Op 10 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een aangrenzend perceel, een voorlopige voorziening vroegen tegen de omgevingsvergunning die was verleend aan vergunninghouder voor de realisatie van een Bed en Breakfast. De verzoekers stelden dat zij een spoedeisend belang hadden bij schorsing van de vergunning, omdat de Bed en Breakfast inmiddels was gerealiseerd en in gebruik was genomen. Ze gaven aan hinder te ondervinden van overlast door bezoekers, waaronder stemgeluiden, parkeeroverlast en inbreuk op hun privacy. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de door verzoekers ervaren overlast niet zo ernstig was dat zij de beslissing van de rechtbank op hun beroep niet konden afwachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat er geen sprake was van onverwijlde spoed. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot.