ECLI:NL:RBZWB:2020:6184

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_8807 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor Bed en Breakfast

Op 10 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een aangrenzend perceel, een voorlopige voorziening vroegen tegen de omgevingsvergunning die was verleend aan vergunninghouder voor de realisatie van een Bed en Breakfast. De verzoekers stelden dat zij een spoedeisend belang hadden bij schorsing van de vergunning, omdat de Bed en Breakfast inmiddels was gerealiseerd en in gebruik was genomen. Ze gaven aan hinder te ondervinden van overlast door bezoekers, waaronder stemgeluiden, parkeeroverlast en inbreuk op hun privacy. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de door verzoekers ervaren overlast niet zo ernstig was dat zij de beslissing van de rechtbank op hun beroep niet konden afwachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat er geen sprake was van onverwijlde spoed. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8807 WABO VV

uitspraak van 10 december 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoekers], te [woonplaats verzoekers], verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder.

Als derde partij is vergunninghouder [naam vergunninghouder] aangemerkt.

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 augustus 2020 (bestreden besluit) inzake de aan [naam vergunninghouder] verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een Bed en Breakfast op de locatie [adres perceel] te [plaats perceel]. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenr. 20/8810 WABO.
Zij hebben op 6 oktober 2020 tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder procedurenr.+ 20/8807 WABO.
Op 30 oktober 2020 is namens de voorzieningenrechter aan verzoekers gevraagd om de spoedeisendheid van hun verzoek te onderbouwen.
Bij faxbericht van 5 november 2020 hebben verzoekers hierop gereageerd.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekers wonen op het aangrenzende perceel [adres aangrenzend perceel] en hebben in hun verzoek aangegeven dat zij een spoedeisend belang hebben bij schorsing van de omgevingsvergunning omdat de Bed en Breakfast inmiddels is gerealiseerd en in gebruik is genomen;
3.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu verzoekers beroep bij de rechtbank hebben ingediend, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een beslissing van de rechtbank op dat beroep.
3.2
Deze vraag is op 30 oktober 2020 ook aan verzoekers voorgelegd en hun antwoord luidde dat door het steeds intensievere gebruik van de Bed en Breakfast de overlast die zij nu al onder vinden, verder zal toenemen. Zij hebben daarbij gewezen op de stemgeluiden van de bezoekers en de parkeeroverlast. En het steeds wisselende gebruik dat een Bed en Breakfast met zich brengt, geeft hen een onveilig gevoel. De bezoekers lopen vlak langs de zij- en achterkant van hun woning/tuin, aldus verzoekers. Daarnaast zijn zij van mening dat hun privacy ernstig wordt aangetast omdat de gebruikers van de Bed en Breakfast direct zicht op hun woning hebben. Ten slotte hebben verzoekers ook nog aangegeven dat zij veel hinder ondervinden van de vuurkorf c.q. de stookplaats omdat de bezoekers uitdrukkelijk worden uitgenodigd om daar gebruik van te maken.
3.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door verzoekers ondervonden overlast en de door hen gevreesde toename van die overlast niet dermate ernstig dat zij de beslissing van de rechtbank op hun beroep niet kunnen afwachten. Het perceel van vergunninghouder heeft een woonbestemming en de Bed en Breakfast vindt plaats in een bijgebouw. Van een gebruik van de woning op dit perceel conform de bestemming, waarbij de bewoners met enige regelmaat gasten ontvangen (die niet blijven slapen), zouden verzoekers ook overlast en hinder kunnen ondervinden. Dergelijk gebruik leidt ook tot extra stemgeluiden, extra parkeerbewegingen en mogelijk gebruik van de vuurkorf en dat zouden verzoekers ook moeten dulden. Verzoekers moet worden toegegeven dat de intensiteit van de door hen gevreesde overlast groter kan zijn ten gevolge van de vergunde Bed en Breakfast, maar mede gelet op de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onomkeerbaar zijn. Daarbij is ook in aanmerking genomen dat, indien uiteindelijk het oordeel van de bodemrechter luidt dat het verlenen van de omgevingsvergunning onrechtmatig was, en verzoekers daardoor schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt, zij die schade kunnen claimen. Dit betekent dat geen sprake is van onverwijlde spoed in vorenbedoelde zin.
4. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen. Gelet hierop is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
Openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nlop 10 december 2020.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.