ECLI:NL:RBZWB:2020:6165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
02/158822-20, 02/155041-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging ripdeal en openlijke geweldpleging met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2020, stonden de verdachte en zijn medeverdachten terecht voor verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met geweld, omdat niet kon worden bewezen dat er uitvoeringshandelingen zijn verricht. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het eerste feit, maar achtte het tweede feit, de voorbereiding van diefstal met geweld, wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten voldoende voorbereidingshandelingen hadden verricht, zoals het voorhanden hebben van wapens en pepperspray, en dat er sprake was van nauwe samenwerking. Voor het tweede parketnummer, openlijke geweldpleging, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn vader, openlijk geweld had gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en het volgen van een forensisch psychologische behandeling. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, die bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/158822-20 en 02/166041-20
(gevoegd ttz.)
vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboorte datum verdachte] 2001 te [Geboorte stad verdachte] ( [Geboorte land verdachte] )
wonende te [Adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn
raadsvrouw mr. E.A.G. van Acker, advocaat te Sint Jansteen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2020, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 02/158822-20
Feit 1
samen met anderen door middel van het gebruik van vuurwapens heeft geprobeerd om een hoeveelheid wiet van [Slachtoffer 1] te stelen, waarbij die [Slachtoffer 1] doorgeladen vuurwapens zijn getoond, onder schot is gehouden en in de richting van [Slachtoffer 1] is geschoten.
Feit 2
samen met anderen een misdrijf, te weten diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging, heeft voorbereid door een personenauto, pepperspray, vuurwapens of op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden te hebben, bestemd tot begaan van dat misdrijf, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest.
Parketnummer 02/166041-20
openlijk geweld heeft gepleegd tegen [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] door hen (met een honkbalknuppel) tegen de knie en het gezicht te slaan en te schoppen tegen het been, dan wel dat verdachte [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/158822-20
De officier van justitie vordert vrijspraak voor feit 1. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat sprake is geweest van uitvoeringshandelingen om een voltooide poging tot diefstal met geweld te kunnen bewijzen. De officier van justitie acht feit 2 primair wel wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt dat uit de WhatsApp gesprekken volgt dat verdachte samen met medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] heeft gesproken over de voorbereiding van een nog te plegen misdrijf: het beroven van ‘ [Slachtoffer 1] ’, waarbij het gebruik van geweld nadrukkelijk het onderwerp van gesprek was. Ook wordt in deze WhatsApp gesprekken gesproken over het maken van een afspraak met het beoogde slachtoffer, het maken van een plan, een rolverdeling en de verdeling van de opbrengst. Verdachten hebben voor dat doel een auto, pepperspray en twee (nep) vuurwapens voorhanden gehad om te gebruiken bij de uitvoering van het te plegen delict.
Parketnummer 02/166041-20
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn vader heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij zij beiden aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] hebben geslagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/158822-20
De verdediging verzoekt verdachte voor feit 1 vrij te spreken. Ten aanzien van feit 2 primair stelt de verdediging dat verdachte geen opzet heeft gehad op de voorbereidingshandelingen. Verdachte is pas kort voor het te plegen misdrijf op de hoogte gesteld van het plan om ‘ [Slachtoffer 1] ’ te beroven van een halve kilo wiet. Daarnaast was verdachte niet op de hoogte van de pepperspray en het tweede nepwapen in de auto. De verdediging verzoekt verdachte dan ook van feit 2 primair vrij te spreken. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor feit 2 subsidiair, maar merkt daarbij op dat verdachte slechts op de hoogte was van één nepwapen en dat hij niet de bestuurder was van de auto.
Parketnummer 02/166041-20
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. De verdediging stelt hiertoe dat de verklaringen van aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] niet overeenstemmen met de camerabeelden. Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat de vader van verdachte aangevers heeft geslagen. Verdachte ontkent stellig dat hij hen (met de honkbalknuppel) heeft geslagen. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte een honkbalknuppel vastheeft en deze (dreigend) omhoog houdt, maar op basis van de beelden kan onvoldoende worden vastgesteld dat verdachte aangevers (met de honkbalknuppel) heeft geslagen. Bovendien past de aard en omvang van het letsel van aangevers niet bij een slag met een honkbalknuppel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/158822-20
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank het volgende vast komen te staan. In de periode van 8 januari 2020 tot 12 januari 2020 heeft WhatsAppcontact tussen enerzijds [Medeverdachte 1] , en anderzijds [Naam] , respectievelijk [Verdachte] en [Medeverdachte 2] plaatsgevonden.
In deze gesprekken gaat het over mogelijke doelwitten die [Medeverdachte 1] samen met anderen kon beroven (‘racen’). [Naam] heeft aan [Medeverdachte 1] voorgesteld om [Slachtoffer 1] (bijnaam: ‘ [Slachtoffer 1] ’) te beroven. [Naam] heeft vervolgens met [Medeverdachte 1] afgesproken dat hij ten opzichte van ‘ [Slachtoffer 1] ’ zou doen alsof [Medeverdachte 1] een halve kilo wiet van ‘ [Slachtoffer 1] ’ wilde kopen en [Naam] regelde daartoe, in opdracht van [Medeverdachte 1] , tussen hen een ontmoeting. [Medeverdachte 1] zou dan op de afgesproken plek in Terneuzen staan en ‘ [Slachtoffer 1] ’ met twee vuurwapens dwingen zijn wiet af te geven.
In een WhatsApp gesprek op 12 januari 2020 tussen [Medeverdachte 1] en [Verdachte] geeft [Medeverdachte 1] aan dat hij het plan heeft om ‘ [Slachtoffer 1] ’ te beroven van een halve kilo wiet. [Medeverdachte 1] vraagt aan [Verdachte] of hij mee wil doen, waarop [Verdachte] zich bereid verklaart om deel te nemen.
Uit WhatsAppcontact tussen [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] op 12 januari 2020 blijkt dat in eerste instantie twee ripdeals waren gepland, eerst in Terneuzen en de volgende dag in Zierikzee. [Medeverdachte 2] heeft [Medeverdachte 1] gevraagd om een dergelijk klusje, omdat hij geld nodig had. [Medeverdachte 2] zou chauffeuren en zijn pepperspray meenemen. Verder zou hij nagaan of er die avond geen politiecontroles waren. Diezelfde avond heeft [Medeverdachte 2] [Medeverdachte 1] met zijn auto opgehaald. Vervolgens hebben zij samen [Verdachte] in Terneuzen opgehaald. [Verdachte] zou als bewaker fungeren, omdat hij groot is. [Medeverdachte 1] heeft twee op vuurwapens (gas-alarmpistolen) gelijkende voorwerpen meegenomen. Op basis van het dossier kan onvoldoende worden vastgesteld dat sprake was van echte vuurwapens.
In de auto wordt de rolverdeling nader geconcretiseerd. [Medeverdachte 2] zou zogenaamd de wiet van ‘ [Slachtoffer 1] ’ kopen en [Medeverdachte 1] en [Verdachte] zouden de beroving doen, waarbij [Medeverdachte 1] aan ‘ [Slachtoffer 1] ’ de twee wapens dreigend zou tonen en [Verdachte] de wiet van ‘ [Slachtoffer 1] ’ zou afpakken. [Verdachte] zou hiervoor als beloning 50 gram wiet krijgen. [Medeverdachte 1] zou het overige deel houden en [Medeverdachte 2] zou minimaal € 200,= voor zijn aandeel krijgen.
[Medeverdachte 1] , [Verdachte] en [Medeverdachte 2] hebben in de auto op de afgesproken plek in Terneuzen gewacht. [Medeverdachte 2] is op een gegeven moment uitgestapt om te kijken of ‘ [Slachtoffer 1] ’ er al was. Vervolgens is er op [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] en [Verdachte] geschoten, terwijl zij zich in de geparkeerde auto bevonden. Hierbij heeft [Medeverdachte 1] schotwonden opgelopen.
Hierop zijn [Medeverdachte 1] , [Verdachte] en [Medeverdachte 2] in de auto weggereden. Onderweg heeft [Medeverdachte 2] de pepperspray weggegooid. [Verdachte] is bij [Bedrijfsnaam] uit de auto gestapt en heeft de twee nepwapens weggegooid dan wel verstopt in de bosjes. [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] hebben in de auto gewacht op de ambulance.
Ten aanzien van de feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van uitvoeringshandelingen gericht op het met geweld beroven van ‘ [Slachtoffer 1] ’. . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, dan wel de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid hieraan.
Ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van voorbereidingshandelingen gericht op diefstal met geweld en/of afpersing, nu verdachte en zijn medeverdachten twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen, pepperspray en een personenauto voorhanden hebben gehad en zij het voornemen hadden daarmee [Slachtoffer 1] in Terneuzen van een halve kilo wiet te beroven. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende vast staat welk concreet misdrijf verdachte en zijn medeverdachten voor ogen hadden en waartoe voornoemde voorwerpen bestemd waren.
De rol van verdachte als medepleger
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven omstandigheden, waarbij de verdachten vooraf een gezamenlijke plan hadden, ze samen op weg zijn gegaan om het plan uit te voeren, ze samen zijn vertrokken toen de ripdeal mislukte, de rolverdeling en de verdeling van de opbrengst, genoegzaam blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] ter voorbereiding van een zogenaamde ripdeal en dat zij daartoe gezamenlijk een auto, pepperspray en twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden hebben gehad. Hoewel kan worden vastgesteld dat medeverdachte [Medeverdachte 1] een meer leidende rol heeft gehad, acht de rechtbank de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Parketnummer 02/166041-20
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting vast dat de
zwager van verdachte door enkele Bulgaarse personen uit zijn woning was gezet en dat daarbij zijn bankpas en ID-kaart waren gestolen. Op 5 april 2020 besluiten verdachte en zijn vader om naar de woonplek van de zwager te gaan om verhaal te halen en de gestolen goederen terug te halen. Omdat verdachte heeft gehoord dat de Bulgaren geen geweld schuwen, besluit hij een honkbalknuppel mee te nemen. Op de parkeerplaats aan de [Adres] te Kapelle stappen verdachte en zijn vader uit de auto en in de confrontatie die daarop volgt tussen verdachte, vader en aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] wordt over en weer geduwd en getrokken. Vervolgens heeft vader aangevers tegen het lichaam geslagen en geschopt, terwijl verdachte dreigend met zijn honkbalknuppel in de richting van aangevers heeft gezwaaid. Aangevers hebben door het geweld letsel opgelopen. [Slachtoffer 2] heeft pijn ter hoogte van zijn linkerknie en hij heeft een verwonding op zijn linkerbeen. Bij [Slachtoffer 3] is een verwonding op zijn linkerwang waargenomen.
De rechtbank stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld reeds sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de beschrijving van de camerabeelden, de ontkenning van verdachte en het letsel bij aangevers niet kan worden bewezen dat verdachte aangevers met de honkbalknuppel heeft geslagen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onderdeel slaan met een honkbalknuppel.
Ondanks dat niet vast staat dat verdachte, naast zijn vader, bij aangevers lichamelijk letsel heeft toegebracht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel een belangrijke rol had in het gebeuren. Verdachte en zijn vader zijn samen – doelbewust – verhaal gaan halen bij aangevers, waarbij verdachte een honkbalknuppel vasthield en daarmee dreigend heeft gezwaaid. Vervolgens zijn er verschillende geweldshandelingen tegen de aangevers gepleegd, waarbij verdachte in ieder geval heeft getrokken en geduwd. Tijdens het uitoefenen van het geweld trokken verdachte en zijn vader samen op en vervolgens zijn ze ook samen vertrokken.
Gelet hierop is sprake geweest van een zodanige onderlinge betrokkenheid tussen verdachte en zijn vader en hebben zij ook een zodanige beduidende en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, dat sprake is van geweldpleging in vereniging. Door te handelen als hiervoor vermeld, heeft verdachte ook opzet gehad op de geweldshandelingen. De primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging is dan ook wettig en overtuigend bewezen. Alle gepleegde geweldshandelingen van de vader worden in het kader van openlijke geweldpleging (mede) aan verdachte toegerekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/158822-20
Feit 2 primairop 12 januari 2020 te Terneuzen tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een personenauto (Audi) en pepperspray en op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 02/166041-20
Primairop 5 april 2020 te Kapelle, openlijk, te weten, aan de [Adres] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen te weten [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] , door die [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] :
- te slaan tegen het lichaam en
- te schoppen tegen het been.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit zou inhouden het volgen van een forensisch psychologische behandeling en urinecontroles.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om het advies uit het voorlichtingsrapport van Forensisch Maatwerk te volgen en het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft zich laten meeslepen in conflicten en keuzes van anderen. Ook laat hij zich makkelijk overhalen en is daarin impulsief en beïnvloedbaar. De verdediging meent dat de strafeis niet in verhouding staat met de feiten en de persoon van verdachte en bepleit daarom een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld, zoals geadviseerd in het voorlichtingsrapport in combinatie met de inzet van elektronische controle.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van een diefstal met geweld en/of afpersing. Verdachte heeft samen met medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] een plan beraamd om een zogenoemde ripdeal te plegen op [Slachtoffer 1] en hem met geweld of bedreiging met geweld te beroven van een halve kilo wiet. De verdachten hebben ter uitvoering van dit plan een auto, pepperspray en twee nepvuurwapens voorhanden gehad. Het is echter nooit tot de beoogde diefstal gekomen, nu verdachten, terwijl zij in de auto op de afgesproken plek zaten, zijn beschoten, waarbij medeverdachte [Medeverdachte 1] is geraakt en verwondingen heeft opgelopen.
De rechtbank acht deze voorgenomen ripdeal zeer ernstig, omdat uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten beoogde plan niet alleen angst bij het beoogde slachtoffer veroorzaakt, maar ook omdat het bij omstanders en omwonenden in de woonwijk tot veel angst kan leiden. Het voorgenomen feit maakt een grote inbreuk op de rechtsorde en het vergroot het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Bovendien zorgen ripdeals voor een spiraal aan geweld, wat in dit geval ook tot uiting is gekomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bij het beramen en uitvoeren van dit feit enkel oog heeft gehad voor de mogelijke financiële winst en niet voor de gevolgen van het delict voor anderen.
De rechtbank is van oordeel dat op een dergelijk feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij straffen die in gevallen vergelijkbaar met onderhavige worden opgelegd.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Dit gepleegde geweld was voor publiek zichtbaar. Verdachte en zijn vader hebben de confrontatie actief opgezocht. Ook al zou sprake zijn geweest van een eerder incident tussen aangevers en de zwager van verdachte, dat maakt nog niet dat verdachte en zijn vader het recht in eigen hand mogen nemen door aangevers te mishandelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan en zal met dit feit rekening houden bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 3 november 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in 2018 door de kinderrechter eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Uit het voorlichtingsrapport van Forensisch Maatwerk van 10 november 2020 blijkt dat verdachte zich ogenschijnlijk laat meeslepen in conflicten en keuzes van anderen. Hij laat zich overhalen en is daarin impulsief en beïnvloedbaar. De problematiek van verdachte komt voort uit de bij hem vastgestelde verstandelijke beperking, ADHD en ODD.
Verder kan verdachte risico’s van zijn eigen handelen moeilijk inschatten en overziet hij de gevolgen ervan niet. Daarnaast is verdachte nog deels afhankelijk van zijn ouders en er zijn vanuit zijn ouders nog pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. Op basis van onder meer deze jeugdige kenmerken adviseert Forensisch Maatwerk om toepassing van het jeugdstrafrecht te overwegen, waarbij de uitvoering van het reclasseringstoezicht kan worden belegd bij de volwassenenreclassering. Forensisch Maatwerk adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, een inspanningsverplichting tot het verrichten van arbeid en/of tenminste 24 uur per week school, inzicht geven in zijn financiële situatie, ambulante behandeling bij een forensische verslavingspolikliniek, waarbij verdachte meewerkt aan urinecontroles, een verblijf op een voorgenomen verblijfadres en een contactverbod met het beoogde slachtoffer en de mededaders.
Hoewel door Forensisch Maatwerk wordt geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen, zal de rechtbank hier geen toepassing aan geven. Zij overweegt hiertoe als volgt. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dat het commune strafrecht wordt toegepast bij een volwassen verdachte, tenzij het pedagogisch doel van de op te leggen straf en voorwaarden de toepassing van het adolescentenstrafrecht rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij haar beslissing gelet op de persoon van de verdachte en op de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Ter zitting is de rechtbank ook niet gebleken van de jeugdige kenmerken waar Forensisch Maatwerk haar advies op baseert. Nu Forensisch Maatwerk bovendien ook voorwaarden adviseert die gelijk zijn aan het commune strafrecht en waarbij de ‘volwassenenreclassering’ zal zijn belast met het toezicht en de uitvoering, is de rechtbank niet gebleken van een pedagogisch doel bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank zal dan ook het commune strafrecht toepassen.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van het feiten.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte geen leidende rol had in het delictgedrag.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken en aan verdachte een groter voorwaardelijk deel op te leggen, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Dit grotere voorwaardelijke strafdeel dient verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen en om de bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en de verplichting zich aan de aanwijzingen van de reclassering te houden, ook als dit zou inhouden het volgen van een forensisch psychologische behandeling en urinecontroles, aan het voorwaardelijk strafdeel te kunnen verbinden. De rechtbank ziet voor de overige door Forensisch Maatwerk geadviseerde bijzondere voorwaarden geen aanleiding en zal deze niet aan verdachte opleggen.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.328,90 voor het feit ten laste gelegd onder parketnummer 02/166041-20.
De schadeposten hebben vragen opgeroepen bij de rechtbank. De benadeelde partij was niet aanwezig op de terechtzitting van 25 november 2020 waar de vordering inhoudelijk is behandeld, zodat de schadeposten en de opgekomen vragen niet nader met hem besproken konden worden. Het schorsen van de behandeling van de zaak om op een andere terechtzitting deze vordering nader te bespreken vormt naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [Slachtoffer 3]
De benadeelde partij [Slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 5.408,35 voor het feit ten laste gelegd onder parketnummer 02/166041-20.
De schadeposten hebben vragen opgeroepen bij de rechtbank. De benadeelde partij was niet aanwezig op de terechtzitting van 25 november 2020 waar de vordering inhoudelijk is behandeld, zodat de schadeposten en de opgekomen vragen niet nader met hem besproken konden worden. Het schorsen van de behandeling van de zaak om op een andere terechtzitting deze vordering nader te bespreken vormt naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 46, 47, 57, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 1 ten laste gelegd onder parketnummer 02/158822-20;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/158822-20
feit 2 primair:medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweldpleging, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 02/166041-20
feit primair:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 (veertien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dit zou inhouden het volgen van een forensisch psychologische behandeling en urinecontroles;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [Slachtoffer 3]
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Slachtoffer 3] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Gillesse, voorzitter, I.M. Josten en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. de Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2020.
Mr. Skalonjic en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Parketnummer 02/158822-20
Feit 1hij op of omstreeks 12 januari 2020 te Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of wiet, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 1] en/of een of meer onbekend gebleven anderen, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 1] en/of een of meer anderen, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [Slachtoffer 1] en/of een of meer anderen een of meer doorgeladen vuurwapens heeft/hebben getoond, en/of die [Slachtoffer 1] en/of een of meer anderen onder schot heeft/hebben gehouden en/of vervolgens met die vuurwapen(s) op/in de richting van die [Slachtoffer 1] en/of een of meer anderen heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 primairhij op of omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een personenauto (Audi) en/of pepperspray en/of (vuur)wapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 2 subsidiair
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] op of omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een personenauto (Audi) en/of pepperspray en/of (vuur)wapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 januari 2020 te Vlissingen en/of Terneuzen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- een personenauto (Audi) te besturen in opdracht van [Medeverdachte 1] en/of pepperspray en/of (vuur)wapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen, in voornoemde personenauto te vervoeren en/of
- een of meer gesprek(ken) te voeren met verdachte [Medeverdachte 1] over het stelen van zuen (weed) en/of het rippen van [Slachtoffer 1] .
Parketnummer 02/166041-20
Primairhij op of omstreeks 5 april 2020 te Kapelle, openlijk, te weten, aan de [Adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen te weten [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 3] , door door die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 3] :
- (met een honkbalknuppel) te slaan tegen de knie en/of het gezicht en/of het lichaam, en/of
- te schoppen en/of te trappen tegen het been en/of het lichaam;
Subsidiairhij, op of omstreeks 5 april 2020 te Kapelle, [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- die [Slachtoffer 2] (met een honkbalknuppel) te slaan tegen zijn knie en/of het lichaam, en/of
- die [Slachtoffer 3] (met een honkbalknuppel) te slaan op/in het gezicht en/of het lichaam, en/of
- die [Slachtoffer 3] te schoppen en/of trappen tegen het been en/of het lichaam.

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Parketnummer 02/158822-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB1R020004
(onderzoek Ryoliet)van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 2067.
Ten aanzien van feit 2
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, betreft onderzoek Samsung J4 [Medeverdachte 1] , van 19 januari 2020, opgenomen op pagina’s 197, 203, 204 en 205 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven – :
De telefoon van verdachte [Medeverdachte 1] is onderzocht. Uit de veiliggestelde gestelde gegevens bleek het volgende:
Het WhatsApp-gesprek was met een contact [Naam] met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 12 januari 2020 om 16:44 uur vroeg [Medeverdachte 1] aan [Naam] of hij vandaag met hem kon komen praten. [Medeverdachte 1] vroeg of [Naam] hem kon helpen om personen te racen. [Medeverdachte 1] was op zoek naar zuen (wiet). [Naam] vroeg of er nog plek was in de auto. [Medeverdachte 1] gaf aan dat [Naam] mee mocht, maar dat dit niet hoefde. [Naam] kreeg toch 30% en moest iedereen connecten van [Medeverdachte 1] . [Naam] moest halve liters regelen voor [Medeverdachte 1] . [Naam] had er eentje in Zierikzee, maar [Medeverdachte 1] mocht niet zeggen dat hij [Naam] kende. Dan zou die persoon niet meer komen. Die man deed moeilijk, waarna [Medeverdachte 1] zei dat hij het kwam halen. [Naam] zei dat hij deze man ook al een keer had geraced. [Medeverdachte 1] schreef “wie [Slachtoffer 1] ” [Naam] bevestigde dat. [Naam] wilde eerst zijn lean hebben in Goes. Lean is een drankje van hoestdrank met de stoffen codeïne en prometazhine erin. [Medeverdachte 1] zei dat hij met [Naam] wilde werken en dat zodra hij de buit had, dan zou [Naam] zijn lean krijgen. [Medeverdachte 1] kende iemand waar je 10 liter kon nakken (stelen). [Naam] snapte dit, maar voor het geval het fout ging. [Naam] moest nog wel wat dingen regelen. [Medeverdachte 1] vroeg om 17:48 uur wat die [Slachtoffer 1] had gezegd. [Naam] . schreef dat die niet meer verkocht en iets moest regelen. [Naam] vroeg waar “die guy” vandaan kwam, waarop [Medeverdachte 1] antwoordde uit Vlissingen. [Naam] moest aangeven dat die man gelijk betaalde, maar eerst die zuen (wiet) wilde zien. [Naam] vroeg of hij die man toch niet ging racen, waarop [Medeverdachte 1] schreef dat hij dit wel ging doen. [Naam] schreef dat het vandaag nog wel ging lukken. [Naam] vroeg om het telefoonnummer van die persoon met die 10 liter. [Medeverdachte 1] zei dat ze die samen konden nakken. Om 18:24 uur vroeg [Medeverdachte 1] of die [Naam] gek was. [Naam] schreef “hij komt sws ook met [Naam] denk ik voor halve liter”. [Medeverdachte 1] schreef “dus AI’s ik 2 steps Op ze hoofd zet hij lan niks ik pa allees ban hem”. Met streps worden vermoedelijk in straattaal pistolen bedoeld. [Naam] antwoordde “ja dan poept die”. [Medeverdachte 1] schreef toen “pepperspray hem nog”. [Naam] schreef “Die pepperspray is kk zuur wollah”. [Medeverdachte 1] antwoordde “ewa moet hij maar afgeven”. [Naam] schreef “ik ga echt lagge als die man gekanteld word. Hij praatte zo groot vorige keer. Dat die je helemaal kapot maakt als die je ziet.” [Medeverdachte 1] schreef dat hij die man al drie keer gekanteld had. Laatst nog 5 liter lean. [Naam] vroeg of [Medeverdachte 1] het wilde filmen. [Medeverdachte 1] vroeg of die man naar Goes kon komen, waarop [Naam] schreef dat de man zijn “ribba” (rijbewijs) in beslag was genomen. [Medeverdachte 1] vroeg of die man een foto kon sturen van die wieri (wiet) en of die man ook molly pillen had. [Medeverdachte 1] wilde er “1K”(1000) of 500.
Om 20:05 uur vroeg [Medeverdachte 1] hoe het ervoor stond. [Naam] antwoordde dat het pas de volgende dag werd. Om 20:41 uur schreef [Naam] “Je kan [Naam] ”. [Medeverdachte 1] vroeg om een foto. [Naam] schreef dat [Medeverdachte 1] nu kon komen en vroeg of hij opgehaald kon worden in Zierikzee. [Medeverdachte 1] zei dat hij nu ging., waarna [Naam] een foto stuurde met daarop hennep afgebeeld. [Medeverdachte 1] vroeg om een locatie en vroeg of die man naar [Naam] kon komen op de parkeerplaats bij de [Bedrijfsnaam] . Om 20:52 uur vroeg [Medeverdachte 1] aan [Naam] of hij hem niet ging nakken, waarop [Naam] antwoordde dat hij dat natuurlijk niet zou doen. [Naam] had ook problemen met die [Slachtoffer 1] . [Medeverdachte 1] vroeg of die man met de wieri (wiet) komt, waarop [Naam] antwoordde dat die man dacht dat hij zelf kwam.
[Naam] gaf als locatie door [Adres] , waarbij er voor de flat geparkeerd moest worden. [Naam] moest van [Medeverdachte 1] zeggen dat die het niet kon vinden. [Naam] antwoordde “kzeg je eerlijk daar heeft hij schijt aan altijd man kan het nooit vinden in terneuzen”.
[Medeverdachte 1] dacht dat die man niet alleen naar buiten zou komen. [Naam] zei dat hij dat ook niet zou doen voor een halve liter (kilo). De man had aan [Naam] aangegeven dat hij met nog iemand kwam. [Medeverdachte 1] vroeg of ze konden afspreken bij de parkeerplaats bij de [Bedrijfsnaam] . [Naam] antwoordde dat de man niet met een zak wiet op die parkeerplaats wilde staan in verband met camera’s. Voor die flat was een parkeerplaats. [Medeverdachte 1] moest niet stressen, want wat kon er gebeuren. Die man ziet het nooit aankomen. [Naam] moest doorgeven dat het een uur later werd. [Naam] gaf aan dat [Medeverdachte 1] op die parkeerplaats moest doorrijden tot achter en dan staat die man daar misschien al voor die tijd. [Naam] vroeg in wat voor een auto [Medeverdachte 1] reed, die aangaf in een grijze Audi te rijden. [Naam] zei dat de man in een rode golf 3 kwam. [Naam] had die man nog nooit uit die man zijn buurt gezien. Ze spraken altijd daar af. Om 22:14 uur gaf [Medeverdachte 1] aan dat hij er over 10 minuten zou zijn. [Naam] moest zeggen dat [Naam] met iemand anders was die reed. En als hij vraagt waarom je iemand anders had gestuurd, moest [Naam] zeggen dat het zijn neef was. Want [Medeverdachte 1] wilde zeker weten dat die man de wiet bij zich had. [Naam] vroeg waarom, waarop [Medeverdachte 1] zei dat hij eerst iemand die wiet liet bekijken. [Naam] zei dat [Medeverdachte 1] niet zo moest stressen, omdat die man dacht dat [Naam] kwam, dus die had sowieso de wiet bij zich. Om 22:22 uur gaf [Medeverdachte 1] aan dat hij er stond en dat hij er heen zou lopen. Om 22:26 uur schreef [Medeverdachte 1] dat die man er niet stond. Hij had de auto geparkeerd en was er lopend heen gegaan. Hij zag geen Golf. [Medeverdachte 1] vroeg waar die man stond. [Naam] schreef dat de man helemaal achterin de parking stond in zijn auto. Het was de laatste auto, een rode Golf. [Medeverdachte 1] zei dat er geen rode Golf stond. [Naam] schreef dat die man reageerde dat het een rode Swift was. [Naam] vroeg of [Medeverdachte 1] daar nog was, waarop [Medeverdachte 1] antwoordde dat hij was weg gereden. Om 22:33 uur schreef [Medeverdachte 1] dat hij weer terug ging. [Medeverdachte 1] zei dat die man naar de busstation moest komen, want misschien stond die man daar wel met zijn bradda (broer). [Naam] schreef “ja en dan ze hebben dan toch wellou guns bij. Er is niks om te stressen die man denkt dat ik kom". [Medeverdachte 1] zei dat hij die man niet zag. [Naam] zei dat hij toch mee had moeten gaan en vroeg om een foto waar [Medeverdachte 1] stond. [Medeverdachte 1] stuurde een foto van de garageboxen en zei dat hij bij die garages was. [Naam] zei dat de man gewoon achter op die parkeerplaats staat. “Maar faka man hij staat daar gwn je hebt kaulo 2 straps gek. Wat kan er mis gaan”. Kaulo strap betekend in straattaal tering geweren. [Naam] moest doorgeven dat die man naar [Medeverdachte 1] moest komen, omdat hij hem wilde verrassen. Om 22:43 uur stuurde [Medeverdachte 1] nog een foto van de garageboxen waar hij stond. [Naam] gaf aan dat de man wilde dat er opgeschoten moest worden,, anders ging die man zo weg. [Medeverdachte 1] moest bij die man komen anders geen wiet. Om 22:49 uur stuurde [Medeverdachte 1] een en vroeg of het deze flat was. [Naam] zou wel een foto sturen van de locatie. [Medeverdachte 1] moest de [Adres] op en dan op de parkeerplaats helemaal naar achteren rijden. Zo simpel was het. Om 22:54 uur schreef [Naam] als laatste “Kil”.
Het WhatsApp gesprek was met een contact [Naam] met het telefoonnummer [telefoonnummer] .Op 8 januari 2020 om 06:27 uur stuurde [Medeverdachte 1] een bericht dat hij een optie had, maar dat [Naam] zijn facebook nodig had. Bij hem kon niet, want ze kenden hem al. [Medeverdachte 1] wilde een paar Hulst boys kantelen (beroven), ene [Naam] . [Naam] vroeg of hij een nieuwe account moest maken. [Medeverdachte 1] zei dat een nieuwe geen zin had, omdat die persoon dat ziet. Het liefst had [Medeverdachte 1] een account van een tanga (meisje) uit Hulst. [Naam] zei dat dit lastig was, maar dat zijn account wel kon. Ahmed schreef dat hij [Naam] gekanteld had, maar dat dit verkeerd gelopen was. [Naam] vroeg wat er was gebeurd. [Medeverdachte 1] antwoordde dat hij in plaats van ene halve kilo maar 250gram had gepakt, omdat die fliker maar 1 tas had mee genomen. [Naam] zei dat dit beter was dan niks. [Medeverdachte 1] schreef dat die persoon wel rende. [Medeverdachte 1] wilde dadelijk richting Hulst gaan, omdat daar veel te halen was. [Naam] schreef “met die ganoe". Met Gan(n)oe wordt in de straattaal vermoedelijk een geweer bedoeld. [Medeverdachte 1] antwoordde daarom ja. En vroeg of [Naam] nog iemand wist. [Naam] schreef dat hij niemand wist, omdat hij daar al lang niet was geweest. Hij wist nog wel een Turk, waarop [Medeverdachte 1] schreef “welke voerkan". [Naam] noemde de naam [Naam] . [Medeverdachte 1] vroeg wat [Naam] van deze persoon wist, want dan zou hij hem die dag nog kantelen. [Naam] stuurde een foto, waarna [Medeverdachte 1] aangaf dat deze persoon een tester wilde die [Medeverdachte 1] zo gaan brengen. Wieri (wiet) gaat ze maar van iemand anders die geeft hem die tester. [Medeverdachte 1] zou hem kantelen en dit aan [Naam] laten weten. [Naam] kwam nog met de naam [Naam] , maar deze persoon deed [Medeverdachte 1] niet, omdat [Naam] een klant van hem was.
Op 12 januari 2020 om 21:18 uur schreef [Medeverdachte 1] dat er in Hulst mensen zijn met zuen (wiet) en dat hij ze wilde rippen. [Medeverdachte 1] vroeg “Ben je aan”, waarop [Naam] reageerde “Ja tog maar Ben [Naam] . [Medeverdachte 1] kwam hem halen en [Naam] moest [Naam] contacten. [Naam] moest aan [Naam] vragen of die een halve liter (kilo) kon fiksen. [Naam] wilde het telefoonnummer hebben. [Medeverdachte 1] schreef “ik neem je nu mee OP. Een ganga.” [Naam] wist dit. [Medeverdachte 1] schreef dat hij “ [Slachtoffer 1] ga ik nakken van halbe liter zuen”. [Medeverdachte 1] kwam naar hem toe, waarop [Naam] vroeg hoe laat [Medeverdachte 1] er zou zijn. [Medeverdachte 1] stuurde zijn locatie naar [Naam] (zie punt 1 bij GPS). [Medeverdachte 1] zei dat [Naam] zich warm moest aankleden, omdat ze ergens gingen wachten tot ze die persoon konden pakken. [Naam] vroeg of dat ding zeker was. Om 21:26 uur stuurde [Medeverdachte 1] het bericht dat hij bij de tol stond en schreef dat [Naam] die [Naam] moest connecten. [Naam] moest paraat staan. Om 21:50 uur schreef [Medeverdachte 1] dat [Naam] moest komen.
Het WhatsApp gesprek was met een contact [Medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 9 januari 2020 om 18:01 uur schreef [Medeverdachte 1] dat hij wat aan het fiksen was, een race van 3 a 4 liter. [Medeverdachte 2] schreef dat hij ook met iets bezig was, iets van 1-2 maar probeerde meer te regelen. [Medeverdachte 1] schreef dat hij de dag ervoor een halve had gepakt, waarop [Medeverdachte 2] antwoordde met “lekker man”. [Medeverdachte 2] schreef dat hij die man probeerde over te halen voor 10, maar hij moest niet te hongerig doen. Anders zou die man dat merken. [Medeverdachte 2] zei dat het beter was om in een keer wat meer te doen, anders konden ze vier keer in de week mensen gaan racen. Mogelijk werd met racen bedoeld het rippen/beroven van leveranciers van hennep. Op 11 januari 2020 om 14:48 uur schreef [Medeverdachte 1] “je moet dadelijk ook al neem je die halve. Zeggen dat je moet pinnen. Pakken en longen Kan ook. We kunenen ook deze [Naam] ”. Vervolgens stuurde [Medeverdachte 1] een foto van een enveloppe met geld.
Op 12 januari 2020 om 13:09 uur stuurde [Medeverdachte 2] dat hij dadelijk een mannetje ging voegen op
snapchat en dat hij met die man ging praten. Misschien dat deze man wel te lokken was. Maar deze man accepteerde het nog niet in ieder geval. [Medeverdachte 2] had er twee gevoegd. [Medeverdachte 1] schreef dat hij er ook eentje had via wikr. Om 15:43 uur vroeg [Medeverdachte 1] waar [Medeverdachte 2] was, die aangaf bij zijn oma te zijn. Hij bleef daar eten. Om 17:12 uur schreef [Medeverdachte 1] “ik heb paar opties. We gaan 2mans ff aanpakken”. [Medeverdachte 1] stuurde een schermafbeelding van een WhatsApp gesprek dat [Medeverdachte 1] tussen 17:07 uur en 17:10 uur gehad heeft met het contact [Naam] schreef in dat gesprek dat hij genoeg mensen kende die zij konden racen. [Medeverdachte 2] vroeg “Waar”, waarbij [Medeverdachte 1] schreef “overkant”. [Medeverdachte 2] schreef dat hij [Medeverdachte 1] na het eten zou komen ophalen. Om 17:49 uur vroeg [Medeverdachte 2] of het nog door ging. [Medeverdachte 1] schreef om 18:04 uur “miss 2 races. 1 in zzee. 2de in terri. Allebei halve liter. Dus liter intotaal”. [Medeverdachte 2] ging kijken of er geen politiecontroles waren. [Medeverdachte 1] zei dat ze met zijn tweeën gingen. Om 18:25 uur schreef [Medeverdachte 1] “neem spray mee”. [Medeverdachte 2] vroeg “Balharen of gwn normale g?" [Medeverdachte 1] antwoordde “ene dave”. [Medeverdachte 1] stuurde een foto van een zakje met hennep. Om 18:34 schreef [Medeverdachte 1] “ik Ben echte nak aan het regelen.” [Medeverdachte 2] zei dat hij er honger van kreeg. Om 18:45 uur stuurde [Medeverdachte 1] en audio bericht over zijn handschoenen die nog in de auto van [Medeverdachte 2] lagen. Om 19:09 uur schreef [Medeverdachte 1] dat hij de man zijn nummer naar [Medeverdachte 2] stuurde, omdat de man het niet vertrouwde. Om 19:15 uur stuurde [Medeverdachte 2] een bericht dat hij bijna klaar was en dan het ding pakken en daar wat weg zetten. [Medeverdachte 1] vroeg welk ding, waarop [Medeverdachte 2] antwoordde met “spray”. [Medeverdachte 1] schreef dat zze (Zierikzee) morgen was en dat Terneuzen zo dadelijk was. Om 19:56 uur schreef [Medeverdachte 2] dat hij er was, waarop [Medeverdachte 1] antwoordde dat hij erana kwam. Om 22:24 uur schreef [Medeverdachte 1] “en??”.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] van 7 juli 2020, opgenomen op pagina’s 1718 tot en met 1723 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven – :
p. 1718
V= Waarom nam jij contact op met [Verdachte] ?
A= Gewoon. Ik dacht dat hij misschien wel wat wilde gaan verdienen.
V= Vervolgens schreef jij “Ben je aan”, waarop jij antwoordde “Ja tog maar Ben [Naam] ”. Jij schreef “ [Naam] enzo. Ik kom je halen. Conect [Naam] ”. [Verdachte] schreef toen “hit Ike" (bijlage 23, bladzijdes rechts onderin 1177 en 1178). Wat bedoelde jij met jouw eerste zin “Ben je aan”?
A= Of hij mee wou.
p. 1719
V= Vervolgens schreef jij “ [Slachtoffer 1] ga ik nakken van een halve liter zuen”, waarop [Verdachte] antwoordde met “Oooh” (bijlage 25, bladzijdes rechts onderin 1180 en 1181). Wie werd er hier met [Slachtoffer 1] bedoeld?
A= [Slachtoffer 1] .
V= Wat betekent het woord “nakken”?
A= Af pakken.
V = Waarom moest [Verdachte] met jou mee gaan?
A= Zoals ik al zie, misschien wilde hij wat bij verdienen.
V= Maar jullie waren al onderweg met zijn tweeën. Als je dan een derde erbij haalt, dan moetje de buit toch door meer mensen verdelen?
A= Dat gun ik hem toch.
p. 1720
A= Dat de chauffeur zou gaan kopen.
V= Wie bedoelde jij met “driver”?
A= [Medeverdachte 2] .
p. 1723
V= Wat bedoelde jij met “dus al's ik 2 streps OP ze hoofd zet. Hij lan niks ik pak allees ban hem”?
A= Dat ik twee pistolen op zijn hoofd zou zetten en dan alles zou pakken.
V= Op wie zijn hoofd?
A= Op [Slachtoffer 1] natuurlijk.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] d.d. 10 juni 2020, opgenomen op pagina’s 1572 tot en met 1575 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende– zakelijk weergegeven – :
p. 1572
V: Dus zou je ons zo gedetailleerd mogelijk kunnen vertellen waarom jullie naar Terneuzen kwamen en wat jullie daar van plan waren om te gaan doen?
A: Ik was de chauffeur. We zijn toen naar daar gegaan. We kwamen aan. Er was niets. We waren alweer onderweg naar huis.
V: Maar waarom waren jullie daar?
A: Ik dacht snel een graantje mee te pikken.
V: Van wat?
A: Ik wilde iets mee pikken van wiet.
V: Hoe dan?
A: Oneerlijk.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Door het mee te nemen zonder te betalen.
p. 1573
V: Wie had jou benaderd om mee te gaan dan?
A: Ik heb er zelf om gevraagd.
V: Aan wie?
A: Ik had dat aan [Medeverdachte 1] gevraagd.
V: Maar als jij het niet aan [Medeverdachte 1] had gevraagd, hoe zou hij anders dan naar Terneuzen zijn gegaan.
A: Dat weet ik niet.
V: maar hoe kwam [Medeverdachte 1] dan bij jou?
A: Ik had een paar dagen van te voren al een balletje opgegooid.
V: Waarom had jij dat balletje opgegooid.
A: Ik kon dat goed gebruiken.
V: Wat is “dat”?
A: Geld
p. 1574
V: Dus jullie wilden iemand zijn wiet afpakken. Wie ging dat doen?
A: ie andere twee. Ik was de chauffeur.
V: Jullie wilden die wiet afpakken. Wat hadden jullie mee genomen om jullie doel te behalen om dat af te dwingen?
A: Ik heb pepperspray mee genomen.
V: Wat word er bedoeld met “streps”?
A: Dat zijn pistolen.
V: Waarom had jij pepperspray mee genomen?
A: Ik had zelf aangeboden om dat mee te nemen. Dat heeft niemand mij gevraagd.
V: Maar waarom had jij dat mee, als jij alleen moest chauffeuren?
A: Iets van veiligheid. Je weet maar nooit.
p. 1575
V: Wat was jou beloofd wat jij zou krijgen om mee te gaan?
A: Minimaal 200,- euro. Dit kon ik wel gebruiken.
V: Wie had jou dat aangeboden?
A: Ik zou dat van hun krijgen.
V: Je zei net dat jij die maat van [Naam] ie niet kende. Jij wist toen jij vanuit Vlissingen vertrok dat jullie wiet gingen stelen. Dus van wie kreeg jij het allemaal te horen?
A: Ik wist het al, voordat ik vertrok.
V: Van wie dan?
A: De enige met wie ik contact had, was [Naam] .
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 november 2020, inhoudende– zakelijk weergegeven – :
[Medeverdachte 1] heeft mij gevraagd om mee te gaan. Ik wist dat het plan was om ‘ [Slachtoffer 1] ’ te beroven van een halve kilo wiet in Terneuzen. Ik zou als bewaker meegaan, omdat ik groot ben.
Als beloning zou ik 50 gram wiet krijgen. Ik zou dan een deel zelf kunnen verkopen. Ik ben door [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] met de auto opgehaald. Ik zag het eerste wapen voor het eerst in de auto. Het betrof een nepvuurwapen. Vervolgens zijn we naar de afgesproken plek gereden. In de auto hebben we het plan besproken. De chauffeur, medeverdachte [Medeverdachte 2] , zou de wiet zogenaamd kopen. [Medeverdachte 1] zou [Slachtoffer 1] met de wapens bedreigen en ik zou de zak wiet pakken. Nadat we zijn beschoten, zijn we samen weggereden in de richting van het tankstation. Ik ben bij het tankstation uitgestapt en ik heb daar de twee nepvuurwapens weggegooid in de bosjes.
Parketnummer 02/166041-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020114889 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 37.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 2] d.d. 7 april 2020 (met fotobijlage), opgenomen op pagina’s 6 tot en met 9 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op zondag 5 april 2020 omstreeks 19:35 uur liep ik samen met twee andere personen bij de ingang van het parkeerterrein bij de woonunits van het [Naam] aan de [Adres] te Kapelle. Ik liep daar met de beheerder van het wooncomplex [Naam] en met [Slachtoffer 3] . Ik zag dat er een witte personenauto het terrein op kwam rijden. Ik zag dat er twee mannen uit de auto stapten. Een van de mannen herkende ik uit mijn werkverleden. Deze man is genaamd [Naam] . Hij was samen met zijn zoon [Verdachte] .
Wij zijn met zijn drieën over het parkeerterrein naar deze mannen toegelopen. Zonder iets te zeggen werd ik plotseling geslagen Ik voelde hierdoor veel pijn waardoor ik door mijn benen zakte en op de grond viel
.Ik zag dat [Naam] de honkbalknuppel in zijn rechterhand vasthield. Nadat ik was geslagen, zag ik dat [Slachtoffer 3] tevoorschijn kwam. Ze hebben mij gelaten en ik zag en hoorde daarna dat ze zich botvierden op [Slachtoffer 3] . Ik zag dat
[Slachtoffer 3]op het hoofd en gezicht werd geslagen. Ik heb nog steeds veel pijn aan mijn been.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 3] d.d. 7 april 2020, opgenomen op pagina’s 10 ten 11 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op zondag 5 april 2020 omstreeks 19:35 uur liep ik samen met twee andere personen bij de ingang van het parkeerterrein bij de woonunits van het [Naam] aan de [Adres] te Kapelle. Ik liep daar met de beheerder van het wooncomplex [Naam] en met [Naam] . Ik zag dat er een witte personenauto het terrein op kwam rijden. Ik zag vervolgens dat er twee mannen uit de auto stapten. Wij zijn met zijn drieën over het parkeerterrein naar deze mannen toegelopen. Ik voelde dat ik werd geraakt op mijn hoofd. 1 keer op mijn voorhoofd bij mijn haargrens, 1 keer op mijn linkerwang onder mijn oog en 1 keer tussen mijn lip en neus aan de rechterkant van mijn gezicht. Door de pijn die ik voelde en de kracht van de klappen, ben ik op de grond gevallen. Terwijl ik op de grond lag, voelde en zag ik dat beide mannen tegen mijn rechterbeen schopten. Beide mannen waren ontzettend agressief.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 14 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Wij, verbalisanten [Verbalisant] en [Verbalisant]
,zagen een persoon [Slachtoffer 3] , geboren op [Geboortedag slachtoffer 3] -1978 te [geboorteplaats slachtoffer 3] , met verwonding in het gezicht. Wij zagen dat er op de linkerwang van [Slachtoffer 3] een wond zat.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte [Verdachte] d.d. 30 april 2020, opgenomen op pagina’s 29 en 30 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
V: Op zondag 05 april 2020 omstreeks 19:55 uur zijn er twee mannen mishandeld aan de
[Adres] te Kapelle. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ik ben naar Kapelle gegaan. Mijn zoon heeft een telefoontje gekregen van een vriend dat er iets aan de hand is met hem. Ik en mijn zoon zijn samen naar Kapelle gereden en daar heb ik met [Naam] gesproken. We praten en schreeuwden tegen elkaar en ik vroeg wat er gebeurd is met die vriend van mijn zoon. Toen schreeuwden we tegen elkaar en toen kwam er iemand op mij af met zijn handen op mij af. Ik draaide mij om en ik heb hem geslagen. Het was niet [Naam] , ik ken die man niet. Ik heb hem een kopstoot gegeven, met mijn hoofd tegen zijn hoofd. Hij viel om en ik liet hem gewoon liggen en ik ben weggelopen.
V
:Wie is [Slachtoffer 3]
?A
:Ik heb deze jongen geslagen. Hij rende naar mij toe met zijn handen naar mij toe en toen heb ik hem geslagen met de vlakke hand.
V: [Naam] is geschopt en geslagen met een honkbalknuppel. Wat kunt u hierover verklaren?
A
:Ik heb hem alleen een kopstoot gegeven
.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden), opgenomen op pagina 16 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op de verstrekte beelden is zichtbaar dat op 05 april 2020 om 19:45 uur er een wit voertuig de parkeerplaats, gelegen aan de [Adres] te Kapelle, oprijdt. Twee personen stappen uit dit witte voertuig. De ene persoon is gekleed in donkere broek en rode bovenkleding, de andere in een lichtgekleurd T-shirt en korte broek. De twee personen zijn aan het vechten met minimaal twee andere personen.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 november 2020, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Mijn zwager was door Bulgaarse mensen hardhandig aangepakt en zijn bankpas en ID-kaart waren door hen gestolen. Ik ben met mijn vader naar de [Adres] in Kapelle gegaan om zijn bankpas en ID-kaart terug te halen. Het is uitgelopen op duwen en trekken. Ik had een honkbalknuppel meegenomen. Ik heb met de honkbalknuppel in de richting van die mannen gezwaaid, bedoeld om ze bang te maken.