moest halve liters regelen voor [medeverdachte 1] . [naam 3] had er eentje in Zierikzee, maar [medeverdachte 1] mocht niet zeggen dat hij [naam 3] kende. Dan zou die persoon niet meer komen. Die man deed moeilijk, waarna [medeverdachte 1] zei dat hij het kwam halen. [naam 3] zei dat hij deze man ook al een keer had geraced. [medeverdachte 1] schreef “wie [naam 1] ” [naam 3] bevestigde dat. [naam 3] wilde eerst zijn lean hebben in Goes. Lean is een drankje van hoestdrank met de stoffen codeïne en prometazhine erin. [medeverdachte 1] zei dat hij met [naam 3] wilde werken en dat zodra hij de buit had, dan zou [naam 3] zijn lean krijgen. [medeverdachte 1] kende iemand waar je 10 liter kon nakken (stelen). [naam 3] snapte dit, maar voor het geval het fout ging. [naam 3] moest nog wel wat dingen regelen. [medeverdachte 1] vroeg om 17:48 uur wat die [naam 1] had gezegd. [naam 3] . schreef dat die niet meer verkocht en iets moest regelen. [naam 3] vroeg waar “die guy” vandaan kwam, waarop [medeverdachte 1] antwoordde uit Vlissingen. [naam 3] moest aangeven dat die man gelijk betaalde, maar eerst die zuen (wiet) wilde zien. [naam 3] vroeg of hij die man toch niet ging racen, waarop [medeverdachte 1] schreef dat hij dit wel ging doen. [naam 3] schreef dat het vandaag nog wel ging lukken. [naam 3] vroeg om het telefoonnummer van die persoon met die 10 liter. [medeverdachte 1] zei dat ze die samen konden nakken. Om 18:24 uur vroeg [medeverdachte 1] of die [naam 4] gek was. [naam 3] schreef “hij komt sws ook met [naam 9] denk ik voor halve liter”. [medeverdachte 1] schreef “dus AI’s ik 2 steps Op ze hoofd zet hij [naam 10] niks ik pa allees ban hem”. Met streps worden vermoedelijk in straattaal pistolen bedoeld. [naam 3] antwoordde “ja dan poept die”. [medeverdachte 1] schreef toen “pepperspray hem nog”. [naam 3] schreef “Die pepperspray is kk zuur wollah”. [medeverdachte 1] antwoordde “ewa moet hij maar afgeven”. [naam 3] schreef “ik ga echt lagge als die man gekanteld word. Hij praatte zo groot vorige keer. Dat die je helemaal kapot maakt als die je ziet.” [medeverdachte 1] schreef dat hij die man al drie keer gekanteld had. Laatst nog 5 liter lean. [naam 3] vroeg of [medeverdachte 1] het wilde filmen. [medeverdachte 1] vroeg of die man naar Goes kon komen, waarop [naam 3] schreef dat de man zijn “ribba” (rijbewijs) in beslag was genomen. [medeverdachte 1] vroeg of die man een foto kon sturen van die wieri (wiet) en of die man ook molly pillen had. [medeverdachte 1] wilde er “1K”(1000) of 500.
Om 20:05 uur vroeg [medeverdachte 1] hoe het ervoor stond. [naam 3] antwoordde dat het pas de volgende dag werd. Om 20:41 uur schreef [naam 3] “Je kan [naam 11] ”. [medeverdachte 1] vroeg om een foto. [naam 3] schreef dat [medeverdachte 1] nu kon komen en vroeg of hij opgehaald kon worden in Zierikzee. [medeverdachte 1] zei dat hij nu ging., waarna [naam 3] een foto stuurde met daarop hennep afgebeeld. [medeverdachte 1] vroeg om een locatie en vroeg of die man naar [naam 12] kon komen op de parkeerplaats bij de [bedrijf] . Om 20:52 uur vroeg [medeverdachte 1] aan [naam 3] of hij hem niet ging nakken, waarop [naam 3] antwoordde dat hij dat natuurlijk niet zou doen. [naam 3] had ook problemen met die [naam 1] . [medeverdachte 1] vroeg of die man met de wieri (wiet) komt, waarop [naam 3] antwoordde dat die man dacht dat hij zelf kwam.
[naam 3] gaf als locatie door [adres 2] , waarbij er voor de flat geparkeerd moest worden. [naam 3] moest van [medeverdachte 1] zeggen dat die het niet kon vinden. [naam 3] antwoordde “kzeg je eerlijk daar heeft hij schijt aan altijd man kan het nooit vinden in terneuzen”.
[medeverdachte 1] dacht dat die man niet alleen naar buiten zou komen. [naam 3] zei dat hij dat ook niet zou doen voor een halve liter (kilo). De man had aan [naam 3] aangegeven dat hij met nog iemand kwam. [medeverdachte 1] vroeg of ze konden afspreken bij de parkeerplaats bij de [bedrijf] . [naam 3] antwoordde dat de man niet met een zak wiet op die parkeerplaats wilde staan in verband met camera’s. Voor die flat was een parkeerplaats. [medeverdachte 1] moest niet stressen, want wat kon er gebeuren. Die man ziet het nooit aankomen. [naam 3] moest doorgeven dat het een uur later werd. [naam 3] gaf aan dat [medeverdachte 1] op die parkeerplaats moest doorrijden tot achter en dan staat die man daar misschien al voor die tijd. [naam 3] vroeg in wat voor een auto [medeverdachte 1] reed, die aangaf in een grijze Audi te rijden. [naam 3] zei dat de man in een rode golf 3 kwam. [naam 3] had die man nog nooit uit die man zijn buurt gezien. Ze spraken altijd daar af. Om 22:14 uur gaf [medeverdachte 1] aan dat hij er over 10 minuten zou zijn. [naam 3] moest zeggen dat [naam 3] met iemand anders was die reed. En als hij vraagt waarom je iemand anders had gestuurd, moest [naam 3] zeggen dat het zijn neef was. Want [medeverdachte 1] wilde zeker weten dat die man de wiet bij zich had. [naam 3] vroeg waarom, waarop [medeverdachte 1] zei dat hij eerst iemand die wiet liet bekijken. [naam 3] zei dat [medeverdachte 1] niet zo moest stressen, omdat die man dacht dat [naam 3] kwam, dus die had sowieso de wiet bij zich. Om 22:22 uur gaf [medeverdachte 1] aan dat hij er stond en dat hij er heen zou lopen. Om 22:26 uur schreef [medeverdachte 1] dat die man er niet stond. Hij had de auto geparkeerd en was er lopend heen gegaan. Hij zag geen Golf. [medeverdachte 1] vroeg waar die man stond. [naam 3] schreef dat de man helemaal achterin de parking stond in zijn auto. Het was de laatste auto, een rode Golf. [medeverdachte 1] zei dat er geen rode Golf stond. [naam 3] schreef dat die man reageerde dat het een rode Swift was. [naam 3] vroeg of [medeverdachte 1] daar nog was, waarop [medeverdachte 1] antwoordde dat hij was weg gereden. Om 22:33 uur schreef [medeverdachte 1] dat hij weer terug ging. [medeverdachte 1] zei dat die man naar de busstation moest komen, want misschien stond die man daar wel met zijn bradda (broer). [naam 3] schreef “ja en dan ze hebben dan toch wellou guns bij. Er is niks om te stressen die man denkt dat ik kom". [medeverdachte 1] zei dat hij die man niet zag. [naam 3] zei dat hij toch mee had moeten gaan en vroeg om een foto waar [medeverdachte 1] stond. [medeverdachte 1] stuurde een foto van de garageboxen en zei dat hij bij die garages was. [naam 3] zei dat de man gewoon achter op die parkeerplaats staat. “Maar faka man hij staat daar gwn je hebt kaulo 2 straps gek. Wat kan er mis gaan”. Kaulo strap betekend in straattaal tering geweren. [naam 3] moest doorgeven dat die man naar [medeverdachte 1] moest komen, omdat hij hem wilde verrassen. Om 22:43 uur stuurde [medeverdachte 1] nog een foto van de garageboxen waar hij stond. [naam 3] gaf aan dat de man wilde dat er opgeschoten moest worden,, anders ging die man zo weg. [medeverdachte 1] moest bij die man komen anders geen wiet. Om 22:49 uur stuurde [medeverdachte 1] een en vroeg of het deze flat was. [naam 3] zou wel een foto sturen van de locatie. [medeverdachte 1] moest de [adres 2] op en dan op de parkeerplaats helemaal naar achteren rijden. Zo simpel was het. Om 22:54 uur schreef [naam 3] als laatste “Kil”.
Het WhatsApp gesprek was met een contact [naam 5] met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .Op 8 januari 2020 om 06:27 uur stuurde [medeverdachte 1] een bericht dat hij een optie had, maar dat [naam 5] zijn facebook nodig had. Bij hem kon niet, want ze kenden hem al. [medeverdachte 1] wilde een paar Hulst boys kantelen (beroven), ene [naam 13] . [naam 5] vroeg of hij een nieuwe account moest maken. [medeverdachte 1] zei dat een nieuwe geen zin had, omdat die persoon dat ziet. Het liefst had [medeverdachte 1] een account van een tanga (meisje) uit Hulst. [naam 5] zei dat dit lastig was, maar dat zijn account wel kon. [medeverdachte 1] schreef dat hij [naam 14] gekanteld had, maar dat dit verkeerd gelopen was. [naam 5] vroeg wat er was gebeurd. [medeverdachte 1] antwoordde dat hij in plaats van ene halve kilo maar 250gram had gepakt, omdat die fliker maar 1 tas had mee genomen. [naam 5] zei dat dit beter was dan niks. [medeverdachte 1] schreef dat die persoon wel rende. [medeverdachte 1] wilde dadelijk richting Hulst gaan, omdat daar veel te halen was. [naam 5] schreef “met die ganoe". Met Gan(n)oe wordt in de straattaal vermoedelijk een geweer bedoeld. [medeverdachte 1] antwoordde daarom ja. En vroeg of [naam 5] nog iemand wist. [naam 5] schreef dat hij niemand wist, omdat hij daar al lang niet was geweest. Hij wist nog wel een Turk, waarop [medeverdachte 1] schreef “welke voerkan". [naam 5] noemde de naam [naam 15] . [medeverdachte 1] vroeg wat [naam 5] van deze persoon wist, want dan zou hij hem die dag nog kantelen. [naam 5] stuurde een foto, waarna [medeverdachte 1] aangaf dat deze persoon een tester wilde die [medeverdachte 1] zo gaan brengen. Wieri (wiet) gaat ze maar van iemand anders die geeft hem die tester. [medeverdachte 1] zou hem kantelen en dit aan [naam 5] laten
weten. [naam 5] kwam nog met de naam [naam 6] , maar deze persoon deed [medeverdachte 1] niet, omdat [naam 6] een klant van hem was.
Op 12 januari 2020 om 21:18 uur schreef [medeverdachte 1] dat er in Hulst mensen zijn met zuen (wiet) en dat hij ze wilde rippen. [medeverdachte 1] vroeg “Ben je aan”, waarop [naam 5] reageerde “Ja tog maar Ben [naam 16] . [medeverdachte 1] kwam hem halen en [naam 5] moest [naam 7] contacten. [naam 5] moest aan [naam 7] vragen of die een halve liter (kilo) kon fiksen. [naam 5] wilde het telefoonnummer hebben. [medeverdachte 1] schreef “ik neem je nu mee OP. Een ganga.” [naam 5] wist dit. [medeverdachte 1] schreef dat hij “ [naam 1] ga ik nakken van halbe liter zuen”. [medeverdachte 1] kwam naar hem toe, waarop [naam 5] vroeg hoe laat [medeverdachte 1] er zou zijn. [medeverdachte 1] stuurde zijn locatie naar [naam 5] (zie punt 1 bij GPS). [medeverdachte 1] zei dat [naam 5] zich warm moest aankleden, omdat ze ergens gingen wachten tot ze die persoon konden pakken. [naam 5] vroeg of dat ding zeker was. Om 21:26 uur stuurde [medeverdachte 1] het bericht dat hij bij de tol stond en schreef dat [naam 5] die [naam 7] moest connecten. [naam 5] moest paraat staan. Om 21:50 uur schreef [medeverdachte 1] dat [naam 5] moest komen.
Het WhatsApp gesprek was met een contact [verdachte] met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Op 9 januari 2020 om 18:01 uur schreef [medeverdachte 1] dat hij wat aan het fiksen was, een race van 3 a 4 liter. [verdachte] schreef dat hij ook met iets bezig was, iets van 1-2 maar probeerde meer te regelen. [medeverdachte 1] schreef dat hij de dag ervoor een halve had gepakt, waarop [verdachte] antwoordde met “lekker man”. [verdachte] schreef dat hij die man probeerde over te halen voor 10, maar hij moest niet te hongerig doen. Anders zou die man dat merken. [verdachte] zei dat het beter was om in een keer wat meer te doen, anders konden ze vier keer in de week mensen gaan racen. Mogelijk werd met racen bedoeld het rippen/beroven van leveranciers van hennep. Op 11 januari 2020 om 14:48 uur schreef [medeverdachte 1] “je moet dadelijk ook al neem je die halve. Zeggen dat je moet pinnen. Pakken en longen Kan ook. We kunenen ook deze [Naam 18] ”. Vervolgens stuurde [medeverdachte 1] een foto van een enveloppe met geld.
Op 12 januari 2020 om 13:09 uur stuurde [verdachte] dat hij dadelijk een mannetje ging voegen op
snapchat en dat hij met die man ging praten. Misschien dat deze man wel te lokken was. Maar deze man accepteerde het nog niet in ieder geval. [verdachte] had er twee gevoegd. [medeverdachte 1] schreef dat hij er ook eentje had via wikr. Om 15:43 uur vroeg [medeverdachte 1] waar [verdachte] was, die aangaf bij zijn oma te zijn. Hij bleef daar eten. Om 17:12 uur schreef [medeverdachte 1] “ik heb paar opties. We gaan 2mans ff aanpakken”. [medeverdachte 1] stuurde een schermafbeelding van een WhatsApp gesprek dat [medeverdachte 1] tussen 17:07 uur en 17:10 uur gehad heeft met het contact [naam 3] schreef in dat gesprek dat hij genoeg mensen kende die zij konden racen. [verdachte] vroeg “Waar”, waarbij [medeverdachte 1] schreef “overkant”. [verdachte] schreef dat hij [medeverdachte 1] na het eten zou komen ophalen. Om 17:49 uur vroeg [verdachte] of het nog door ging. [medeverdachte 1] schreef om 18:04 uur “miss 2 races. 1 in zzee. 2de in terri. Allebei halve liter. Dus liter intotaal”. [verdachte] ging kijken of er geen politiecontroles waren. [medeverdachte 1] zei dat ze met zijn tweeën gingen. Om 18:25 uur schreef [medeverdachte 1] “neem spray mee”. [verdachte] vroeg “Balharen of gwn normale g?" [medeverdachte 1] antwoordde “ene [naam 4] ”. [medeverdachte 1] stuurde een foto van een zakje met hennep. Om 18:34 schreef [medeverdachte 1] “ik Ben echte nak aan het regelen.” [verdachte] zei dat hij er honger van kreeg. Om 18:45 uur stuurde [medeverdachte 1] en audio bericht over zijn handschoenen die nog in de auto van [verdachte] lagen. Om 19:09 uur schreef [medeverdachte 1] dat hij de man zijn nummer naar [verdachte] stuurde, omdat de man het niet vertrouwde. Om 19:15 uur stuurde [verdachte] een bericht dat hij bijna klaar was en dan het ding pakken en daar wat weg zetten. [medeverdachte 1] vroeg welk ding, waarop [verdachte] antwoordde met “spray”. [medeverdachte 1] schreef dat zze (Zierikzee) morgen was en dat Terneuzen zo dadelijk was. Om 19:56 uur schreef [verdachte] dat hij er was, waarop [medeverdachte 1] antwoordde dat hij erana kwam. Om 22:24 uur schreef [medeverdachte 1] “en??”.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 7 juli 2020, opgenomen op pagina’s van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven – :
p. 1715
V= Uit de WhatsApp gesprekken kwam naar voren dat jullie vaak samen op pad zijn geweest, waarbij [verdachte] op zondag 12 januari 2020 het zelfs noemde als “Zondagsrondje ff tg”. Klopt dat beeld dat jullie vaker op pad waren gegaan?
A= Nee.
V= Hoezo niet?
A= Ik ben niet vaak met hem op pad gegaan.
V= Hoe vaak dan wel?
p. 1716
A= Twee keer inclusief deze in Terneuzen.
V= We laten jou nu bladzijdes 74 t/m 77 lezen (bijlage 17). Wat bedoelde jij toen jij om 18:04 uur schreef “miss 2 races”?
A= Dat hij zin had om te rijden twee keer.
V = Om 18:34 uur schreef jij dat hij een echte “nak” aan het regelen was. Wat bedoelde jij met een Nak?
A= Een echt vuurwapen.
p. 1717
V= [verdachte] antwoordde met “Nog beter". Wat bedoelde hij hiermee?
A= Ik had maar een balletjespistool toch. Dus ik zei dat ik een echte ging regelen. Toen zei [verdachte] dat dit nog beter was.
V= Dus [verdachte] wist dat het om een echt vuurwapen ging?
A= Dat denk ik wel. Ik weet niet.
p. 1718
V= Waarom nam jij contact op met [naam 8] ?
A= Gewoon. Ik dacht dat hij misschien wel wat wilde gaan verdienen.
V= Vervolgens schreef jij “Ben je aan”, waarop jij antwoordde “Ja tog maar Ben [naam 16] ”. Jij schreef “ [naam 7] enzo. Ik kom je halen. Conect [naam 7] ”. [naam 8] schreef toen “hit Ike" (bijlage 23, bladzijdes rechts onderin 1177 en 1178). Wat bedoelde jij met jouw eerste zin “Ben je aan”?
A= Of hij mee wou.
p. 1719
V= Vervolgens schreef jij “ [naam 1] ga ik nakken van een halve liter zuen”, waarop [naam 8] antwoordde met “Oooh” (bijlage 25, bladzijdes rechts onderin 1180 en 1181). Wie werd er hier met [naam 1] bedoeld?
A= [slachtoffer] .
V= Wat betekent het woord “nakken”?
A= Af pakken.
V = Waarom moest [naam 8] met jou mee gaan?
A= Zoals ik al zie, misschien wilde hij wat bij verdienen.
V= Maar jullie waren al onderweg met zijn tweeën. Als je dan een derde erbij haalt, dan moetje de buit toch door meer mensen verdelen?
A= Dat gun ik hem toch.
V= Hoeveel zou [naam 8] krijgen dan?
A= Gewoon, wat ik ook krijg.
V= En dat was hoeveel?
A= Geen idee.
V= En hoeveel zou [verdachte] krijgen?
A- Dat weet ik niet.
p. 1720
A= Dat de chauffeur zou gaan kopen.
V= Wie bedoelde jij met “driver”?
A= [verdachte] .
p. 1723
V= Wat bedoelde jij met “dus al's ik 2 streps OP ze hoofd zet. Hij lan niks ik pak allees ban hem”?
A= Dat ik twee pistolen op zijn hoofd zou zetten en dan alles zou pakken.
V= Op wie zijn hoofd?
A= Op [slachtoffer] natuurlijk.
A= Over [slachtoffer]
V= Hoe vaak heb jij [slachtoffer] voor de schietpartij al geript?
A= Drie keer.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 18 juni 2020, opgenomen op pagina’s 1644, 1647, 1648, 1649, 1653 en 1654 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven – :
p. 1644
V= Zeg het maar?
A= Dat over 12 januari. Toen [medeverdachte 1] mij heeft opgehaald. Het zou een drugsdeal zijn. Waar ik, omdat ik groot ben, mee zou gaan als bewaker. [medeverdachte 1] heeft afgesproken met een jongen in Terneuzen. Ik weet zijn naam niet, maar wel zijn bijnaam. Dat is [naam 1] . [medeverdachte 1] heeft met die jongen af te spreken om een kilo wiet te halen, als het goed is. Maar het is niet gelukt, zeg maar. Toen zijn we beschoten door die jongens. Ik denk dat het die jongens waren, waarvan wij die wiet zouden gaan halen.
V= Je zegt net dat je voor wiet ging. Wat was de bedoeling van die wiet?
A= [medeverdachte 1] zou het kopen en ik zou een deel krijgen. Zoals jullie weten, heb ik schulden. Om deze af te betalen was ik mee gegaan.
V= Waarom zou jij geld krijgen bij deze drugsdeal?
A= [medeverdachte 1] zou die kilo wiet kopen. Ik zou dan ook een deel kunnen verkopen, waardoor ik ook verdiende eraan. Ik zou dan ook een deel aan [medeverdachte 1] geven.
p. 1647
V= Wat bedoelde [medeverdachte 1] met “driver koopt ze3ma"?
A= Dat de chauffeur het zogenaamd zou gaan kopen.
p. 1649
V= Wij denken dat jij dat pistool al eerder had gezien, want jullie gingen met zijn drieën naar een ripdeal. Dus wanneer zag jij dat pistool voor het eerst?
A= Toen [medeverdachte 1] aan kwam rijden bij mijn woning. Toen zag ik dat ding voor het eerst.
V= Wat was de rolverdeling onderling?
A= Ik zou de bewaker zijn. Ik ben een grote jongen. De chauffeur zou zogenaamd gaan kopen. Wij zouden dan in actie gaan komen.
V= Wat bedoel jij met in actie komen?
A= [medeverdachte 1] zou met die geweer komen en ik zou die zak wiet pakken.
p. 1648
V= Wie had de pepperspray?
A= De chauffeur.
V= Hoe wist je dat?
A= Die heeft hij daarna weg gegooid. Toen we al beschoten waren.
V= Waarom had die bestuurder dat weg gegooid?
A= Ik denk voor de Politie. Want die zouden daarna wel in de auto gaan kijken.
p. 1653
V= Dus jij bent bij dat tankstation uitgestapt en hebt dat pistool van [medeverdachte 1] daar weg gegooid. Dat klopt?
V= Van wie moest jij dat weggooien?
A= Van die chauffeur en van [medeverdachte 1] .
V= Wij denken dat er een tweede pistool was. Wat is daar mee gebeurd?
A= Mag ik die andere kaart. Die andere ligt bij de bosjes bij dat tankstation
0= Verdachte tekent een cirkel op bijlage 9 onderste foto waarop het tankstation te zien was.
V= Wat was dat voor een pistool?
A= Dat was zo een kleintje. Volgens mij was dat een alarmpistool.
V= Want die andere gooide jij ergens anders dan weg. Waarom niet allebei op dezelfde plek?
A= Weet ik niet.
p. 1654
V= Wanneer zag ij dat twee vuurwapen?
A= [medeverdachte 1] zei dat hij een alarmpistool bij zich had. Die grotere had ik bij mijn huis gezien. Dat alarmpistool zag ik pas bij dat tankstation.
V= Heeft die bestuurder die wapens ook gezien?
A= Ja, dat denk ik wel. Want ik moest die wapens weg werken.
V= Wat zou jij krijgen voor jouw hulp?
A= Volgens mij 50 gram wiet. Die moest ik dan zelf verkopen.
De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 november 2020, inhoudende– zakelijk weergegeven – :
[medeverdachte 1] heeft mij gevraagd om mee te gaan. Ik had geld nodig vanwege schulden. Ik zou minimaal € 200,= krijgen. Ik wist dat het plan was om “ [naam 1] ”, [slachtoffer] , te beroven van een halve kilo wiet. Ik was de chauffeur en ik heb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgehaald. Ik heb pepperspray meegenomen. Vervolgens zijn we naar de afgesproken plek gereden. In de auto hebben we het plan besproken. Ik zou zogenaamd de wiet kopen. [medeverdachte 1] zou [slachtoffer] bedreigen met twee wapens en [medeverdachte 2] zou de wiet afpakken. Ik ben ondertussen even uitgestapt om kijken of “ [naam 1] ” er al was. Nadat we zijn beschoten, zijn we samen weggereden in de richting van het tankstation.