3.1Tussen partijen staat het volgende vast:
- [eiseres] is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;
- op 25 september 2006 is er tussen [eiseres] en [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het gehuurde. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] (versie juni 2005);
- in de algemene voorwaarden is onder andere opgenomen dat hij het gehuurde als een goed huurder betaamt dient te onderhouden (6.3), dat hij geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken (6.6), verplicht is om schade aan het gehuurde te voorkomen (6.8) en dringende werkzaamheden dient toe te staan (8.1);
- in de allonge bij de huurovereenkomst is opgenomen dat het gehuurde een kluswoning betreft, zodat [eiseres] geen onderhoud aan het gehuurde uitvoert en geen centrale verwarming of badkamer in het gehuurde plaatst;
- met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de totale huurprijs € 225,64 per maand;
- op 13 maart 2020 heeft er door [eiseres] een controle plaatsgevonden in het gehuurde, waarbij een onveilige situatie met betrekking tot de geiser, de gaskachel, de plafonds en de elektra is vastgesteld;
- op 24 maart 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] aangeschreven in verband met de voornoemde situatie en aangegeven dat zij de gebreken wil verhelpen en dat zij in overleg met hem contact opneemt met de GGZ ten behoeve van [gedaagde] ;
- op 14 april 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] aangeschreven, omdat zij geen toegang kreeg tot de woning en heeft zij [gedaagde] verzocht daar alsnog medewerking toe te verlenen;
- op 20 april 2020 heeft de Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, een proces-verbaal opgemaakt, waarin wordt aangegeven dat [eiseres] de toegang tot het gehuurde werd geweigerd, dat assistentie is ingeroepen wegens de daarbij ontstane commotie en dat uiteindelijk door de verbalisanten besloten is de woning binnen te treden;
- op 21 april 2020 bericht mevrouw [naam 2] van [naam 3] dat er sprake is van een zeer slechte situatie op het gebied van veiligheid en elektra in het gehuurde;
- op 4 mei 2020 kondigt [eiseres] aan [gedaagde] een huisbezoek aan op 7 mei 2020;
- naar aanleiding van het voornoemde huisbezoek is een bouwkundig rapport opgesteld, waarin diverse gebreken worden vastgesteld. Op grond van het rapport dienen sloten, vloeren, wanden, plafonds en deuren te worden hersteld of vervangen. Opgemerkt wordt dat de gaskachel en geiser inmiddels zijn gekeurd en in orde zijn bevonden;
- op 16 juni 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek bij de GGZ Breburg in Waalwijk. Dit gesprek is uiteindelijk niet doorgegaan;
- op 29 juni 2020 worden overlastklachten gerapporteerd van omwonenden van het gehuurde;
- op 30 mei 2020 heeft de Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, een proces-verbaal opgemaakt, waarin wordt aangegeven dat zij wegens overlast van stank en geluid uit het gehuurde zijn opgeroepen;
- op 28 juni 2020 heeft de Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, een proces-verbaal opgemaakt, waarin wordt aangegeven dat zij zijn opgeroepen wegens geluidsoverlast en dat zij deze overlast ook zelf hebben ervaren op locatie;
- op 1 juli 2020 heeft de Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, een proces-verbaal opgemaakt, waarin wordt aangegeven dat zij zijn opgeroepen omdat [gedaagde] in de voortuin van zijn woning met een zwaard stond. Hierover is ook meerdere malen geklaagd door omwonenden;
- op 2 juli 2020 heeft de Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, een proces-verbaal opgemaakt, waarin wordt aangegeven dat zij assistentie hebben verleend omdat [gedaagde] onwel was geworden;
- vanaf 3 juli 2020 biedt [eiseres] aan [gedaagde] aan om in een andere woning opnieuw te starten;
- op 30 juli 2020 heeft de gemachtigde van [gedaagde] onder andere aangegeven dat niet op het aanbod wordt ingegaan;
- op 11 november 2020 heeft de Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, een proces-verbaal opgemaakt, waarin wordt aangegeven dat de politie is langsgegaan bij het gehuurde wegens overlast;