ECLI:NL:RBZWB:2020:6392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
02/035258-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Goossens
  • J. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak wegens poging tot doodslag en mishandeling

Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 december 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het medeplegen van poging tot doodslag en het schoonmaken van bloedsporen om een misdrijf te verhullen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte geweldshandelingen had verricht die tot letsel bij het slachtoffer hadden geleid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de video-opname te zien of te horen was en dat er geen letsel bij haar was vastgesteld dat duidde op betrokkenheid bij het geweld. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van feit 1 en ook van feit 2, omdat niet kon worden bewezen dat zij met haar schoonmaakhandelingen het onderzoek had bemoeilijkt. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank hefte tevens het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/035258-20
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman: mr. H. van Asselt, advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 december 2020, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
samen met anderen meerdere geweldhandelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] ernstig gewond is geraakt, wat haar primair wordt verweten als medeplegen van poging tot doodslag, subsidiair als medeplegen van poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als mishandeling;
Feit 2
bloedsporen heeft schoongemaakt om een misdrijf te verhullen of onderzoek door de politie hiernaar de bemoeilijken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Voor de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling kan volgens haar wel een veroordeling volgen. Zij verwijst hiervoor naar de verklaring van verdachte, die zij direct bij aankomst van de politie heeft afgelegd, inhoudende dat zij zich heeft verdedigd met een fles die op het aanrecht stond. Deze verklaring wordt ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse, te weten dat er bloedsporen aanwezig waren op zowel de lege wijnfles die op het aanrecht stond als op de schoenen van verdachte, en het geconstateerde letsel bij [slachtoffer] .
Feit 2
De officier van justitie voert aan dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte schoonmaakhandelingen heeft verricht en daardoor bloedsporen heeft verwijderd, maar dat niet kan worden bewezen dat verdachte hierbij het oogmerk had om een misdrijf te verhullen of de opsporing hiernaar te bemoeilijken. Voor feit 2 dient daarom vrijspraak te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit integraal vrijspraak voor feit 1 wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte enige rol heeft gehad bij het veroorzaken van letsel bij [slachtoffer] . De enkele verklaring van verdachte die zij direct na aankomst van de politie heeft afgelegd, te weten dat zij zich heeft verdedigd met een fles, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 voert de verdediging aan dat verdachte niet kan worden verweten dat zij met haar schoonmaakhandelingen sporen heeft weggemaakt of het onderzoek naar een strafbaar feit heeft bemoeilijkt, aangezien de politie reeds ter plaats was geweest en alle sporen had veiliggesteld. Bovendien is artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld voor derden die behulpzaam zijn bij het verhullen van een strafbaar feit. Nu verdachte zelf wordt verdacht van het strafbare feit waar de schoonmaakhandelingen betrekking op hebben, kan dit feit haar niet ten laste worden gelegd. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 7 februari 2020 rond 21:30 uur kwam [slachtoffer] op bezoek bij verdachte en haar partner, medeverdachte [naam] , op het adres [adres] in Bergen op Zoom, waar ook medeverdachte [medeverdachte] aanwezig was. Omstreeks middernacht werd [slachtoffer] door [naam] en [medeverdachte] naar buiten de trap af gedragen en zwaar gewond op de openbare weg neergelegd, waar korte tijd later de politie ter plaatse kwam. [naam] en [medeverdachte] hadden op dat moment bloed aan hun kleding en handen en de knokkels van hun beider handen waren gezwollen.
[slachtoffer] had diverse verwondingen aan zowel zijn hoofd als lichaam. Zijn ogen waren ernstig gezwollen, boven zijn linker wenkbrauw had hij een snee van ongeveer 4 centimeter, op zijn achterhoofd zat een open wond van ongeveer twee centimeter lengte, op zijn rug liepen twee rode striemen met een lengte van 25 centimeter en op zijn rechter scheenbeen zat een open wond met een diameter van ongeveer vijf centimeter. Na onderzoek in het ziekenhuis werd geconstateerd dat er bij [slachtoffer] sprake was van fors traumatisch letsel, bestaande uit uitgebreide forse aangezichtsfracturen, waarvoor hechtingen zijn geplaatst en een operatie door de kaakchirurg is verricht, een klaplong (pneumothorax), meerdere ribfracturen en hersenletsel (subduraal hematoom en epiduraal hematoom).
In de woning bevond zich verdachte. Zij had bloed op haar schoenen. In de woning was een grote hoeveelheid bloedsporen aanwezig, onder andere in de hal, de keuken en de woonkamer. De poef in de woonkamer bevatte meerdere bloedspoorpatronen in de vorm van bloedspatten en bloedstroompatronen, welk impactpatroon door gebruik van forse kracht moet zijn ontstaan. Dit bloed bleek afkomstig te zijn van [slachtoffer] . Daarnaast lagen in de woning diverse voorwerpen met daarop bloedsporen: kledingstukken, een honkbalknuppel, twee messen en een lege wijnfles. Ook het bloed op het uiteinde van de honkbalknuppel bleek afkomstig te zijn van [slachtoffer] .
Het celmateriaal op het handvat van de honkbalknuppel bleek een DNA-mengprofiel te zijn, waarbij de hypothese dat medeverdachte [naam] één van de donoren is veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat het celmateriaal afkomstig is van vier onbekenden.
Daarnaast liep er een sleepspoor van bloed vanaf de woning over de trappengalerij naar beneden.
Van het moment dat [slachtoffer] gewond in voornoemde woning aanwezig was, is een video-opname gemaakt. Hierop is [slachtoffer] te zien, die reeds gewond was aan zijn gezicht en bloedde. Daarnaast is een sok te zien met blauwe steenstukken, waarvan [medeverdachte] heeft verklaard dat hij soortgelijke sokken droeg die avond. Verder is te zien dat er tegen de rechterhals van [slachtoffer] een voorwerp wordt gedrukt. Op de video-opname is de stem van medeverdachte [naam] te horen. Door een ander wordt daarbij gezegd dat “hij niet dood hoeft”, dat “hij moet betalen”. Ook wordt gevraagd om zijn gezicht te laten zien waarna de ander zegt: “Wat heb je gedaan? Je hebt hem goed behandeld maat”.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat in de woning ter hoogte van de poef een geweldincident heeft plaatsgevonden waarbij, gelet op de grote hoeveelheid bloed en het uitgebreide bloedspattenpatroon, veel kracht is gebruikt. De rechtbank gaat er vanuit dat hierbij gebruik is gemaakt van de aangetroffen honkbalknuppel. Dat [slachtoffer] al gewond was toen hij bij de woning aankwam, zoals medeverdachten [naam] en [medeverdachte] hebben verklaard, volgt de rechtbank dan ook niet. Ook uit het forensisch onderzoek volgt dat geen aanwijzingen aanwezig zijn voor het scenario dat [slachtoffer] al bebloed de trappengalerij naar boven is gegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn het medeverdachten [naam] en [medeverdachte] geweest die dit geweld hebben toegepast. Zij waren immers naast verdachte als enigen in de woning aanwezig en beiden hadden verwondingen/zwellingen op de knokkels van hun handen. Dat deze verwondingen zijn ontstaan door het slaan tegen een muur, zoals [naam] en [medeverdachte] hebben verklaard, acht de rechtbank in het licht van de andere bewijsmiddelen niet aannemelijk. Uit het filmpje blijkt voorts dat beide verdachten aanwezig en betrokken waren bij de op dat moment reeds gewonde [slachtoffer] , terwijl ook werd gesproken over “dat hij niet dood moest”. Ook heeft de rechtbank in dit verband acht geslagen op het gegeven dat op het handvat van de honkbalknuppel waarschijnlijk het DNA van medeverdachte [naam] zat en dat door getuige [getuige] is gezien dat de man met de baard (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte] ) helemaal onder het bloed zat.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , als gevolg waarvan hij pijn of letsel heeft ondervonden. Verdachte is namelijk niet op de video-opname te zien of te horen en bij verdachte is in tegenstelling tot de medeverdachten geen letsel te zien wat erop kan duiden dat zij heeft geslagen of geschopt. Het feit dat verdachte in eerste instantie aan de politie heeft verklaard dat zij zich heeft verdedigd met een fles en er een bebloede wijnfles in de woning is aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hoewel daarvoor wel aanwijzingen zijn, is niet komen vast te staan dat daadwerkelijk met de fles is geslagen. Daar komt bij dat verdachte in haar verhoor bij de politie afstand heeft genomen van deze eerste verklaring.
De rechtbank gaat er gelet op de beperkte grootte van de woning en de mate van het toegepaste geweld door [naam] en [medeverdachte] vanuit dat verdachte wel degelijk kennis heeft gehad van het feit dat [slachtoffer] in ernstige mate werd verwond.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat voornoemde rol van verdachte van onvoldoende gewicht is om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen medeverdachten [naam] en [medeverdachte] en verdachte. Het enkele feit dat verdachte aanwezig was in de woning en moet hebben geweten dat [slachtoffer] ernstig werd verwond, terwijl zij niet heeft ingegrepen is kwalijk, maar maakt niet dat zij een significante rol heeft gehad bij of een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het veroorzaken van letsel bij [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte daarom integraal vrijspreken van feit 1.
Feit 2
Verdachte heeft de ochtend nadat de politie ter plaatse was gekomen in het kader van feit 1 schoonmaakhandelingen verricht in en rondom de woning aan het [adres] te Bergen op Zoom. Verdachte heeft hierover verklaard dat zij door haar buren was gevraagd het trappenhuis schoon te maken. De rechtbank stelt vast dat dit is gebeurd, nadat de politie reeds sporen had veiliggesteld en in eerste instantie de beslissing had genomen niet tot aanhouding van verdachte en medeverdachten [naam] en [medeverdachte] over te gaan. Pas nadat bekend werd dat de gezondheidssituatie van het slachtoffer [slachtoffer] verslechterde, heeft de politie besloten alsnog tot aanhouding over te gaan en verder onderzoek te verrichten in en rondom de woning.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte met haar handelen het oogmerk had sporen weg te maken of het onderzoek naar een strafbaar feit te bemoeilijken. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van feit 2.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 42.943,28 voor feit 1, waarvan € 33.943,28 ter zake van materiële schade en € 9.000,- ter zake van immateriële schade.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 1, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 1 (integraal) en feit 2;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Goossens en
mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
primairzij op of omstreeks 7 februari 2020 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met één of meer (hard(e)) voorwerp(en) en/of met een vuist en/of (open) hand op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt, en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geschopt en/of getrapt, en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met één of meer mes(sen), althans (een) dergelijk(e) puntig(e)/scherp(e) voorwerp(en), in het hoofd hebben/heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairzij op of omstreeks 7 februari 2020 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontwrichting van de bovenkaak en/of één of meer kaak- en/of aangezichtsfractu(u)r(en) en/of één of meer gebroken rib(ben) en/of een ingeklapte long en/of één of meer bloeding(en) in het hoofd, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met één of meer (hard(e)) voorwerp(en) en/of met een vuist en/of (open) hand op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen, en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te schoppen en/of trappen, en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met één of meer rnes(sen), althans (een) dergelijk(e) puntig(e)/scherp(e) voorwerp(en), in het hoofd te steken en/of snijden;
meer subsidiairzij op of omstreeks 7 februari 2020 te Bergen op Zoom, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met één of meer (hard(e)) voorwerp(en) en/of met een vuist en/of (open) hand op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft bekomen;
2.
zij op of omstreeks 8 februari 2020 te Bergen op Zoom, nadat op of omstreeks 7 februari 2020 te Bergen op Zoom enig misdrijf, te weten een poging doodslag (artikel 45/287 Wetboek van Strafrecht) dan wel een zware mishandeling (artikel 302 Wetboek van Strafrecht) was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten één of meerdere bloedsporen heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken.