3.5Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de realisatie van de twee-onder-één kap woning ten tijde van het nemen van het bestreden besluit paste binnen de meest actuele planningslijst woningbouw. Dat leidt tot de conclusie dat het college ten behoeve van de aanvraag van vergunninghouder ten onrechte geen verklaring van geen bedenkingen heeft gevraagd van de gemeenteraad.
4. Nu er geen verklaring van geen bedenkingen is verleend, was het college niet bevoegd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo de omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
De rechtbank komt als gevolg daarvan niet toe aan de bespreking van de overige gronden van eiser.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Gelet op de aard van het gebrek ziet rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Naast het feit dat het college bij het nemen van het nieuwe besluit deze uitspraak in acht dient te nemen, geeft de rechtbank het college ten overvloede in overweging daarbij ook acht te slaan op de beroepsgronden van eiser in deze procedure, zoals de grond inhoudende dat het college ten onrechte heeft nagelaten om de contra-expertise van de heer Stegenga van “Werkplaats voor stedenbouw” van 1 augustus 2019 voor een reactie voor te leggen aan [naam bureau] .
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank zal het college daarnaast veroordelen tot betaling van de door eiser gevraagde vergoeding van verletkosten voor het bijwonen van de zitting tot een bedrag van € 67,50, bestaande uit 1,5 uur verlet à € 45,00 per uur. Eiser heeft het uurloon onderbouwd door middel van een factuur.
Eiser heeft tot slot gevraagd om vergoeding van de kosten van een deskundige tot een bedrag van € 1.082,95 voor het opstellen van een stedenbouwkundige rapportage door Stegenga. Deskundigenkosten komen voor vergoeding in aanmerking als het inschakelen van een deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Gelet op het feit dat het bestreden besluit onder meer gebaseerd was op de ruimtelijke onderbouwing door [naam bureau] , heeft eiser er naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat inschakeling van een deskundige voor hem een relevante bijdrage zou kunnen leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. De rechtbank acht het inschakelen van Stegenga dus redelijk en beoordeelt de gemaakte kosten als niet onredelijk. De rechtbank zal het college dus ook veroordelen tot de gevraagde vergoeding van de deskundigenkosten.
Samengevat zal de rechtbank het college veroordelen tot vergoeding aan eiser van de door hem gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 2.200,45 (€ 1.050,00 + € 67,50 +
€ 1.082,95).