ECLI:NL:RBZWB:2020:6153

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor functies

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 14 februari 2020, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. Eiseres was eerder uitgevallen als orderpicker na een val op het werk en had medische klachten, waaronder diabetes en rugklachten. Tijdens de zitting op 6 november 2020 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiseres in hun rapportages meegenomen en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de FML, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.

De rechtbank concludeerde dat de functies die het UWV had geselecteerd, passend waren voor eiseres, ondanks haar medische klachten. De rechtbank oordeelde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5205 WIA

uitspraak van 4 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], wonende te [plaatsnaam] , eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde eiseres] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 november 2020. Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als orderpicker bij [naam (ex-)opdrachtgever] via [naam (ex-)werkgever] voor 34 uur per week. Voor dat werk is zij op 16 augustus 2017 uitgevallen vanwege klachten na een val op het werk.
Bij besluit van 5 augustus 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 14 augustus 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht heeft geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen per 14 augustus 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien bij het spreekuur op 21 juni 2019, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Tevens heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts rapporteert het volgende. Na een val op het werk werd eiseres behandeld voor haar rechterbeen door een fysiotherapeut en gebruikte zij naar haar zeggen veel medicijnen. Eiseres moet nog steeds door diabetes die zij tijdens de zwangerschap kreeg drie keer per dag insuline spuiten. Ook is carpale tunnelsyndroom (CTS) rechts ontstaan, waarvoor eiseres een brace heeft en later een operatie volgt. De al langer bestaande bekken- en lage rugklachten zijn toegenomen. Er is veel pijn in het rechterbeen en uitstraling naar de nek. De medische gegevens van de huisarts en fysiotherapeut bevestigen insuline afhankelijke diabetes gravidarum en chronische aspecifieke rugklachten, maar geen CTS. Wegens de nog insuline afhankelijke diabetes mellitus is een regelmatig werkpatroon, zonder werk in de avond en nacht, noodzakelijk. Wegens chronische aspecifieke rugklachten geen sterk rugbelastend werk: niet zwaar tillen, frequent diep buigen en niet langdurig staan en langdurig gebogen actief zijn. Wegens de medicatie(pleisters) en duizeligheidsklachten geen hitte en geen zeer risicovolle omstandigheden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juli 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 30 januari 2020, waarbij lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de in bezwaar verstrekte medische informatie betrokken in zijn rapportage. De verzekeringsarts b&b rapporteert het volgende. Uit de primaire rapportage blijkt dat voldoende gegevens voorhanden waren om de belastbaarheid te kunnen vaststellen en er is adequaat geoordeeld en gemotiveerd. In bezwaar zijn geen evident nieuwe medische feiten naar voren gekomen die aanleiding geven tot wijziging van het medisch verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen
onvoldoende in de FML zijn meegenomen. Daarbij heeft eiseres aangegeven op welke punten in de FML zij aanvullend beperkt is en dat zij door cumulatie van alle medische problemen niet hele dagen kan werken.
In reactie op de aanvullende beroepsgronden van eiseres van 16 september 2020 heeft verzekeringsarts b&b Lemmers op 21 oktober 2020 aangegeven dat er geen redenen zijn om het eerdere standpunt of de FML aan te passen. Wat betreft de rugklachten zijn de bevindingen van neuroloog Van Strien van 13 september 2019 niet van invloed omdat de term aspecifieke rugklachten niets met de ernst van klachten te maken heeft.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder pijnklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft in beroep geen nadere medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Tevens is van belang dat de verzekeringsartsen in hun rapportages in voldoende mate op de gronden van eiseres hebben gereageerd.
Niet gebleken is dat in de FML van 16 juli 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: stikster meubelbekleding (Sbc-code 111160), inpakster koekjes (Sbc-code 111190) en medewerker logistiek schriftelijk onderwijs (Sbc-code 111220).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht wegens haar medische klachten. Ten aanzien van de functie textielproducten maken heeft eiseres aangevoerd dat zij niet de hele dag kan zitten. Ook kan zij met haar brace niet lappen stof/leer met beide handen verwerken en kan zij met haar rug/beenklachten niet goed de voetpedalen bedienen. Ten aanzien van de functie inpakker heeft eiseres aangevoerd dat zij niet veel kan zitten gezien haar rugklachten. Ook kan zij gezien haar CTS en brace niet in hoog tempo met haar rechterhand de koekjes inpakken. Ten aanzien van de functie medewerker intern transport I heeft eiseres aangevoerd dat zij gezien haar rugklachten met uitstraling naar haar been niet de gehele dag kan lopen en staan. Ook is het tillen en dragen voor haar te zwaar gezien haar rugklachten en CTS.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 2 augustus 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 februari 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 14 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 4 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.