11.3Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als pagina 48 tot en met 66 in het eindproces-verbaal nr. PL2000-2016168936 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Verbatim opgenomen telefoongesprekken tussen aangeefster [Slachtoffer] e/v [Naam] en verdachte [Verdachte] .
A: Aangeefster
V: Verdachte
maandag 08-08-2016 om 08.24 uur opnameduur 2 minuten en 7 seconden.
V: met [Verdachte]
A: hallo
V: hallo, laten we het nou zo gaan of wat
A: Ja, weet ik veel, ik heb geen idee
[stilte]
A: laten we het nou zo gaan, laat je hem gewoon staan daar?
[stilte]
V: ja, nee u ken ook niks meer regelen
A: ik kan niks regelen. Dat heb ik je al duizend keer gezegd. IK KAN NIKS MEER
REGELEN, ECHT NIET. Ik heb iedereen leeggeplukt. Ik wordt de godganse dag gebeld door mensen en mailtjes waar hun geld blijft. Hoe kan ik nou weer meer regelen. Ik zou het echt niet weten hoor, echt niet.
? stilte-
A: Ik heb al vaker gezegd, ik ben een oud mens, met oude vrienden en kennissen. Die al hun vakantiegeld en alles aan mij hebben uitgeleend met de belofte dat ze het
onmiddellijk terugkregen. En niemand krijgt iets terug. En dan moet ik nog maar weer meer gaan zoeken. Ik ken, ik ken gewoon niemand meer.
maandag 08-08-2016, om 12.21 uur.
V: met [Verdachte]
A: nou hing jij weer op
V: maar,
A: ik verstond je niet eens, dan en toen hing je op
V: Ja, u zegt d'r is geen mogelijkheid, is er ineens helemaal geen mogelijk meer, ik
zei dan zijn we klaar toch. Toen heb ik opgehangen??
A: En kan jouw familie je ook niet redden? Als dat, als dat nou, nou je hele redding
betekend?
V: Nee, die hebben me echt wel veel gegeven, u gelooft het toch niet, die hebben me echt wel veel gegeven.
A: Ja, dat weet ik wel maar ik heb maar een familielid en die heeft ook al zoveel
gegeven en m'n neven en nichten en weet ik wie hebben allemaal zoveel gegeven. Van je familie moet je het toch hebben op een gegeven moment. Maar hoe weet je dat nou zo zeker dat dat morgenochtend terug is?
V: Dat weet ik gewoon heel zeker, dat weet ik gewoon heel zeker, [onverstaanbaar] ja, maar ik zeg gewoon, want 't is nou al [zucht] [onverstaanbaar], dan weet ik gewoon zeker dat het morgenochtend terug is.
A: Ja maar dat heb je al zo vaak gezegd, weet je dat
V: ja, nee maar dat is
A: je weet het altijd zeker en 100% zeker en 300% zeker en weet ik hoeveel procent
zeker en het is nooit waar, dus hoe weet je dan nu dat het wel waar is.
V: ik weet dat het waar is, die andere keer die gezegd is en die [onverstaanbaar] zei
toen [ onverstaanbaar] ziek [onverstaanbaar] nou in elk geval [onverstaanbaar] zeker, het is, het is gewoon de laatste hoop klaar
A: 't gewoon?
V: de laatste hoop, ik heb al zoveel gehaald, ik heb op de 1400 euro gehaald op het
midden van de week dus 1600 nou al
A: ja
V: laatste hoop
A; nou das wel een dure hoop want ik heb ze niet, [snif] oke [zucht][snif], was het
600 he. Ik dacht dat je zei 400.
V: nee, 600
A: mm oke ja, ik heb ze niet
v: dan euh, als u het niet heb, ik heb het niet, klaar, dan is het einde verhaal
A: Maar ik heb ze sowieso niet, want ik heb ze al duizenden keren uitgelegd dat ik
nooit geld heb gehad, dat ik maar duizend euro per maand binnen krijg
V: Ja weet ik, weet ik
A: en dat ik van m'n dochter heb gebruikt en m'n vakantiegeld en haar vakantiegeld en weet ik veel, dus hoe kun je veronderstellen dat ik het heb? D'r zijn vast wel rijkere mensen dan ik.
V: maar die ken ik dus nie [onverstaanbaar]
A; ik ook niet.
V: dan blaas ik alles af
A; wablief
V: ik zeg dan blaas ik het, dan moet ik hem afmelden
A: nou je zeg dat je het tot twee uur, drie uur dat je het hebt gereserveerd, dus waarom zou je het afbellen? Probeer nog maar wat.
V: wat zei u?
A: Ik zeg probeer nog maar wat
V: Ja, ik kan niets meer proberen, dat vraagt u steeds probeer nog maar wat, maar dat kan ik niet meer.
A: En die kerels die jou dat geld hebben beloofd, die jij die dingen had verkocht
enzo, zijn die nog steeds in het buitenland.
V: Ja, als ik al die opties niet al had gehad, had ik u niet lastig hoeven vallen
A: Dus die verdwijnen alsmaar in het niet, die kerels, die beloven jou van alles en
die verdwijnen dan?
V: Ja, je ken nou wel, we kennen nou wel, het gaat nou gewoon om de 600, kent u dat ja of nee
A: Ik ken het nu niet nee
V: wat zei u?
A: Ik kan het nu niet nee, ik heb het niet
V: nou ja dan moet ik hem afbellen
A: Ja nou ik vind het heel erg., dan ga jij d'r ook aan en ik ook, dag [Verdachte] .
gesprek woensdag 24-08-2016, om 11.37 uur opnameduur 16 minuten en 5 seconden
2x kiestoon
V: met [Verdachte]
A: breng je mij die brief terug of niet?
V: Ja waarom, daar staat euh in euh. Dat ik betaald heb.
A: Dat?
V: dat ik betaald heb
A: Ja
A: Das dus niet waar dat is dus hartstikke leugen. Daar heb je mij toe gedwongen, dat ik die brief zou schrijven.
V: Ik heb u helemaal nergens toe gedwongen. (…)
A: Je komt vast ik de hel. En ik zweer bij mijn moeder dat jij daar naar toe gaat. Je
hebt het bij het graf van je moeder gezworen dat je het met mij helemaal goed zou
maken en dat je die 130.000 zou betalen. En dan ga je nu zeggen, en dan ga je nu
zeggen dat..
V: Ik heb, ik heb gezworen dat ik u gewoon per maand zou terugbetalen ja en toen wou ik het gewoon allemaal met u regelen. (…)A: En als jij zegt dat je een brief hebt verscheurd en je laat hem mij verscheuren in
jouw bijzijn. Is dat dan geen oplichting als je dan later zegt ik heb die brief.
V: ik zeg net toch dat ik u niet wil oplichten
A: Nou dat doe je wel als je die brief niet aan mij terug geeft.
V: Nee, want wat doet u dan? Dan daagt u mij.
A: ik ken het woord dagen niet eens. Het heet dagvaarden
V: Ja nou hetzelfde
A; Nou ja oke, maar ik daag jou uit dat jij die brief terugbrengt. Of in een brieven,
of in een enveloppe stopt en aan mij opstuurt. Maar ja dan heb je hem toch weer
gekopieerd dus daar schiet ik ook niks mee op. En dat ding heb jij mij laten
schrijven, omdat jij iemand had die jou van alles af wou helpen als jij geen schulden
had. En dan ging hij jou geld geven en dat geld was voor mij. En wanneer was dat, dat was dit jaar. En dan ging jij naar Duitsland. En je hebt met die vrouw gebeld. En
weer met die man, die norse man. En daar moest ik die brief voor schrijven, want
anders kreeg je dat geld niet van hem. En daar heb je mij toe gedwongen om die brief te schrijven. En toen zei je ik breng u die brief terug, dan kunt u hem verscheuren.
En dat heb ik toen gedaan en nou zeg je dat je die brief hebt. Ben je dan geen
oplichter? Is dat niet oplichten?
V: Nee
A: wat is dan oplichten?
V: oplichten is alles ontkennen en euh en telefoonnummer veranderen en weggaan en adressen. U heeft van mijn alles.
A: Ja, nou en. Je hebt van mij ook alles. En je hebt me alles afgepakt wat ik had.
V: Ik heb u nie alles afgepakt.
A: ACH [Verdachte] toch. Je het me alles afgepakt, ik heb niks meer.
V: Ja nou, dat heb u allemaal zelf gedaan. Ik heb u niet alles afgepakt.
A: nee, nee, je hebt er wel om gesmeekt en gevraagd. En het moet.
V: Ik heb gesmeekt en gevraagd en het moest.
A: het moet, het moet. Ik moet nog zoveel hebben, want anders hebben we niks. En u moet er voor zorgen. En kunt u het niet aan [Naam] vragen. En u kunt het toch wel aan die buurman vragen. En ik zeg nee, die ken ik nauwelijks. Ja nou die kent u wel, want die woont al jaren naast u. Vraagt u het toch aan die buurman. En zo ging jij met mij om.
V: Ja, jaja, jaja tuurlijk. Nou kijk dat is dus allemaal dus wat ik. Nah ik euh ik ga
d'r nie mee akkoord.