ECLI:NL:RBZWB:2020:6343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_680
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening indicatie zorgzwaartepakket op basis van Wet langdurige zorg na bezwaar van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiser had in 2011 een indicatie gekregen voor zorgzwaartepakket VG03 op basis van de AWBZ, welke in 2015 werd omgezet naar een Wlz-indicatie voor onbepaalde tijd. Het CIZ herzag deze indicatie op 1 mei 2019, waarbij het stelde dat eiser niet langer recht had op de Wlz-zorg. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het CIZ verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 27 november 2019.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 oktober 2020, waarbij de rechtbank de uitspraaktermijn verlengde. Eiser stelde dat er wel degelijk sprake was van een verstandelijke handicap en dat het CIZ onvoldoende had ingegaan op de noodzaak van 24 uur zorg in de nabijheid. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zijn besluitvorming mocht baseren op medisch advies, mits dit zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat het CIZ voldoende had aangetoond dat eiser niet langer was aangewezen op de geïndiceerde zorg, en dat de wijziging van zorgzwaartepakket VG03 naar VG02 gerechtvaardigd was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/680 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. H.H. van Steijn,
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 mei 2019 (primair besluit) heeft het CIZ de indicatie van eiser op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) herzien.
In het besluit van 27 november 2019 (bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 oktober 2020. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en mr. S. Kersjes-van Bussel namens het CIZ.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Feiten en omstandigheden

1. Op 27 mei 2011 heeft eiser een indicatie gekregen voor zorgzwaartepakket VG03 voor de duur van vijf jaar op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Deze indicatie is in 2015 op basis van het overgangsrecht omgezet in een Wlz-indicatie voor onbepaalde tijd.
Het CIZ heeft een heronderzoek gedaan naar eisers zorgsituatie. Bij het primaire besluit heeft het CIZ gesteld dat er op basis van de beschikbare informatie geen grondslag is vast te stellen die toegang geeft tot de Wlz. Eiser behoudt wel zorg vanuit de Wlz omdat hij onder het overgangsrecht valt. Het indicatiebesluit dat is afgegeven onder de AWBZ wordt echter herzien in die zin dat de indicatie voor zorgzwaartepakket VG03 (Wonen met begeleiding en verzorging) wordt omgezet in een indicatie voor zorgzwaartepakket VG02 (Wonen met begeleiding), met een overgangstermijn van drie maanden (ingangsdatum 1 augustus 2019). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 23 augustus 2019 heeft het CIZ het voornemen kenbaar gemaakt eisers bezwaar ongegrond te verklaren. Er is nader advies gevraagd aan het Zorginstituut Nederland (ZINL), daarna wordt er definitief beslist. Een concept beslissing op bezwaar is meegezonden.
Bij brief van 30 augustus 2019 heeft eiser op dat concept gereageerd. Op 3 september 2020 heeft hij aanvullende informatie toegezonden.
Op 28 oktober 2019 heeft er een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Vervolgens heeft het CIZ nogmaals het voornemen kenbaar gemaakt eisers bezwaar ongegrond te verklaren. Een nieuwe concept beslissing op bezwaar is meegezonden.
Op 26 november 2019 heeft het ZINL advies uitgebracht op basis van het dossier. Geconcludeerd wordt dat eiser het voordeel van de twijfel krijg met betrekking tot de grondslag verstandelijke handicap, maar dat niet gesproken kan worden van een noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid.
In het bestreden besluit heeft het CIZ het bezwaar ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

2. Eiser stelt, kort samengevat, dat er wel degelijk sprake is van een verstandelijke handicap. Ook is het CIZ volgens eiser onvoldoende ingegaan op de vraag waarom er geen sprake is van een noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid. Op basis van de overgelegde medische informatie, met name de rapportage van het capaciteitenonderzoek door orthopedagoog [naam orthopedagoog] van [naam bedrijf] van 4 juni 2019, kan de conclusie worden getrokken dat dit wel degelijk nodig is. Hieruit blijkt dat eiser forse problemen heeft om zich staande te houden in de maatschappij, er zijn problemen op alle domeinen. De begeleiding dient 24 uur per dag te kunnen interveniëren en stabiliseren.

Wettelijk kader

3. In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is bepaald dat een verzekerde recht heeft op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Op grond van artikel 3.2.4 van de Wlz kan het CIZ een indicatiebesluit herzien dan wel intrekken, indien het CIZ vaststelt dat:
a. door de verzekerde of derden onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, of b. de verzekerde niet langer op de geïndiceerde zorg is aangewezen.

Overwegingen

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt heeft. Zijn indicatiebesluit kan dan ook uitsluitend worden ingetrokken of herzien op de grond dat hij niet langer aangewezen is op de geïndiceerde zorg in de zin van artikel 3.2.4, aanhef en onder b van de Wlz.
4.2
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in haar uitspraak van 30 oktober 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3445) in het kader van dit artikel geoordeeld dat de herziening of intrekking van een indicatiebesluit niet kan worden gebaseerd op de beoordeling dat geen sprake is van een grondslag verstandelijke handicap in de zin van artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef, van de Wlz; uitsluitend het niet langer aangewezen zijn op de geïndiceerde zorg kan een grond opleveren voor intrekking of herziening van een indicatiebesluit.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank is de discussie tussen partijen over het al dan niet vast kunnen stellen van de grondslag verstandelijke handicap niet relevant voor de verdere beoordeling, omdat dit niet dragend kan zijn voor het bestreden besluit en in dit geval ook niet uitsluitend dragend is in het bestreden besluit. Daarin stelt het CIZ zich namelijk ook op het standpunt dat bij eiser geen sprake meer is van de noodzaak van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid en eiser daardoor niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg van zorgzwaartepakket VG03.
4.4
Omdat sprake is van een herziening van een lopende indicatie, ligt het op de weg van het CIZ om aan te tonen dat eiser per 1 augustus 2019 (datum in geding) niet langer is aangewezen op de Wlz-zorg van zorgzwaartepakket VG03.
4.5
Het standpunt van het CIZ is gebaseerd op adviezen van de medisch adviseur en de arts van het ZINL.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:33) mag het CIZ zijn besluitvorming baseren op een medisch advies als is gebleken dat dit advies volledig is en op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van eiser om objectieve en controleerbare gegevens in te dienen die aanleiding geven voor twijfel aan de zorgvuldigheid of juistheid van het medisch advies.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de medische adviezen van het CIZ en van het ZINL op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het dossier van eiser is bestudeerd, waaronder het verslag van het huisbezoek van 21 november 2018 en informatie van behandelaars en begeleiders, alsmede gegevens die eiser in bezwaar heeft ingediend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ zijn standpunt inzichtelijk en voldoende gemotiveerd met de rapporten van de medisch adviseurs van het CIZ en van het ZINL.
In het bestreden besluit stelt het CIZ terecht dat de actuele zorgbehoefte van eiser bepalend is voor vaststelling van het recht op zorg. Volgens het CIZ is bij eiser geen sprake (meer) van een noodzaak tot permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid. Opgemerkt wordt dat eiser zelfstandig woont met ambulante begeleiding. Hij kan naast de geplande begeleidingsmomenten een beroep doen op de begeleiding. Eiser wordt in staat geacht adequaat om hulp te kunnen vragen en deze ook af te kunnen wachten. Er is geen sprake van een risico op ernstig nadeel zoals bedoeld in de Wlz. Het CIZ stelt daarom dat er bij eiser geen sprake is van een behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid. Ook het ZINL komt tot deze conclusie in het advies van 26 november 2019.
4.6
Eiser stelt dat die conclusie niet juist is en verwijst daarbij naar de rapportage van 4 juni 2019 van orthopedagoog [naam orthopedagoog] van [naam bedrijf]. In het verweerschrift is het CIZ hier uitgebreid op ingegaan. Volgens het CIZ blijkt uit deze rapportage dat eiser ten tijde van de indicatie in 2011 en de periode daarvoor geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat er sprake was van middelengebruik en criminele activiteiten. Hij is tijdelijk opgenomen geweest op de PAAZ-afdeling. Sinds 2015 huurt eiser zelfstandig een appartement van een reguliere woningbouwcorporatie. Hij ontvangt ambulante begeleiding met 4 dagdelen (middagen) dagbesteding vanuit [naam bedrijf]. Zijn administratie en financiën worden geregeld door een bewindvoerder en een mentor.
4.7
Uit het rapport van [naam orthopedagoog] blijkt verder dat eiser door middel van sms’jes en telefoontjes begeleiding ontvangt over bijvoorbeeld geplande afspraken. Er zijn wekelijks contactmomenten om de post door te spreken en om bijvoorbeeld een planning voor het huishouden te maken. Het CIZ heeft toestemming gevraagd om contact op te nemen met de persoonlijk begeleider van eiser om te bezien hoe vaak er daadwerkelijk contactmomenten zijn en om te kijken welke en hoeveel zorg wordt ingezet, maar deze toestemming is niet gegeven. Eiser is zelfstandig in zijn zelfzorg, voert het huishouden uit, doet boodschappen, pint zijn leefgeld, kookt maaltijden, zorgt voor zijn hond en rijdt zelfstandig met de scooter van [plaatsnaam] naar [plaatsnaam 2]. De begeleiding gaat mee naar afspraken met artsen en reclassering. Hij wordt daarnaast gehaald en gebracht voor dagbesteding en mag daar op eigen aangeven naar toe. Hij kan altijd hulp inschakelen van de begeleiding als hij dat nodig heeft; de begeleiding heeft ook een sleutel van zijn appartement. Er zijn twee incidenten bekend waarbij eiser de begeleiding heeft geweigerd, de overige gestelde interventies zijn niet met stukken onderbouwd.
4.8
Naar het oordeel van de rechtbank merkt het CIZ dan ook terecht op dat [naam orthopedagoog] weliswaar stelt dat er een noodzaak is voor 24 uur zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen, maar dat uit die rapportage blijkt dat die zorg feitelijk niet is gegeven de afgelopen vier jaren. Dit heeft niet tot ernstig nadeel geleid. Overigens is gesteld noch gebleken dat de wijziging van zorgzwaartepakket VG03 naar zorgzwaartepakket VG02 met ingang van 1 augustus 2019 voor problemen heeft gezorgd.
4.9
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ zich dan ook voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet meer op de geïndiceerde zorg, te weten zorgzwaartepakket VG03, is aangewezen. Het CIZ was dan ook bevoegd om de indicatie te herzien en om te zetten naar een indicatie voor zorgzwaartepakket VG02.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond
6. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 15 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.